Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 september 2013
MANDEMA EN PARTNERS B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Inzake ongeval [de (oud)leerlinge] tijdens gymles schooljaar 2002/2003 gevraagd om advies hoe LVO het beste kan handelen in deze kwestie t.o.v. het slachtoffer. De aansprakelijkheidsverzekering is destijds naar ING(het hof leest: Fortis)
overgesloten zonder het uitlooprisico bij bestaande verzekeraar en zonder inloop bij ING(het hof leest: Fortis)
te verzekeren. Dit risico voor eigen rekening is destijds een bewuste keuze van LVO geweest.”Eén en ander is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende om te concluderen dat LVO op dat moment met voldoende zekerheid wist dat zij aansprakelijk zou worden gesteld door [de (oud)leerlinge], dat zowel de verzekering bij Interpolis als de verzekering bij Fortis hiervoor geen dekking bood, en dat dit het gevolg was van een fout van ING. Nu B.C. Weert pas op 12 november 2007 aansprakelijk is gesteld door [de (oud)leerlinge] (productie 3 bij akte overlegging producties van LVO) en pas daarna definitief is komen vast te staan dat noch Interpolis noch Fortis dekking bood, terwijl LVO ING/Mandema op 8 juni 2011 formeel aansprakelijk heeft gesteld (productie 16 bij akte overlegging producties van LVO), wordt het beroep op verjaring verworpen.
beidepartijen, ziet het hof geen aanleiding om hieraan ten nadele van één van partijen gevolgen te verbinden.
“Met betrekking tot de “retro-active” het volgende. Gezien het schadeverloop op de toetredende scholen (E 80.000 + in drie jaar incl. reserve) en het schadepercentage op de bestaande scholen (400% +) alsmede het ontbreken van een omstandighedenmelding kunnen wij geen inloop geven vanaf de huidige datum in de polis die in 1994 ligt. Wellicht dat inloop vanaf 01-01-2001 mogelijk is maar dan is een volledig ingevulde en ondertekende omstandighedenverklaring nodig als bijgevoegd.”Op grond van deze stukken acht het hof vooralsnog aannemelijk dat ING in het kader van de overstap van Interpolis naar Fortis destijds heeft onderzocht wat de mogelijkheden waren om bij Fortis inloopdekking mee te verzekeren. LVO betwist dit als zodanig ook niet, maar stelt dat dit voor haar niet interessant was vanwege de hoge extra premie. Derhalve had het overleggen door LVO van een hiervoor benodigde omstandighedenmelding geen zin. Nu tussen partijen bovendien vast staat dat Fortis, indien deze voorafgaande aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst op de hoogte was geweest van het gymongeval van 13 december 2002, niet bereid zou zijn geweest hiervoor (inloop)dekking te bieden, kan dit punt verder onbesproken blijven.
“Verval van rechtenEr kan zich eengebeurtenisofomstandigheidvoordoen waarbij de verzekerde weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij mogelijk een beroep op de verzekering kan doen. Als de verzekerde een dergelijkegebeurtenisofomstandigheidniet binnen 1 jaar aanonsmeldt, kan hij – nadat dat jaar is verstreken – voor diegebeurtenisgeen rechten meer ontlenen aan de verzekering.(…)”Ook dit verweer faalt, nu gesteld noch gebleken is dat Interpolis door een melding door LVO van het gymongeval (uiterlijk) medio 2004, derhalve circa anderhalf jaar na het ongeval, in enig redelijk belang zou zijn geschaad. Dit laatste is immers een voorwaarde voor het slagen van een beroep op een vervalbeding door de verzekeraar. Dat het huidige artikel 7:941 lid 4 BW in de onderhavige zaak nog niet van toepassing was, doet hier niet aan af. Het hof wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9705 (NJ 2008, 57), waarin is geoordeeld dat art. 7:941 lid 4 BW is aan te merken als de vastlegging van de reeds naar oud recht gegroeide rechtsovertuiging op dit punt.
Beslissing
Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, op
donderdag 28 november 2013om
13.30 uur;