ECLI:NL:HR:2007:BA9705
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsrecht en meldingsplicht bij schadeclaims
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen Tros en de oorspronkelijke verzekeraars, Winterthur Schadeverzekeringmaatschappij N.V. en Fortis Corporate Insurance N.V., over de meldingsplicht bij schadeclaims. Tros had een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten en werd geconfronteerd met een vordering van [betrokkene 1], die stelde dat hij arbeidsongeschikt was door RSI-klachten. Tros had de schade te laat gemeld bij de verzekeraars, wat leidde tot een geschil over de vraag of het recht op uitkering was vervallen op basis van het vervalbeding in de verzekeringsvoorwaarden.
De rechtbank had de vorderingen van Tros afgewezen, maar het gerechtshof te Amsterdam vernietigde dit vonnis en wees de vordering van Tros grotendeels toe. De verzekeraars gingen in cassatie, waarbij zij aanvoerden dat de te late melding hen in hun belangen had geschaad. De Hoge Raad oordeelde dat voor een beroep op het vervalbeding niet alleen de te late melding van belang is, maar ook of de verzekeraars daadwerkelijk in hun belangen zijn geschaad. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om aan te tonen dat zij door een te late schademelding daadwerkelijk in hun belangen zijn geschaad, en dat het enkele feit dat zij niet tijdig zelfstandig onderzoek hebben kunnen doen, onvoldoende is om een beroep op het vervalbeding te rechtvaardigen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in het verzekeringsrecht, waar de meldingsplicht en de gevolgen van een te late melding centraal staan.