vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Vonnis in de incidenten van 30 mei 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 385355 / HA ZA 11-0226 van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht LLANOS OIL EXPLORATION LTD.,
gevestigd te Douglas, Isle of Man, kantoorhoudende te Bogota, Colombia,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de drie incidenten,
advocaat : mr. E.M. Kostense,
1. de REPUBLIEK COLOMBIA,
zetelend te Bogota, Colombia,
gedaagde 1 in de hoofdzaak,
eiseres in het eerste bevoegdheidsincident (incident I),
advocaat : mr. R.S. Meijer,
2.de rechtspersoon naar buitenlands recht ECOPETROL S.A.,
gevestigd te Bogota, Colombia,
gedaagde 2 in de hoofdzaak,
eiseres in het tweede bevoegdheidsincident (incident II),
eiseres in het derde incident tot opheffing van beslagen (incident III),
advocaat : mr. D. Knottenbelt.
Partijen zullen hierna Llanos Oil, de republiek Colombia en Ecopetrol genoemd worden.
1.De procedure
1.1Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de exploten van dagvaarding van 7 mei 2010;
- de ter eerste rolzitting van 19 januari 2011 door Llanos Oil overgelegde 41 producties en 6 sets beslagstukken;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid met vordering tot dadelijke onbevoegdverklaring, met 3 producties van de republiek Colombia;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en de voorwaardelijke incidentele conclusie tot opheffing van gelegde beslagen, met 6 producties van Ecopetrol;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 31 augustus 2011;
- de twee conclusies van antwoord in de incidenten met 6 respectievelijk 11 producties van Llanos Oil;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 2 november 2011;
- de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident, met één productie van Ecopetrol;
- de conclusie van dupliek in dat tweede bevoegdheidsincident, met 28 producties van Llanos Oil.
1.2Bij rolbeslissing van 18 april 2012 heeft de rechtbank de vonnisdatum in de drie incidenten nader bepaald op vandaag.
2.De geschillen
incident I
2.1De republiek Colombia vordert dat de rechtbank zich - zonder aanhouding of schorsing van de zaak - onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Llanos Oil, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Llanos Oil in de proceskosten, vermeerderd met de gebruikelijke nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en met de wettelijke rente vanaf die betalingsdatum.
incident II
2.2 Ecopetrol vordert dat de rechtbank zich bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Llanos Oil, met veroordeling van Llanos Oil in de kosten.
incident III
2.3Ecopetrol vordert, onder de voorwaarde dat wordt geoordeeld dat dit incident niets afdoet aan de positie van Ecopetrol in het bevoegdheidsincident, dat alle door Llanos Oil ten laste van Ecopetrol gelegde beslagen, althans de onder ABN AMRO (en haar rechtsopvolgers) gelegde beslagen worden opgeheven, althans, dat voor recht wordt verklaard dat deze beslagen ab initio zonder effect zijn geweest, althans, dat voor recht wordt verklaard dat deze beslagen van rechtswege zijn komen te vervallen, althans geëindigd zijn, en dat Llanos Oil wordt bevolen het vonnis aan te hechten aan ieder toekomstig verzoek tot verlof tot het leggen van beslagen ten laste van Ecopetrol.
in alle incidenten
2.4 Llanos Oil voert verweer in alle incidenten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover hier van belang, nader ingegaan.
3.De beoordeling
in alle incidenten
3.1De procedure in de hoofdzaak heeft betrekking op de beëindiging door Ecopetrol op 23 juli 2003 van de op 10 november 2002 met Llanos Oil gesloten concessieovereenkomst (hierna: de Guatapuri-overeenkomst). Daarin werd door Ecopetrol aan Llanos Oil het exclusieve recht verleend om gedurende 28 jaar fossiele brandstoffen te exploreren, te winnen en te exploiteren in een gebied van 97.050 hectare in het departement Cesar in de republiek Colombia. De Guatapuri-overeenkomst bevat een forumkeuze voor de Colombiaanse rechter en een rechtskeuze voor Colombiaans recht.
3.2Llanos Oil legt aan haar vorderingen in de hoofdzaak tegen Ecopetrol ten grondslag dat Ecopetrol de Guatapuri-overeenkomst op onrechtmatige wijze en in strijd met haar contractuele verplichtingen heeft beëindigd.
3.3Llanos Oil legt aan haar vorderingen in de hoofdzaak tegen de republiek Colombia ten grondslag dat de republiek Colombia ten aanzien van de handelingen die betrekking hebben op beëindiging van de Guatapuri-overeenkomst te vereenzelvigen is met Ecopetrol, dat tot 26 juni 2003 een staatsbedrijf was. Llanos Oil stelt dat de republiek Colombia daarnaast uit onrechtmatige daad zelfstandig aansprakelijk is jegens Llanos Oil, door Ecopetrol ertoe te bewegen de Guatapuri-overeenkomst te beëindigen en door een directeur en twee werknemers van Llanos Oil ten onrechte in verband te brengen met een strafrechtelijk dossier om aldus verweer door Llanos Oil tegen de beëindiging van de Guatapuri-overeenkomst feitelijk onmogelijk te maken.
in incident I en II voorts
3.4Er is geen verdrag dat of verordening die de rechtsmacht in deze zaak regelt. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter dient dan ook te worden beoordeeld op grond van titel 1, afdeling 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.5De Nederlandse rechter kan geen rechtsmacht ontlenen aan de artikelen 2 tot en met 6 Rv en ook niet aan artikel 8 Rv.
in incident I voorts
3.6Niet in geschil is dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft op grond van artikel 9 aanhef en onder a en b Rv. Het geschil is toegespitst op de vraag of rechtsmacht kan worden ontleend aan het tweede zogenaamde forum necessitatis van artikel 9 aanhef en onder c Rv. Daartoe is vereist (i) dat het onaanvaardbaar is van Llanos Oil te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt en (ii) dat de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt dat deze grondslag voor rechtsmacht restrictief moet worden opgevat en toegepast.
3.7Gesteld noch gebleken is dat aan een andere dan de Nederlandse of Colombiaanse rechter rechtsmacht kan toekomen. Aan de orde is dus de vraag of het onaanvaardbaar is van Llanos Oil te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de Colombiaanse rechter onderwerpt. Niet vereist is dat Llanos Oil dit laatste feitelijk ook heeft geprobeerd.
3.8Llanos Oil stelt dat uit de door haar geproduceerde verklaring van [A] (hierna: [A]), voormalig onderdirecteur van de DAS (de geheime dienst van de republiek Colombia), en uit de arrestatie van directeur [B] en twee werknemers van Llanos Oil blijkt dat Llanos Oil feitelijk geen kans heeft op een eerlijk proces in Colombia, laat staan een eerlijk proces tegen de republiek Colombia, die volgens Llanos Oil het gezag voert over haar eigen justitiële apparaat en niet schroomt om achter de schermen haar rechterlijke macht verstrekkend te sturen. Dat laatste blijkt volgens Llanos Oil ook uit de verklaring van [A].
3.9De verklaring van [A] houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"In December 2002, Mr. [C] (op dat moment directeur van de DAS; toevoeging rechtbank) again ordered me to find out about Llanos Oil and Servicios Petroleros del Caribe. When I asked him why he was so interested in those two companies, Mr. [C] replied that he had received orders from the President to involve companies Llanos Oil and Servicios Petroleros del Caribe and their directors in any investigation that would link them to illegal activities. The objective was to get Drummond to keep some of the business that Llanos Oil had at that time with Ecopetrol (I was not told which business)."
3.10Vaststaat dat Ecopetrol kort na beëindiging in juli 2003 van de Guatapuri-overeenkomst een vrijwel identieke overeenkomst heeft gesloten met Drummond, dat [B] en twee werknemers van Llanos Oil ruim een jaar later in september 2004 zijn gearresteerd op verdenking van het witwassen van drugsgelden voor paramilitaire groeperingen en dat [B] daarvoor door de Colombiaanse strafrechter tot een gevangenisstraf van 20 jaar is veroordeeld. In de door Llanos Oil in het geding gebrachte verklaring van de advocaat van [B] in zijn strafzaak, staat het volgende citaat uit het oordeel van het Colombiaanse Superior Court te Bogota over een beslissing van een lagere rechter in de strafzaak van [B]:
"This intermediate decision of the proceedings, which could possibly lead one to think that there has been a blatant violation of due process and the right to defense of the defendant, (...) could represent a Court's act that is contrary to the criminal standards in force (...)".
3.11Llanos Oil heeft verder gewezen op stukken waarin staat dat Colombia één van de meest corrupte landen ter wereld is en één van de gevaarlijkste plekken ter wereld, waar advocaten worden belemmerd in hun beroepsuitoefening en waar rechters met de dood worden bedreigd.
3.12De omstandigheden die in de onder 3.11 bedoelde stukken worden beschreven waren - ook indien zij geheel juist zouden zijn, maar dat kan in het midden blijven - ook al aanwezig toen Llanos Oil de Guatapuri-overeenkomst sloot. Llanos Oil moet geacht worden (ook toen) bekend te zijn (geweest) met deze omstandigheden, die haar er kennelijk niet van hebben weerhouden om de Guatapuri-overeenkomst met Ecopetrol te sluiten met daarin een rechtskeuze voor Colombiaans recht en een forumkeuze voor de Colombiaanse rechter. Voor Llanos Oil, die al lang voor het sluiten van de Guatapuri-overeenkomst actief was in Colombia, zijn dit dan ook geen uitzonderlijke, onvoorzienbare omstandigheden die maken dat het onaanvaardbaar is om van haar te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de Colombiaanse civiele rechter onderwerpt.
3.13De onder 3.9 en 3.10 bedoelde omstandigheden dateren van na het sluiten van de Guatapuri-overeenkomst. Deze omstandigheden betreffen in overwegende mate een directeur en twee werknemers van Llanos Oil en niet Llanos Oil zelf. Ze raken Llanos Oil wel en zijn daarom niet zonder betekenis. Met alleen deze gestelde omstandigheden heeft Llanos Oil echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van uitzonderlijke, onvoorzienbare omstandigheden die maken dat het onaanvaardbaar is om van haar te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de Colombiaanse civiele rechter onderwerpt.
3.14De zaak is ook onvoldoende met de Nederlandse rechtssfeer verbonden.
Llanos Oil heeft hierover gesteld dat haar beide oprichters en bestuurders, de gebroeders [B], de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn geboren en getogen in Nederland, vloeiend Nederlands spreken en familie en een woning in Nederland hebben en dat Llanos Oil merendeels Nederlandse aandeelhouders heeft.
Deze deels door de republiek Colombia weersproken omstandigheden houden - ook indien ze allemaal zouden vaststaan - onvoldoende aanknopingspunten in voor verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer. Dat geldt des te meer nu de republiek Colombia de stellingen van Llanos Oil heeft ontkracht door onweersproken te stellen dat de gebroeders [B] al jaren in Colombia wonen en werken, dat ze allebei ook de Colombiaanse nationaliteit hebben en dat een van hen daarnaast de Amerikaanse nationaliteit bezit, en dat Llanos Oil zich in voorkomende gevallen presenteert als (overwegend) Amerikaans bedrijf.
3.15Het voorgaande leidt ertoe dat de Nederlandse rechter in de zaak tegen de republiek Colombia geen rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 9 aanhef en onder c Rv.
in incident II voorts
3.16Llanos Oil heeft gesteld dat de Nederlandse rechter in de zaak tegen Ecopetrol primair op grond van artikel 10 jo 767 Rv rechtsmacht heeft.
3.17Vooropgesteld wordt dat naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer Hoge Raad 16 juni 1995, LJN ZC1761) een exclusieve forumkeuze voor een andere rechter in een tussen contractspartijen overeengekomen jurisdictieclausule in de weg staat aan de in artikel 767 Rv bedoelde bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van een hoofdvordering. Dat geldt ook indien met betrekking tot een onherroepelijke uitspraak van de volgens de jurisdictieclausule bevoegde rechter, bij gebreke van een daarop betrekking hebbend verdrag, geen verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland op de voet van artikel 985 en verder Rv kan worden verkregen. In dat geval is de Nederlandse rechter uitsluitend bevoegd om kennis te nemen van een op de voet van artikel 431 lid 2 Rv op grondslag van de uitspraak van de volgens de jurisdictieclausule bevoegde buitenlandse rechter in te stellen vordering.
3.18De toelaatbaarheid en de gevolgen van een forumkeuzebeding - de procesrechtelijke gevolgen van het beding - worden beheerst door de lex fori. Voor de derogerende werking van het forumkeuzebeding is dat de lex fori van de uitgesloten rechter. De vraag of sprake is van een exclusieve forumkeuze voor een andere rechter in de jurisdictieclausule in de Guatapuri-overeenkomst, die voor de Nederlandse rechter derogerende werking heeft, dient dus te worden beoordeeld naar Nederlands recht. Dat betekent dat het bij uitleg van de jurisdictieclausule aankomt op de tekst daarvan en de zin die partijen daar over een weer redelijkerwijs aan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.19Artikel 28.2 onder de kop DISAGREEMENTS van de Guatapuri-overeenkomst tussen Llanos Oil en Ecopetrol luidt als volgt:
"The disagreements that arise among the Parties about right matters related with the interpretation and execution of the contract that cannot be arranged in a friendly form, they will be subjected to the knowledge and decision of the jurisdictional branch of the Colombian public power".
In artikel 28.3 tot en met 28.5 is geregeld dat "all difference in fact or of a technical nature" en "all difference of accounting character" in eerste instantie wordt / worden voorgelegd aan de daar genoemde experts. Artikel 28.6 vervolgt met de bepaling dat: "In the case of disagreement among the Parties about the technical, countable or legal quality of the controversy, this will be considered legal and Clause 28 (numeral 28.2) will be applied."
3.20Artikel 35 met de kop APPLICATION OF THE COLOMBIAN LAWS van de Guatapuri-overeenkomst luidt als volgt:
"For all intents and purposes of this contract, the Parties shall have their principal place of business in the city of Bogota D.C., Republic of Colombia. This contract is governed in full by Colombian law, and THE ASSOCIATE (Llanos Oil, toevoeging rechtbank) shall be subject to the jurisdiction of the Colombian courts of law, and shall refrain from any attempt whatsoever of diplomatic claims to anything concerning his rights and obligations arising from this contract, except in the case of denial of justice. It is understood that there shall be no denial of justice when THE ASSOCIATE as a Party or Operator has had unhindered access to all of the resources and means of recourse which pursuant to Colombian law may be used before the official authority's jurisdictional branch."
3.21Kern van het geschil over de exclusiviteit van de forumkeuze is of de in artikel 35 van de Guatapuri-overeenkomst opgenomen uitzondering in geval van denial of justice alleen betrekking heeft op de meteen daarvoor genoemde diplomatieke inmenging of op de gehele daaraan voorafgaande bepaling, inclusief de forumkeuze voor de Colombiaanse rechter. Partijen zijn het erover eens dat de forumkeuze niet exclusief is als de uitzondering in geval van denial of justice mede betrekking heeft op de forumkeuze.
3.21.1Anders dan Llanos Oil heeft betoogd, leidt de tekst van artikel 35 van de Guatapuri-overeenkomst niet tot de conclusie dat de uitzondering terugslaat op al het voorgaande. Het door Llanos Oil gehanteerde argument dat er een komma - en geen punt - staat na de forumkeuze is net zo goed een argument voor het tegendeel. Met een komma kan namelijk (ook) een scheiding worden aangebracht tussen wat daarvoor en daarna komt.
3.21.2Bezien in samenhang met het door Ecopetrol aangehaalde artikel 28.2 van de Guatapuri-overeenkomst, waarin voor de gevallen dat een rechter wordt ingeschakeld zonder enige voorbehoud de Colombiaanse rechter wordt aangewezen, leidt de tekst van artikel 35 van de Guatapuri-overeenkomst tot de conclusie dat de daarin opgenomen forumkeuze voor de Colombiaanse rechter exclusief is en dat de uitzondering in geval van denial of justice alleen betrekking heeft op de direct daaraan voorafgaande diplomatieke inmenging en niet op de forumkeuze en de andere in deze bepaling geregelde onderwerpen.
3.21.3Bij gebreke aan concrete gegevens over de onderhandelingen bij de totstandkoming van de Guatapuri-overeenkomst - bijvoorbeeld over wat is besproken over de forumkeuze - kunnen daar geen aanwijzingen over de bedoeling van partijen aan worden ontleend. Wel kan in algemene zin worden aangenomen dat partijen aandacht hebben besteed aan de bepalingen over (beslechting van) geschillen, nu deze overeenkomst is gesloten na voortijdige beëindiging door Ecopetrol van de in 1997 met Llanos Oil gesloten, vrijwel identieke Las Nievas-overeenkomst.
3.21.4Over de bedoeling van partijen heeft Llanos Oil in algemene termen gesteld dat het praktisch verklaarbaar, want goed verdedigbaar, is om overeen te komen dat partijen zich tot een andere rechter kunnen wenden als de Colombiaanse rechter weigert recht te spreken, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat Colombiaanse rechtbanken onbetrouwbaar en onberekenbaar zijn en een eerlijke rechtsgang daar niet mogelijk is. Dit betoog, dat de vraag doet rijzen waarom onder deze omstandigheden een forumkeuze voor de Colombiaanse rechter wordt gemaakt, overtuigt niet. Dat geldt eens temeer daar Ecopetrol, die zich beroept op (exclusiviteit van) het forumkeuzebeding kennelijk een andere mening is toegedaan over de Colombiaanse rechtbanken.
3.21.5Het voorgaande leidt tot de conclusie dat partijen een exclusieve forumkeuze voor de Colombiaanse rechter zijn overeengekomen.
3.22Vanwege de exclusieve forumkeuze in de Guatapuri-overeenkomst kan geen rechtsmacht worden ontleend aan de gelegde beslagen. Aan beoordeling van de andere geschilpunten met betrekking tot de beslagen wordt niet toegekomen.
3.23Llanos Oil heeft ook ten aanzien van Ecopetrol gesteld dat rechtsmacht kan worden ontleend aan artikel 9 aanhef en onder c Rv. De overwegingen daarover in incident I gelden ook in dit incident II en dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
in incident I en II voorts - artikel 7 Rv
3.24Nu ten aanzien van zowel Ecopetrol als ook ten aanzien van de republiek Colombia de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, kan Llanos Oil die rechtsmacht ook niet ontlenen aan artikel 7 Rv.
in incident II voorts
3.25Het voorgaande leidt tot toewijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van de in het ongelijk gestelde partij Llanos Oil in de kosten van het incident van Ecopetrol, die worden begroot op € 1.472,- (€ 568,- griffierecht plus € 904,- salaris advocaat.
in incident I voorts
3.26 Er is geen grondslag voor toewijzing van het subsidiaire verzoek van Llanos Oil om de procedure aan te houden, althans te schorsen, totdat in een mogelijke Colombiaanse procedure uitspraak is gedaan. Het beroep van Llanos Oil op het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 juni 2007, JBPr 2007/88 en op HR 16 april 1999, JOR 1999/156 stuit reeds af op het feit dat, anders dan in die gevallen, hier geen sprake is van een in het buitenland eerder ingestelde en nu lopende procedure, waardoor er in dit geval geen concreet zicht is op een procedure als bedoeld in artikel 431 lid 2 Rv.
3.27Het voorgaande leidt tot toewijzing van de incidentele vordering, met veroordeling
van de in het ongelijk gestelde partij Llanos Oil in de kosten van dit incident inclusief de door de republiek Colombia gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten. De kosten in het incident aan de zijde van de republiek Colombia worden door de rechtbank begroot op € 1.020,- (€ 568,- griffierecht plus € 452,- salaris advocaat).
in de hoofdzaak
3.28Het oordeel in de incidenten I en II leidt tot de eindbeslissing van onbevoegdheid in de hoofdzaak.
in incident III
3.29Bij de stukken bevinden zich zes verloven van de voorzieningenrechter van deze rechtbank tot conservatoire derdenbeslagen door Llanos Oil ten laste van Ecopetrol, welke verloven dateren van 17 oktober 2008, 10 december 2008, 13 en 19 februari 2009, 2 maart 2009 en 19 november 2009. De in de incidentele vordering door Ecopetrol gekozen formulering alle beslagen wordt door de rechtbank opgevat als alle met de hiervoor bedoelde verloven gelegde conservatoire derdenbeslagen die doel hebben getroffen.
3.30Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 705 Rv blijkt dat deze bepaling waarborgt dat, als eenmaal verlof tot beslag is gegeven, steeds een Nederlandse rechter bevoegd is over een vordering tot opheffing van het beslag te oordelen. Uit deze bepaling, waarin de bevoegdheid wordt toegekend aan de voorzieningenrechter onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter, vloeit voort dat deze vordering zowel in de hoofdzaak als in kort geding kan worden gedaan. In de hoofdzaak kan de opheffing van het beslag worden gevorderd als vordering in de hoofdzaak of, zoals in dit geval, als incidentele vordering op de voet van art. 223 Rv.
3.31Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de voorwaarde waaronder Ecopetrol, deze incidentele vordering heeft ingesteld, te weten dat dit incident niets afdoet aan de positie van Ecopetrol in het bevoegdheidsincident.
3.32Niet gesteld of gebleken is dat Ecopetrol binnen de in de verloven gestelde termijnen buiten Nederland - in Colombia - (ook) een eis in de hoofdzaak heeft ingesteld. In samenhang met het hiervoor in incident II gegeven oordeel dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, betekent dit dat alle beslagen moeten worden opgeheven.
3.33De incidentele vordering wordt reeds daarom toegewezen, in de primaire vorm. Aan beoordeling van de overige geschilpunten in dit incident wordt aldus niet toegekomen.
3.34Het gevorderde bevel aan Llanos Oil om dit vonnis aan te hechten aan ieder toekomstig verzoek tot verlof tot het leggen van beslag ten laste van Ecopetrol wordt te verstrekkend geacht en wordt daarom afgewezen.
3.35Llanos Oil wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, die worden begroot op € 452,- salaris advocaat.
in de hoofdzaak en in de incidenten I en II
4.1.verklaart zich onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
in incident I
4.2.veroordeelt Llanos Oil in de proceskosten, aan de zijde van de republiek Colombia tot op heden begroot op € 1.020,-;
4.3.veroordeelt Llanos Oil tot betaling aan de republiek Colombia van de wettelijke rente over € 1.020,- vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis indien Llanos Oil dit bedrag niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan;
4.4.veroordeelt Llanos Oil in de nakosten van de republiek Colombia, begroot op
€ 131,- zonder betekening en verhoogd met € 68,- in geval van betekening;
in incident II
4.5.veroordeelt Llanos Oil in de proceskosten, aan de zijde van Ecopetrol tot op heden begroot op € 1.472,-;
in incident III
4.6.heft alle door Llanos Oil ten laste van Ecopetrol gelegde beslagen (zoals omschreven in rov. 3.29) op;
4.7.veroordeelt Llanos Oil in de proceskosten, aan de zijde van Ecopetrol tot op heden begroot op € 452,-;
in alle incidenten
4.8.verklaart de onderdelen 4.2 tot en met 4.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien, mr. L. Alwin en mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op woensdag 30 mei 2012.