ECLI:NL:GHARN:2010:BN5824
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van tussenvonnis
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een hoger beroep van de vennootschap naar Deens recht, House of Brides A/S, tegen een tussenvonnis van de rechtbank Almelo. De rechtbank had op 2 september 2009 in een incident de exceptie van onbevoegdheid van House of Brides verworpen en de zaak naar de rolzitting verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord. House of Brides stelde hoger beroep in tegen dit vonnis, maar de vraag was of zij ontvankelijk was in dit hoger beroep.
Het hof overwoog dat een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, een tussenuitspraak is. Volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is tussentijds hoger beroep van een dergelijke uitspraak uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het hof constateerde dat de rechtbank in het tussenvonnis van 2 september 2009 geen tussentijds hoger beroep had opengesteld en dat House of Brides geen verlof had gevraagd om tussentijds hoger beroep in te stellen.
Daarom concludeerde het hof dat House of Brides niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep. Tevens werd House of Brides veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door Très Chic waren gevorderd. Het hof sprak zijn arrest uit op 7 september 2010, waarbij het de niet-ontvankelijkheid van House of Brides in het hoger beroep bevestigde en de kosten aan de zijde van Très Chic begrootte op een totaal van € 1.654,--.