ECLI:NL:GHARN:2006:AV1321
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.J.P.M. Haas
- Röben
- Van Amsterdam
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op betalingskorting vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/P met betrekking tot een opgelegde voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2000. De inspecteur had de aanslag gehandhaafd na het bezwaarschrift van belanghebbende, dat op 30 september 2003 werd afgewezen. De belanghebbende had een betalingskorting van ƒ 35.180 ontvangen bij de betaling van de voorlopige aanslag, maar had dit bedrag niet als bate aangemerkt bij de aangifte. De inspecteur rekende deze betalingskorting echter wel tot het belastbare bedrag, wat leidde tot het geschil tussen partijen.
Het Gerechtshof Arnhem heeft geoordeeld dat de betalingskorting een belaste bate vormt voor de vennootschap. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 2, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat stelt dat vennootschapsbelastingplichtige lichamen geacht worden hun onderneming te drijven met behulp van hun gehele vermogen. Dit houdt in dat alle gerealiseerde baten, inclusief de betalingskorting, onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting.
Het hof heeft verder opgemerkt dat de betalingskorting is gebaseerd op artikel 27a van de Invorderingswet 1990 en dat deze korting wordt genoten in de sfeer van de invordering, niet in die van de heffing. De conclusie van het hof is dat de betalingskorting niet in mindering kan worden gebracht op het belastbare bedrag, wat betekent dat de aanslag in stand blijft. De beslissing van het hof is op 4 januari 2006 openbaar uitgesproken, en het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard.