ECLI:NL:GHARN:2010:BN9397

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.015.089 tt
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding na ongeval met explosie van autoband

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 september 2010, gaat het om een hoger beroep inzake onrechtmatige daad en schadevergoeding na een ongeval waarbij een autoband explodeerde. Appellant sub 1, vertegenwoordigd door mr. M.T. Spetter, vorderde schadevergoeding van de geïntimeerde, Kwik-Fit Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. N.C.E. Scheltinga, naar aanleiding van letsel en materiële schade die hij had opgelopen door de explosie van de autoband. Het hof oordeelde dat de appellant sub 1 recht had op een schadevergoeding van € 70,-- voor materiële schade en € 1.000,-- voor immateriële schade, inclusief wettelijke rente. De hoogte van de schadevergoeding werd vastgesteld op basis van de aard en ernst van het letsel, waarbij het hof rekening hield met de omstandigheden van het geval.

Daarnaast werd in de zaak van appellant sub 2, die ook schadevergoeding eiste, een deskundigenonderzoek gelast om het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van Kwik-Fit en de door haar gevorderde schade vast te stellen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de aard en omvang van de schade en dat deskundigenadvies noodzakelijk was. De deskundige, prof. dr. K. Graamans, werd benoemd om de vragen omtrent de gehoorschade en de gevolgen daarvan te onderzoeken. Het hof besloot dat Kwik-Fit de kosten van het deskundigenonderzoek als voorschot moest betalen.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Zutphen voor zover gewezen tussen appellant sub 1 en Kwik-Fit en wees de vorderingen van appellant sub 1 toe. Voor appellant sub 2 werd de zaak aangehouden voor deskundigenonderzoek, waarbij het hof de verdere procedure afhankelijk maakte van de uitkomsten van dit onderzoek. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van deskundigenonderzoek in complexe schadezaken waar het causale verband tussen schade en onrechtmatig handelen ter discussie staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.015.089
(zaaknummer rechtbank 85171)
arrest van de tweede civiele kamer van 21 september 2010
inzake
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. M.T. Spetter,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kwik-Fit Nederland B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.C.E. Scheltinga.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 7 juli 2009, LJN BK9969, NJF 2010, 24 (hierna: het tussenarrest). Ingevolge dat tussenarrest heeft op 27 oktober 2009 een comparitie van partijen plaatsgevonden. [appellant sub 1]nten] hebben bij schrijven van 14 oktober 2009 de door het hof in het tussenarrest onder 4.17 gevraagde stukken aan het hof en aan Kwik-Fit toegezonden. Deze stukken worden geacht tot het procesdossier te behoren. Het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2 Vervolgens zijn de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Het hof heeft in het tussenarrest een comparitie van partijen gelast teneinde te worden geïnformeerd ((a)-(c) en (e)) respectievelijk te overleggen ((d)) over:
(a) (de hoogte van) de door [appellant sub 1] gevorderde schade;
(b) (de hoogte van) de door [appellant sub 2] gevorderde schade;
(c) het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van Kwik-Fit en de door [appellant sub 2] gevorderde schade;
(d) de benoeming van een deskundige ter beoordeling van hetgeen onder (b) en (c) is omschreven, de aan deze voor te leggen vragen en de persoon van de deskundige;
(e) de door partijen gevorderde veroordeling in de kosten van de in eerste instantie gehouden voorlopige getuigenverhoren en gelaste (voorlopige) deskundigenberichten,
en voorts voor het beproeven van een minnelijke schikking, die evenwel niet is tot stand gekomen.
(a) (de hoogte van) de door [appellant sub 1] gevorderde schade
2.2 [appellant sub 1] heeft de door hem gevorderde schade tot een bedrag van € 1.000,-- (inclusief wettelijke rente) aan smartengeld en € 70,-- aan materiële schade gehandhaafd. Gelet op de verklaring van de raadsman van Kwik-Fit ter comparitie “Over € 70,-- doet Kwik-Fit niet moeilijk”, is de door [appellant sub 1] gevorderde schadevergoeding van € 70,-- ter zake van de beschadiging van zijn trainingspak ten gevolge van het ongeval toewijsbaar.
2.3 Wat het smartengeld betreft heeft de raadsman van Kwik-Fit verklaard een bedrag van € 400,-- (zonder wettelijke rente) redelijk te vinden. De raadsvrouwe van [appellant sub 1] heeft ter comparitie verklaard dat ook de informatie van de huisarts, die spreekt over enkele maanden rugklachten, duizeligheid en spanningsklachten, maatgevend is. [appellant sub 1] zelf heeft ter comparitie verklaard de duizeligheid te hebben gehouden; hij kan zich niet anders voorstellen dan dat dit door het ongeval komt. Dit laatste geldt ook voor de hartklachten, benauwdheid en ernstige vermoeidheid die hij na het ongeval heeft gekregen. De raadsman van Kwik-Fit heeft niet de medische klachten van [appellant sub 1] maar wel het causaal verband tussen het ongeval en die klachten betwist. Hij heeft erop gewezen dat [appellant sub 1] voor zijn rugklachten één keer bij de huisarts is geweest.
2.4 Het hof heeft in het tussenarrest onder 4.15 geoordeeld dat [appellant sub 1] door het klappen van de autoband en de daarmee gepaard gaande knal is gevallen. Thans dient te worden onderzocht of er causaal verband is tussen het ongeval en de door [appellant sub 1] gestelde schadeposten.
2.5 Voor zover Kwik-Fit ter comparitie in hoger beroep heeft willen betogen dat [appellant sub 1] alleen een pijnlijk plekje links van de wervelkolom heeft overgehouden aan het ongeval, ziet zij eraan voorbij dat tussen partijen vast staat dat [appellant sub 1] als gevolg van de explosie van de band met zijn rug op de betonnen garagevloer is gevallen en dat hij nadien (door een rugkneuzing) een tijd last heeft gehad van zijn rug (eindvonnis onder 2.2 en tussenarrest onder 4.1).
2.6 Het hof is van oordeel dat in het midden kan blijven of [appellant sub 1] na en door het ongeval behalve rugklachten de door hem ter comparitie genoemde andere klachten (onder meer hartklachten) heeft gekregen. Het hof acht namelijk de vordering van [appellant sub 1] tot betaling van smartengeld ten bedrage van € 1.000,-- inclusief wettelijke rente toewijsbaar ook zonder dat die andere klachten vast staan. Daartoe wordt overwogen dat de particulier [appellant sub 1] als gevolg van de onrechtmatige gedraging van de onderneming Kwik-Fit (bestaande uit de schending van een veiligheidsverplichting door het in de directe aanwezigheid van [appellant sub 1] verrichten van reparatiewerkzaamheden aan de band met het verwezenlijkte risico dat deze zou exploderen, zonder hem te waarschuwen om voldoende uit de buurt van die werkzaamheden te blijven) rugklachten heeft opgelopen als hierboven omschreven onder 2.5.
2.7 Op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde die, zoals [appellant sub 1], lichamelijk letsel heeft opgelopen, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De rechter moet bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Hij is niet gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2001, NJ 2001, 215).
Het gaat hier om gering, enkelvoudig, letsel (namelijk een rugkneuzing) als bedoeld in het “Overzicht van de letselcategorieën” uit de door de ANWB uitgegeven Smartengeldgids, ter zake waarvan [appellant sub 1] geneeskundige hulp heeft ingeroepen en als gevolg waarvan [appellant sub 1] pijn heeft geleden. Volgens genoemd overzicht kan voor zodanig letsel een smartengeld van maximaal € 1.750,-- worden toegewezen. Het door [appellant sub 1] gevorderde bedrag van € 1.000,-- inclusief wettelijke rente komt op de dag dat dit arrest wordt gewezen neer op een hoofdsom van ongeveer € 743,--. Het hof acht dit bedrag op grond van hetgeen hiervoor is overwogen redelijk. Thans zal dan ook worden toegewezen een bedrag van
€ 70,-- wegens schade aan het trainingspak van [appellant sub 1], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ongeval tot aan die der voldoening, en een bedrag van € 1.000,-- inclusief wettelijke rente aan smartengeld. Het hof zal Kwik-Fit veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [appellant sub 1] bestaande uit salaris overeenkomstig het liquidatietarief. Wat de eerste aanleg betreft zal het hof, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, het griffierecht voor rolzaken sector kanton en het liquidatietarief voor salarissen in rolzaken sector kanton hanteren. Wat het hoger beroep betreft zal het hof de hoogte van het griffierecht bepalen op basis van het toegewezen bedrag en zal het hof, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, bij de waardering van de verrichte werkzaamheden van één punt in appeltarief I uitgaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zal het hof begroten overeenkomstig de Staffel incassokosten in rolzaken sector kanton.
(b) (de hoogte van) de door [appellant sub 2] gevorderde schade
(c) het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van Kwik-Fit en de door [appellant sub 2] gevorderde schade
2.8 Het hof zal in afwachting van de uitkomst van het hierna te gelasten deskundigenonderzoek thans nog niet ingaan op het causale verband (dat wil hier zeggen condicio sine qua non-verband) tussen het onrechtmatig handelen van Kwik-Fit en de door [appellant sub 2] gevorderde schade, noch op (de hoogte van) de door [appellant sub 2] gevorderde schade.
(d) de benoeming van een deskundige ter beoordeling van hetgeen onder (b) en (c) is omschreven, de aan deze voor te leggen vragen en de persoon van de deskundige
2.9 Nu partijen blijkens de door hen ter comparitie in hoger beroep ingenomen standpunten van mening blijven verschillen over de aard en omvang van de door [appellant sub 2] gestelde gehoorschade en het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van Kwik-Fit en die gehoorschade, en ook de door partijen tijdens de procedure overgelegde rapporten van de door hen geraadpleegde partijdeskundigen elkaar tegenspreken, ziet het hof zich genoodzaakt een deskundigenonderzoek te gelasten.
2.10 De raadslieden van partijen hebben ter zitting verklaard het eens te zijn over de personen van de te benoemen deskundigen, namelijk de KNO-artsen prof. dr. G.J. Hordijk (UMC Utrecht) en prof. dr. K. Graamans (UMC Nijmegen). Op grond van na de zitting door het hof met partijen en genoemde deskundigen gevoerd overleg is het, mede vanuit het oogpunt van kostenbeheersing, wenselijk gebleken over te gaan tot de benoeming van één deskundige, namelijk prof. Graamans, welke deskundige zich zo nodig door een audioloog zal laten adviseren over de beantwoording van de door het hof te stellen vragen omtrent tinnitusmaskeerders/hoortoestellen en de daaraan verbonden kosten. Nu partijen niet binnen de gestelde termijn hebben gereageerd op het verzoek van het hof zich uit te laten over het vorenstaande, zal het hof overgaan tot benoeming van prof. Graamans als deskundige.
2.11 Wat betreft de aan deze deskundige voor te leggen vragen overweegt het hof als volgt. Kwik-Fit heeft zich op het standpunt gesteld dat de vraag naar het causaal verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten van [appellant sub 2] eerst aan de orde kan komen nadat duidelijk is geworden hoeveel geluid bij de explosie is vrijgekomen. [appellant sub 2] heeft zich hiertegen verzet.
2.12 Veronderstellenderwijs ervan uitgaand dat vaststelling van het geluidsniveau ten tijde van de explosie noodzakelijk is ten behoeve van het deskundigenonderzoek, overweegt het hof als volgt. Volgens Kwik-Fit zelf (conclusie van antwoord onder 1) is de band geknapt met een flinke knal, waarvan de omstanders schrokken. [appellant sub 2] heeft in de akte uitlating nader bericht gedaagde van 3 oktober 2007 onder 13, conform het door haar bij die akte als productie 25 overgelegde schrijven van de medisch deskundige Schumacher van 19 september 2007, aangevoerd dat bij het klappen van een autoband vaak meer dan 100 dB vrijkomt. Kwik-Fit heeft deze stelling van [appellant sub 2] niet weersproken. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat de explosie een geluidsproductie van ten minste 100 dB opleverde. Voorts staat op grond van het in het tussenarrest onder 4.12 overwogene vast dat [appellant sub 2] ten tijde van de explosie op twee meter afstand van de band stond.
2.13 Kwik-Fit heeft voorts ter comparitie in hoger beroep het standpunt ingenomen dat in de inleiding van de vraagstelling aan de deskundige aandacht dient te worden besteed aan de vraag of het ongeval volgens de deskundige heeft geleid tot een relevante verandering in de preëxistente situatie. [appellant sub 2] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en erop gewezen dat in de hierna onder 2.14 te noemen vraagstelling onder 2 al aandacht is besteed aan de hypothetische situatie zonder ongeval. Het hof is van oordeel dat de door Kwik-Fit bedoelde vraag in voldoende mate aan de orde komt in de (versie januari 2010 van de) hierna te noemen vraagstelling onder 2 (De situatie zonder ongeval).
2.14 [appellant sub 2] heeft ter comparitie in hoger beroep voorgesteld bij de formulering van de vragen gebruik te maken van de door haar ter zitting overgelegde “Vraagstelling causaal verband na ongeval”, opgesteld door de Projectgroep medische deskundigen in de rechtspleging van de VU (hierna: vraagstelling). Afgezien van hetgeen hierboven onder 2.13 is besproken, heeft Kwik-Fit geen bezwaar geuit tegen de in de vraagstelling opgenomen vragen. Het hof heeft geconstateerd dat op de in de door [appellant sub 2] ter comparitie in hoger beroep overgelegde versie van de vraagstelling vermelde website inmiddels een verbeterde versie van de vraagstelling uit januari 2010 is opgenomen. Het hof zal deze verbeterde versie hanteren, aangepast aan het onderhavige geval. Daarbij realiseert het hof zich dat over de vraagstelling nog verdere gedachtevorming plaatsvindt. Het hof verwijst de deskundige naar de toelichting bij de vraagstelling die is te vinden op http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/iwmd/vraagstelling/vraagstelling-versie-maart-2009/vraagstelling-onderdeel-1-3/. Het hof zal (dan ook) in verband met (de oorzaak van) de door [appellant sub 2] ingeroepen gehoorschade de hierna opgenomen vragen aan de deskundige voorleggen. Het hof verzoekt de deskundige bij de beantwoording van de vragen uit te gaan van de vaststaande feiten voor zover deze van belang zijn voor hun onderzoek. Het hof verwijst voor de vaststaande feiten naar het eindvonnis onder 2.2, het tussenarrest onder 4.1, en dit arrest onder 2.12, laatste twee zinnen.
Het hof zal [appellant sub 2] verzoeken aan de deskundige schriftelijke informatie te verschaffen over merk en type van de door haar sinds 2004 gebruikte hoortoestellen, met inbegrip van kopieën van de facturen van die toestellen.
Vragen aan de deskundige
1. DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten (gehoorverlies en tinnitus), de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL) en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
f. Wat is de diagnose met betrekking tot het gehoor(verlies) van [appellant sub 2], zowel links als rechts? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en op semi-kwantitatieve wijze weergeven?
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
l. Kan het onderhavige ongeval (het ontploffen van een personenautoband met een knal van ten minste 100 dB, terwijl [appellant sub 2], die toen ongeveer 70 jaar oud was, op twee meter afstand van de band stond) gehoorverlies en tinnitus bij [appellant sub 2] veroorzaakt hebben?
2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. OVERIG
a. Zou een losse tinnitusmaskeerder op de vóór oktober 2008 door [appellant sub 2] gebruikte hoortoestellen een gelijkwaardige tinnitusmaskering hebben opgeleverd in vergelijking met de door haar in oktober 2008 aangeschafte combinatiestoestellen met een hoorgedeelte en een tinnitusmaskeerder?
b. Zou een losse tinnitusmaskeerder vanuit kostenoogpunt te prefereren zijn boven de onder a. bedoelde combinatietoestellen?
c. Per hoeveel jaar zullen de thans door [appellant sub 2] gebruikte hoortoestellen dienen te worden vervangen?
d. Hebben de onder a. bedoelde combinatietoestellen een verbetering opgeleverd van de spraakverstaanbaarheid ten opzichte van de situatie vóór het ongeval (vgl. de brief van [X] van 23 september 2008, productie 5 bij de memorie van grieven)?
e. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Het hof verwijst de deskundige voor een aanbeveling van de Projectgroep medische deskundigen in de rechtspleging van de VU voor de door hem bij de totstandkoming van zijn deskundigenbericht te volgen procedure naar http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/iwmd/aanbeveling-deskundigenbericht/.
2.15 Het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht zal vooralsnog ten laste worden gebracht van Kwik-Fit. Zij heeft immers jegens [appellant sub 2] onrechtmatig gehandeld (namelijk in strijd met de mede ter voorkoming van gehoorschade strekkende brochure) en haar gehoorschade kan daarvan goed het gevolg zijn. De kosten van het onderzoek zijn door de te benoemen deskundige voorlopig begroot op € 1.800,--. [appellant sub 2] heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het verzoek van het hof zich uit te laten over de hoogte van het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek. Kwik-Fit heeft zich bij brief van 24 juni 2010 verenigd met de hoogte van bedoeld voorschot.
2.16 De zaak zal worden verwezen naar de tweede roldatum na de datum waarop het rapport van de deskundige zal zijn uitgebracht voor het fourneren van de stukken voor arrest. Het hof zal na het uitbrengen van het deskundigenrapport indien nodig een comparitie van partijen gelasten, tijdens welke comparitie de deskundige omtrent zijn rapport zal worden gehoord (vgl. artikel 194 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
(e) de door partijen gevorderde veroordeling in de kosten van de in eerste instantie gehouden voorlopige getuigenverhoren en gelaste (voorlopige) deskundigenberichten
2.17 Nu ook ter comparitie in hoger beroep niet is gebleken van in eerste instantie gehouden voorlopige getuigenverhoren en gelaste (voorlopige) deskundigenberichten, beschouwt het hof de door partijen over en weer gevorderde veroordeling in de kosten van de in eerste instantie gehouden voorlopige getuigenverhoren en gelaste (voorlopige) deskundigenberichten als per abuis te zijn gedaan. In zoverre zal de vordering van de partij ten gunste van wie bij eindarrest een proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken, dan ook worden afgewezen.
Slotsom
Het hof zal de zaak van [appellant sub 1] tegen Kwik-Fit afdoen. Het appel van [appellant sub 1] slaagt. In de zaak van [appellant sub 2] tegen Kwik-Fit zal het hof een deskundigenbericht gelasten. Omtrent het vervolg van de procedure zal worden beslist als hierboven onder 2.16 is vermeld. Verder zal iedere beslissing worden aangehouden.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in de zaak tussen [appellant sub 1] en Kwik-Fit
3.1 vernietigt het vonnis van de rechtbank Zutphen van 19 maart 2008 voor zover gewezen tussen [appellant sub 1] en Kwik-Fit, en opnieuw recht doende:
3.2 veroordeelt Kwik-Fit tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant sub 1] te voldoen een bedrag van € 70,-- ter zake van de door [appellant sub 1] geleden materiële schade, een bedrag van € 1.000,-- ter zake van de door [appellant sub 1] geleden en nog te lijden immateriële schade, en een bedrag van € 178,50 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, de bedragen van
€ 70,-- en € 178,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ongeval, respectievelijk de dagvaarding in eerste aanleg, steeds tot aan die der voldoening;
3.3 veroordeelt Kwik-Fit in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant sub 1] voor wat betreft de eerste aanleg begroot op € 400,-- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 151,-- voor griffierecht, en voor wat betreft het hoger beroep begroot op € 973,--, waarvan te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het zaaknummer en de namen van partijen) het bedrag van € 935,--, te weten:
- € 303,-- wegens in debet gesteld griffierecht,
- € 632,-- wegens salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
en het restant ad € 38,-- aan de advocaat van [appellant sub 1] wegens diens eigen aandeel in het griffierecht;
3.4 verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5 wijst het meer of anders gevorderde af;
in de zaak tussen [appellant sub 2] en Kwik-Fit
3.6 benoemt tot deskundige:
prof. dr. K. Graamans, KNO-arts, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen, tel. 024 3614450;
3.7 bepaalt dat de deskundige een onderzoek zal instellen met betrekking tot de onder 2.14 geformuleerde vragen;
3.8 bepaalt dat Kwik-Fit bij wege van voorschot ter zake van de kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van € 1.800,-- ter griffie van het hof zal deponeren door storting op bankrekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het zaaknummer en de namen van partijen en onder vermelding van "voorschot deskundige";
3.9 bepaalt dat dit voorschot uiterlijk op 15 oktober 2010 moet zijn voldaan;
3.10 bepaalt dat de griffier onmiddellijk na de betaling van dat voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige voordien niet met zijn werkzaamheden zal behoeven te beginnen;
3.11 bepaalt dat [appellant sub 2] aan de deskundige het volledige procesdossier ter inzage zal geven en beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken en ook overigens alle medewerking aan het onderzoek te verlenen;
3.12 verzoekt [appellant sub 2] aan de deskundige schriftelijke informatie te verschaffen over merk en type van de door haar sinds 2004 gebruikte hoortoestellen, met inbegrip van kopieën van de facturen van die toestellen;
3.13 verzoekt [appellant sub 2] om aan al degenen die haar in het verleden met betrekking tot haar gehoor hebben onderzocht of behandeld, toestemming te geven om alle gegevens met betrekking tot die onderzoeken en die behandelingen aan de deskundige ter beschikking te stellen indien en voor zover de deskundige dat voor de uitvoering van zijn opdracht noodzakelijk acht;
3.14 bepaalt dat de deskundige op de voet van het bepaalde in artikel 198 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij zijn onderzoek partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat hij daarvan in zijn rapport melding dient te maken waarbij van de inhoud van de gemaakte opmerkingen en gedane verzoeken moet blijken;
3.15 bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken naar aanleiding van een door de deskundige aan partijen toe te zenden concept van zijn rapport;
3.16 bepaalt dat het onderzoek door de deskundige zal worden verricht onder leiding van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof, mr. H.L. van der Beek;
3.17 bepaalt dat de deskundige zich voor vragen en/of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
3.18 bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal verzenden;
3.19 bepaalt dat de deskundige het door hem uit te brengen rapport (ondertekend en met redenen omkleed) ter griffie van dit hof (postbus 9030, 6800 EM Arnhem) zal indienen uiterlijk drie maanden nadat de griffier de onder 3.10 bedoelde mededeling heeft gedaan;
3.20 bepaalt dat de deskundige tegelijk met zijn rapport zijn declaratie zal indienen onder vermelding van “gerechtshof Arnhem, zaaknummer 200.015.089”;
3.21 verwijst de zaak naar de tweede roldatum na de datum waarop het rapport van de deskundige zal zijn uitgebracht voor het fourneren van de stukken voor arrest;
3.22 houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, H.L. van der Beek en J.G.J. Rinkes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2010.