”De rechtbank:
verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 1991 tot een naar een belastbaar inkomen van f 73.140;
vermindert de navorderingsaanslag vermogensbelasting 1992 tot een naar belastbaar vermogen van f 311.000;
draagt verweerder op de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen dienovereenkomstig te verminderen en draagt verweerder verder op de aldus berekende verhogingen kwijt te schelden tot op 64% van de nagevorderde belasting;
vermindert de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2001 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.946 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.373;
vermindert de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2002 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.175 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.596;
vermindert de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2003 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.314 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.480;
vermindert de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2004 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.161 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.245;
vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.657,50, te betalen aan eiseres;
veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding van € 3.500;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 82 aan eiseres te vergoeden.”