ECLI:NL:HR:2006:AV9442

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/253HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en vernietiging van de beslissing tot ontvankelijkverklaring van hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Hampden Insurance N.V. (voorheen Sampo Industrial Insurance N.V.) en Mondial Freight (H.K.) Limited. Hampden had Mondial Freight gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem, waarbij zij een schadevergoeding van € 43.882,97 vorderde in verband met een luchtvracht van boeken. Mondial Freight betwistte de bevoegdheid van de rechtbank en stelde een exceptie van onbevoegdheid op. De rechtbank verwierp deze exceptie bij tussenvonnis van 26 november 2002 en verwees de hoofdzaak naar de rol voor voortprocederen.

Mondial Freight ging in hoger beroep tegen dit tussenvonnis bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof oordeelde op 30 juni 2005 dat Mondial Freight ontvankelijk was in haar hoger beroep, ondanks dat het vonnis een tussenvonnis was en er geen expliciete mogelijkheid voor tussentijds hoger beroep was gegeven. Hampden stelde cassatie in tegen dit arrest, wat leidde tot de huidige procedure.

De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verklaarde Mondial Freight niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank. De Hoge Raad benadrukte dat een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, een tussenuitspraak is en dat tussentijds hoger beroep daarvan uitgesloten is, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De Hoge Raad concludeerde dat er geen uitzondering op deze regel kon worden gemaakt op gronden van processuele doelmatigheid, omdat dit de rechtszekerheid zou ondermijnen. Mondial Freight werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

14 juli 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/253HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HAMPDEN INSURANCE N.V., voorheen genaamd: Sampo Industrial Insurance N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
de rechtspersoon naar buitenlands recht MONDIAL FREIGHT (H.K.) LIMITED,
gevestigd te Hong Kong, China,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie, voorheen genaamd: Sampo Industrial Insurance N.V., (verder te noemen: Hampden) heeft bij exploot van 19 september 2001 verweerster in cassatie (verder te noemen: Mondial Freight) gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd aan Hampden een schadevergoeding te betalen van € 43.882,97, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Mondial Freight heeft bij incidentele conclusie geconcludeerd tot onbevoegdheid van de rechtbank.
Nadat Hampden de door Mondial Freight opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 november 2002 in het incident de exceptie verworpen, en in de hoofdzaak de zaak naar de rolzitting verwezen voor voortprocederen.
Tegen dit tussenvonnis heeft Mondial Freight hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, Mondial Freight toegelaten tot bewijslevering. Na een daartoe strekkend verzoek van Hampden, heeft het hof bij tussenarrest van 4 augustus 2005 verstaan dat van het arrest van 30 juni 2005 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van 30 juni 2005 heeft Hampden beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Mondial Freight is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als in de conclusie onder 11 is aangegeven.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Het gaat in deze zaak om een door Hampden ingestelde vordering tot schadevergoeding in verband met vervoer per vliegtuig van een partij boeken. Mondial Freight heeft voor alle weren de (internationale) bevoegdheid van de rechtbank betwist.
3.2 Nadat Hampden de door Mondial Freight opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 november 2002 in het incident de exceptie verworpen en in de hoofdzaak, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Mondial Freight is van het tussenvonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Hampden heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Mondial Freight in haar hoger beroep.
Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof Mondial Freight ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep. Het hof was van oordeel dat, hoewel het vonnis waarvan beroep een tussenvonnis is in de zin van art. 337 lid 2 Rv. en de rechtbank niet heeft bepaald dat daartegen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan tegelijk met dat van het eindvonnis, Mondial Freight "op gronden van processuele doelmatigheid" toch in haar beroep dient te worden ontvangen (r.o. 4.2). Het hof heeft vervolgens, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, Mondial Freight in het incident toegelaten tot bewijslevering.
3.3 Het tegen deze beslissing aangevoerde middel treft doel. Een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, is een tussenuitspraak (vgl. HR 4 februari 2005, nr. C 04/008, NJ 2005, 142 en HR 17 maart 2006, nr. C 05/031, RvdW 2006, 289). Op grond van art. 337 lid 2 Rv. is tussentijds hoger beroep daarvan uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, nr. C 02/156, NJ 2005, 510). Bij gebreke van een zodanige beslissing van de rechter die de bestreden tussenuitspraak heeft gedaan, dient de appellant die tussentijds beroep instelt, in dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonodig ambtshalve. Anders dan het hof heeft geoordeeld kan op deze regel geen uitzondering worden gemaakt "op gronden van processuele doelmatigheid". De rechtszekerheid, waaraan te dezen beslissende betekenis toekomt, staat daaraan in de weg. Overigens bestaat aan de mogelijkheid van een zodanige uitzondering geen behoefte, gelet op de al aangestipte mogelijkheid aan de rechter die een tussenuitspraak heeft gedaan, verlof te vragen daartegen tussentijds beroep in te stellen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 2005;
verklaart Mondial Freight niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 26 november 2002;
veroordeelt Mondial Freight in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hampden begroot:
- in hoger beroep op € 1.401,50;
- in cassatie op € 444,11 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 juli 2006.