10.Nu Ecopetrol en de Republiek Colombia tijdig de bevoegdheid van de Nederlandse rechter hebben betwist, kan evenmin bevoegdheid worden ontleend aan artikel 9, aanhef en onder a Rv (stilzwijgende aanvaarding van bevoegdheid).
11.1Llanos Oil stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van artikel 9, aanhef en onder b Rv. Volgens deze bepaling is de Nederlandse rechter die niet op grond van artikelen 2 tot en met 8 bevoegdheid toekomt, niettemin bevoegd indien een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt (het zogeheten absolute forum necessitatis).
11.2Het hof stelt voorop dat tussen partijen in confesso is dat de Colombiaanse rechter zich op grond van forumkeuze bevoegd zal achten om kennis te nemen van het onderhavige geschil alsmede dat de toegang tot deze rechter voor Llanos Oil niet feitelijk onmogelijk is (bijvoorbeeld door oorlog of natuurramp). In die opzichten is een procedure in Colombia dus niet onmogelijk.
11.3Volgens Llanos Oil is procederen in Colombia onmogelijk omdat daar voor haar geen eerlijke rechtsgang gewaarborgd is, zulks gelet op corruptie, slechte ervaringen die zij in deze zaak met de staat Colombia heeft opgedaan, vrees voor het leven van haar indertijd gevangengezette directeur [X] en zijn gezin, en het feit dat het in deze zaak om miljarden gaat. Wat daar ook van zij, afwezigheid van een behoorlijke rechtsgang zoals door Llanos Oil gesteld vormt naar het oordeel van het hof geen onmogelijkheid in de zin van artikel 9, aanhef en onder b Rv (absolute onmogelijkheid). Een dergelijke omstandigheid kan wel een ernstige bezwaarlijkheid opleveren die moet worden meegewogen in het kader van artikel 9, aanhef en onder c Rv in die zin dat het kan meebrengen dat het onaanvaardbaar is van een eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van de rechter van de desbetreffende staat onderwerpt (zie rechtsoverweging 12 hierna).
11.4Daar komt nog bij, in verband met artikel 9, aanhef en onder b Rv, dat Llanos Oil in haar inleidende dagvaarding, par. 104, zelf heeft opgemerkt dat indien wordt geoordeeld dat de forumkeuze meebrengt dat uitsluitend de Colombiaanse rechter bevoegd is, zij zich alsnog tot die rechter zal wenden doch dat dat niet haar voorkeur heeft. Daaruit spreekt niet dat zij een procedure aldaar onmogelijk acht.
11.5Dat de vordering van Llanos Oil, naar Ecopetrol en de Republiek Colombia stellen, door de Colombiaanse rechter vermoedelijk zal worden afgewezen omdat zij naar Colombiaans recht op 23 juli 2005 is verjaard, is – wat daar ook van zij – geen grond voor toepassing van artikel 9, aanhef en onder b Rv.
11.6De Nederlandse rechter kan dus geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 9, aanhef en onder b Rv. Grief 1 faalt.
12.1Llanos Oil stelt voorts dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van artikel 9, aanhef en onder c Rv. Volgens deze bepaling is de Nederlandse rechter die niet op grond van artikelen 2 tot en met 8 bevoegdheid toekomt, niettemin bevoegd indien (i) de bij dagvaarding in te leiden zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden, en (ii) het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt (het zogeheten relatieve forum necessitatis). Volgens de wetgever dient deze bepaling restrictief te worden uitgelegd, gezien ook de gebezigde bewoording (‘onaanvaardbaar’ en ‘vergen’), zo blijkt uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 41). In deze memorie wordt op p. 43 voorts opgemerkt dan de rechter grote terughoudendheid dient te betrachten waar het gaat om voldoende binding met de Nederlandse rechtssfeer:
“Omdat de Nederlandse rechtsmacht enger kan worden begrensd wanneer geen sprake is van absolute onmogelijkheid doch slechts van ernstige bezwaarlijkheid van procederen elders, eist onderdeel c naast de onaanvaardbaarheid van de noodzaak zich tot de rechter van een vreemde staat te wenden het bestaan van een voldoende binding met de Nederlandse rechtssfeer. Vanzelfsprekend zal de rechter op dit punt grote terughoudendheid in acht hebben te nemen, zoals ook naar voren komt uit het in de aanhef blijkende uitzonderingskarakter van artikel 1.1.8[artikel 9, hof].
Voldoende binding met Nederland is in ieder geval aanwezig als de eiser in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft.”
12.2Tussen partijen staat in dit verband het volgende vast. Eiseres in eerste aanleg, Llanos Oil, is opgericht naar het recht van het Isle of Man, is aldaar gevestigd en heeft een nevenvestiging in Bogotá, Colombia. Llanos Oil heeft geen (neven)vestiging in Nederland. Haar statutaire doelstelling is de exploratie en de winning van olie in Colombia. Gedaagden zijn de Republiek Colombia en Ecopetrol, een Colombiaanse onderneming die geen (neven)vestiging of activiteiten in Nederland heeft. Het geschil heeft betrekking op de beëindiging van een overeenkomst ter zake van de exploratie en exploitatie van olie in Colombia. De overeenkomst bevat een forumkeuze voor de Colombiaanse rechter en een rechtskeuze voor Colombiaans recht.
Dit alles duidt er naar het oordeel van het hof op dat de zaak nauw verbonden is met Colombia en levert geen verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer op.
12.3Ter adstructie van haar stelling dat de onderhavige zaak toch voldoende met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden, heeft Llanos Oil de volgende omstandigheden gesteld: (a) de beide oprichters en bestuurders van Llanos Oil hebben de Nederlandse nationaliteit; (b) de beide oprichters en bestuurders van Llanos Oil zijn geboren en getogen in Nederland; (c) de beide oprichters en bestuurders van Llanos Oil spreken vloeiend Nederlands; (d) de beide oprichters en bestuurders van Llanos Oil hebben hun familie in Nederland; (e) de beide oprichters en bestuurders van Llanos Oil hebben een woning en overige activa in Nederland; (f) de aandeelhouders van Llanos Oil zijn merendeels Nederlands; (g) Ecopetrol heeft activa in Nederland; (h) mensenrechten zijn in het geding; en (i) zowel de Nederlandse regering als de Tweede Kamer hebben zich het lot van de directie van Llanos Oil aangetrokken op grond van het Nederlanderschap van de directie. Bij pleidooi in hoger beroep heeft Llanos Oil daar nog als omstandigheden aan toegevoegd dat de beide heren [X] thans in Nederland wonen en vanuit Nederland Llanos Oil aansturen, dat de aandeelhoudersvergaderingen van Llanos Oil in Nederland plaatsvinden net als de informatievoorziening over deze zaak aan derden.
12.4Deze omstandigheden zijn door Ecopetrol en de Republiek Colombia in eerste aanleg en ook in hoger beroep (deels) betwist.
12.5Naar het oordeel van het hof brengen genoemde omstandigheden – ook indien zij alle zouden vaststaan – ieder voor zich en ook tezamen niet mee dat de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. Omstandigheden (a) tot en met (e) betreffen oprichters en bestuurders en zijn naar het oordeel van het hof in dezen niet relevant; deze personen zijn in deze procedure ook geen partij. Overigens staat als enerzijds gesteld en anderzijds onweersproken vast dat de beide heren [X] jaren in Colombia hebben gewoond en gewerkt, dat ze allebei ook de Colombiaanse nationaliteit hebben en dat een van hen daarnaast de Amerikaanse nationaliteit bezit (vgl. rechtsoverweging 3.14 van het bestreden vonnis). Omstandigheid (f) betreft kennelijk de nationaliteit van de meeste aandeelhouders en legt naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal (nog daargelaten dat met deze stelling niets is gezegd over de vraag hoeveel procent van het aandelenkapitaal wordt gehouden door deze Nederlandse aandeelhouders). Omstandigheden (g), (h) en (i) brengen niet mee dat de zaak voldoende is verbonden met Nederland. Hetgeen Llanos Oil overigens in dit verband heeft aangevoerd (vgl. onder 12.3
in fine) – daargelaten de vraag of zij dat tijdig heeft aangevoerd – kan niet tot een ander oordeel leiden.
Het bovenstaande geldt te meer in het licht van hetgeen onder 12.2 is overwogen en van de (door Ecopetrol en de Republiek Colombia onbestreden gestelde) omstandigheid dat Llanos Oil zich in voorkomende gevallen presenteert als (overwegend) Amerikaans bedrijf (vgl. rechtsoverweging 3.14 van het bestreden vonnis).
12.6Nu niet is voldaan aan het vereiste van voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer (vereiste (i)), kan artikel 9, aanhef en onder c Rv geen bevoegdheid verschaffen. Aan de vraag of het onaanvaardbaar is van Llanos Oil te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de Colombiaanse rechter onderwerpt (vereiste (ii)), komt het hof daarom niet toe. Grieven 2 tot en met 6 en 14 falen.
13.1Llanos Oil stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen Ecopetrol op grond van artikel 10 juncto 767 Rv (forum arresti).
13.2In dit verband is van belang of de in de Guatapuri-overeenkomst opgenomen forumkeuze voor de Colombiaanse rechter exclusief is. Indien de Colombiaanse rechter immers op grond van een exclusieve forumkeuze bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen Ecopetrol, dan zal de Nederlandse rechter volgens vaste rechtspraak geen bevoegdheid kunnen ontlenen aan artikel 10 juncto 767 Rv (HR 17 december 1993, NJ 1994, 348 en 350 (Esmil); HR 16 juni 1995, NJ 1996, 256 (Rani Padmini)).
13.3De vraag of de forumkeuze exclusief is, is een (materieelrechtelijke) kwestie van uitleg van het desbetreffende beding (HR 9 november 2012, rov. 3.4.1, En’kov/Ingosstrakh Insurance Company, ECLI:NL:HR:2012:BX0331; conclusie A-G Vlas, par. 2.6, ECLI:NL:PHR:2012:BX0331). De rechtbank heeft geoordeeld dat op deze vraag Nederlands recht van toepassing is (rechtsoverweging 3.18 van het bestreden vonnis). Daartegen is in hoger beroep geen grief gericht noch is deze kwestie anderszins onderdeel van de rechtsstrijd in hoger beroep zodat het hof dient uit te gaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht in dezen. 13.4Naar Nederlands recht komt het bij de uitleg van het forumkeuzebeding aan op de tekst daarvan en de zin die partijen daar over en weer redelijkerwijs aan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
13.5Het hof is, met Ecopetrol, van oordeel dat de forumkeuze voor de Colombiaanse rechter is neergelegd in artikel 28.2. Hierin wordt ondubbelzinnig bepaald dat de daarin genoemde geschillen betreffende de overeenkomst (“
Los desacuerdos que surjan entre las Partes sobre asuntos de derecho relacionados con la interpretación y ejecución del contrato”) moeten worden voorgelegd aan de Colombiaanse rechter.
13.6Artikel 35, dat blijkens zijn titel gaat over de toepassing van de Colombiaanse wetten, bepaalt in de tweede zin onder meer (niet dat
geschillenvoortvloeiend uit de onderhavige overeenkomst zijn onderworpen aan de rechtsmacht van de Colombiaanse rechter maar) dat
Llanos Oilis onderworpen aan de rechtsmacht van de Colombiaanse rechter. Dat pleit tegen kwalificatie als forumkeuze. Dat klemt te meer wanneer deze frase wordt gelezen in samenhang met het daaropvolgende gedeelte van artikel 35. Alsdan blijkt dat deze bepaling er toe strekt dat, eenvoudig gezegd, Llanos Oil in geval van een geschil haar heil dient te zoeken bij de
rechter– de Colombiaanse rechter – en niet in de
diplomatie(tenzij sprake is van rechtsweigering).
13.7Die strekking van artikel 35 strookt met hetgeen Llanos Oil zelf heeft aangevoerd ter zake van de zogeheten Calvo-doctrine. Llanos Oil stelt immers (i) dat artikel 35 alle kenmerken in zich heeft van deze doctrine, (ii) dat in Colombia sterk wordt gehecht aan deze doctrine, (iii) dat deze doctrine inhoudt dat vreemdelingen in hun contracten met staten in Latijns-Amerika worden verplicht om afstand te doen van diplomatieke bescherming door hun eigen staat in het algemeen of in ieder geval zolang lokale rechtsmiddelen nog niet zijn uitgeput, zulks omdat vreemdelingen geen recht dienen te hebben op een betere behandeling dat de eigen onderdanen, en (iv) dat Colombia een kleine uitzondering toestaat in geval van rechtsweigering. Ecopetrol heeft onbetwist gesteld dat haar deze strekking destijds ook voor ogen stond. Dat deze doctrine en daarmee artikel 35 volgens Llanos Oil “eigenlijk niet te verzoenen [is] met het volkenrecht” doet – wat daar verder ook van zij – aan voormelde strekking van deze bepaling niet af.
13.8Die strekking doet er evenmin aan af dat artikel 35 tegelijkertijd duidelijk maakt dat de enige in aanmerking komende rechter de Colombiaanse is, hetgeen ook in de laatste zin van dit artikel (over rechtsweigering) naar voren komt. Aldus beklemtoont artikel 35 de exclusiviteit van de forumkeuze in artikel 28.2.
13.9Artikel 35 bevat, kortom, niet de eigenlijke forumkeuze in de Guatapuri-overeenkomst (die is immers neergelegd in artikel 28.2), doch bevestigt die forumkeuze wel en onderstreept het exclusieve karakter daarvan.
13.1Llanos Oil heeft in hoger beroep betoogd dat de uitzondering in artikel 35 ter zake van rechtsweigering (“
excepto en el caso de denegación de justicia”) betrekking heeft op alle voorafgaande zinsdelen inclusief (wat in haar ogen is) de forumkeuze (“
se somete a la jurisdicción de los tribunales colombianos”), zulks omdat deze zinsdelen niet worden gescheiden door komma’s. Het hof verwerpt dit betoog, reeds omdat deze lezing tot het onaannemelijke en onlogische resultaat zou leiden dat de rechtskeuze óók zou komen te vervallen (“
Este contrato se rige en todas sus partes por las leyes colombianas”). Bovendien lijkt deze lezing strijdig met de door Llanos Oil gestelde Calvo-doctrine. Die doctrine behelst volgens Llanos Oil immers, kort gezegd, dat vreemdelingen in dit soort contracten afstand moeten doen van
diplomatieke beschermingtenzij sprake is van rechtsweigering. Dat laat forum- en rechtskeuze onverlet.
13.11Net als de rechtbank overweegt ook het hof dat bij gebreke aan concrete gegevens over de onderhandelingen bij de totstandkoming van de Guatapuri-overeenkomst daaraan geen aanwijzingen over de bedoeling van partijen kunnen worden ontleend. Wel kan in algemene zin worden aangenomen dat partijen aandacht hebben besteed aan de bepalingen over (beslechting van) geschillen, nu deze overeenkomst is gesloten na voortijdige beëindiging door Ecopetrol van de in 1997 met Llanos Oil gesloten, vrijwel identieke Las Nievas-overeenkomst (rechtsoverweging 3.21.3 van het bestreden vonnis). Het hof voegt daar aan toe dat de bedoeling van Ecopetrol reeds aan de orde kwam onder 13.7, en dat de (door Llanos Oil gestelde) omstandigheid dat sprake is van een (op dit punt niet-onderhandelbaar) standaardcontract, niet relevant is. Feit is dat Llanos Oil er mee heeft ingestemd.
13.12Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat partijen in de Guatapuri-overeenkomst een exclusieve forumkeuze voor de Colombiaanse rechter zijn overeengekomen.
13.13Dat betekent (niet alleen dat deze forumkeuze derogerende werking heeft voor de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 2 Rv maar ook) dat geen bevoegdheid kan worden ontleend aan artikel 10 juncto artikel 767 Rv. Grieven 7 tot en met 13 falen.
Overige bevoegdheidsgronden; immuniteit