ECLI:NL:GHARL:2025:830

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
21-000933-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten in de Nauru-zaak voor geweldsmisdrijven, waaronder brandstichting en poging tot moord

Op 19 februari 2025 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de Nauru-zaak, waarin twee verdachten, D. en T., zijn veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen voor hun betrokkenheid bij ernstige geweldsmisdrijven. Verdachte D. werd beschuldigd van zes geweldsmisdrijven, terwijl verdachte T. voor vier van deze misdrijven terechtstond. Een van de meest schokkende feiten was het in brand steken van een kapper in zijn zaak in Enschede, wat leidde tot grote verontwaardiging in de samenleving. Het hof achtte D. schuldig aan het uitlokken van zware mishandeling, terwijl T. als medeplichtige werd aangemerkt. In hoger beroep werd de tenlastelegging gewijzigd, wat resulteerde in een veroordeling van T. voor medeplichtigheid aan alle vier de feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Overijssel en legde een gevangenisstraf van vijftien jaar op aan de verdachten, met inachtneming van de tijd die zij al in voorarrest hadden doorgebracht. De zaak heeft niet alleen de betrokken slachtoffers, maar ook de bredere gemeenschap diep geraakt, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers en hun omgeving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000933-23
Uitspraak d.d.: 19 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zitting houdende te Badhoevedorp, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, zitting houdende te Badhoevedorp, van 8 februari 2023 met parketnummer 08-209565-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans verblijvende in de P.I. [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 november 2023, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 28 en 29 november 2024 en 19 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van het requisitoir en de vordering van de advocaat-generaal. Die vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.J. Janssen, ter verdediging naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij bovengenoemd vonnis het na te noemen feit 2 primair bewezenverklaard en verdachte van de feiten 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 3 en 4 primair en subsidiair vrijgesproken.
Voor het bewezenverklaarde feit is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 2] is gedeeltelijk toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer feit 1] is vanwege de integrale vrijspraak van feit 1 niet-ontvankelijk verklaard.
Aangezien door zowel verdachte (ten aanzien van het bewezenverklaarde feit) als de officier van justitie (tegen de gegeven vrijspraken) hoger beroep is ingesteld, zijn alle tenlastegelegde feiten in hoger beroep opnieuw in volle omvang aan de orde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

De verdenking luidt, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, kort en zakelijk weergegeven, als volgt:
Feit 1 primair:
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer feit 1] te Enschede op 2 februari 2017;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair:
medeplichtigheid bij/tot het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer feit 1] te Enschede op 2 februari 2017;
meer subsidiair:
medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer feit 1] ;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
meest subsidiair:
medeplichtigheid bij/tot het medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer feit 1] te Enschede op 2 februari 2017;
uiterst subsidiair:
medeplegen van uitlokking van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van [slachtoffer feit 1] te Enschede op 2 februari 2017.
Feit 2 primair
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer feit 2] te Gronau (Duitsland) op 24 mei 2017;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplichtigheid bij/tot het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer feit 2] te Gronau (Duitsland) op 24 mei 2017;
meer subsidiair:
medeplegen van een poging tot uitlokking van het medeplegen van doodslag van [beoogd slachtoffer feit 1] te Gronau (Duitsland) op 24 mei 2017;
Feit 3 primair
medeplegen van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware
mishandeling te Enschede op 19 september 2017 ( [loungeclub] );
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplichtigheid bij/tot medeplegen van bedreiging tegen het leven gericht of met zware mishandeling te Enschede op 19 september 2017 ( [loungeclub] );
Feit 4 primair
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of
[slachtoffer feit 4] te Enschede op 19 september 2017 (Benkoelenstraat);
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplichtigheid bij/tot het medeplegen van poging tot moord of doodslag op [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] te Enschede op 19 september 2017;
meer subsidiair
medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] ;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan.
Voluit luidt - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - de tenlastelegging aan verdachte dat:
1. primair
hij op of omstreeks 2 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft aangestoken, althans tot ontbranding heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 2 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
ter uitvoering van het door [verdachte in samenhangende strafzaak] en/of die andere (onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven opzettelijk die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft/hebben aangestoken, althans tot ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord en/of
- aanwijzingen te geven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het doden op een zo pijnlijk mogelijke manier moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten [kapsalon] en/of de kapper aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een) derde(n) en/of - al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
(zaaksdossier 1) (art 289/287 Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht, art 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
[verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 2 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft aangestoken, althans tot ontbranding heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders te voorzien van een (OTR-)telefoon en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten [kapsalon] en/of de kapper aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een) derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote delen van) het lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding te brengen;
of
[verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 2 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
aan [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote delen van) het lichaam, heeft/hebben toegebracht, door die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding te brengen, welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord en/of
- aanwijzingen te geven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het doden op een zo pijnlijk mogelijke manier moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten [kapsalon] en/of de kapper aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een) derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of - bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
meest subsidiair
[verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 2 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote delen van) het lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding te brengen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders te voorzien van een (OTR-)telefoon en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten [kapsalon] en/of de kapper aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een) derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
uiterst subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te bewegen om een persoon, genaamd [beoogd slachtoffer feit 1] ((voormalig) kapper in [kapsalon] /(voormalig) eigenaar van [kapsalon] ) om het leven te brengen, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- de dader/daders de opdracht gegeven tot het plegen van een aanslag/een moord en/of
- aanwijzingen gegeven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het doden, althans het toebrengen van letsel, op een zo pijnlijk mogelijke manier moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten [kapsalon] en/of de kapper aangewezen/aangeduid en/of laten aan wijzen/aanduiden door (een) derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een vluchtauto geregeld/beschikbaar gesteld en/of te gefinancierd en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) gefinancierd en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag betaald en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld, terwijl de uitlokking van dat misdrijf is mislukt, nu (per vergissing) niet voornoemde [beoogd slachtoffer feit 1] , maar (diens bedrijfsopvolger) [slachtoffer feit 1] het slachtoffer is geworden van de aanslag;
(art. 45 lid 1 jo. 47 lid 1 en 2 jo. 48 jo. 289/302 Sr)
2.
primair
hij op of omstreeks 24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 2] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met een pistool, althans een vuurwapen zes maal, althans meermalen, (gericht) op die [slachtoffer feit 2] heeft geschoten en/of die [slachtoffer feit 2] met (minimaal) vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit, althans in het lichaam heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
ter uitvoering van het door [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of die andere (onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 2] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een pistool, althans een vuurwapen zes maal, althans meermalen, (gericht) op die [slachtoffer feit 2] heeft/hebben geschoten en/of die [slachtoffer feit 2] met (minimaal) vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit, althans in het lichaam heeft/hebben getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 tot en met 24 mei 2017 te Enschede en/of Gronau, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord (op “Turk 2”) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woonplaats, adres en het vervoermiddel van het subject (“Turk 2”) dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
subsidiair
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 2] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een pistool, althans een vuurwapen zes maal, althans meermalen, (gericht) op die [slachtoffer feit 2] heeft geschoten en/of die [slachtoffer feit 2] met (minimaal) vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit, althans in het lichaam heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 mei 2017 te Enschede en/of Gronau, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders te voorzien van een (OTR-)telefoon en/of
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord (op “Turk 2”) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woonplaats, adres en het vervoermiddel van het subject (“Turk 2”) dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede en/of Gronau, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te bewegen om een persoon, genaamd [beoogd slachtoffer feit 1] om het leven te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- de dader/daders de opdracht gegeven tot het plegen van een aanslag/een moord op [beoogd slachtoffer feit 1] , althans hem met een vuurwapen te beschieten en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woonplaats, adres en het vervoermiddel van het subject dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto geregeld/beschikbaar gesteld en/of te gefinancierd en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag betaald en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld, terwijl de uitlokking van dat misdrijf is mislukt, nu (per vergissing) niet voornoemde [beoogd slachtoffer feit 1] , maar (diens broer) [slachtoffer feit 2] het slachtoffer is geworden van de aanslag;
(art. 45 lid 1 jo. 47 lid 1 en 2 jo. 48 jo. 289 Sr)
3.
primair
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 3] en/of [slachtoffer feit 3] en/of een of meer andere geregelde bezoekers van [loungeclub] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een automatisch vuurwapen zes, althans meerdere (zwaar kaliber) kogels af te vuren op [loungeclub] aan de [straat] en/of door een of meer ruiten en/of deuren van die club;
of
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 3] en/of [slachtoffer feit 3] en/of een of meer andere geregelde bezoekers van [loungeclub] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een automatisch vuurwapen zes, althans meerdere (zwaar kaliber) kogels af te vuren op [loungeclub] aan de [straat] en/of door een of meer ruiten en/of deuren van die club,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de zaak ( [loungeclub] ) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot het pand en/of de persoon/personen dat/die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
subsidiair
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 3] en/of [slachtoffer feit 3] en/of een of meer andere geregelde bezoekers van [loungeclub] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een automatisch vuurwapen zes, althans meerdere (zwaar kaliber) kogels af te vuren op [loungeclub] aan de [straat] en/of door een of meer ruiten en/of deuren van die club;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de zaak ( [loungeclub] ) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot het pand en/of de persoon/personen dat/die het doelwit vormde(n) en/of
- aan [getuige] een (OTR-)telefoon te geven via welke is gecommuniceerd een tas (met daarin onder andere het gebruikte wapen) in bewaring te geven aan de [straat] en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
(art. 47 lid 1 en 2 jo. 48 jo. 285 lid 1 Sr)
4.
primair
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] van het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, ter uitvoering van het door [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of die andere (onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] van het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft/hebben afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de persoon/personen die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
subsidiair
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] van het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de persoon/personen die het doelwit vormde(n) en/of
- aan [getuige] een (OTR-)telefoon te geven via welke is gecommuniceerd een tas (met daarin onder andere het gebruikte wapen) in bewaring te geven aan de [straat] en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, ter uitvoering van het door [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en/of die andere (onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] en/of [slachtoffer feit 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft/hebben afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de persoon/personen die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen.
(art. 45 lid 1 jo. 47 lid 1 en 2 jo. 48 jo. 289 Sr)

Inleiding

In 2017 hebben ernstige geweldsincidenten plaatsgevonden in Enschede, Almelo en Gronau (Duitsland). Naar aanleiding daarvan heeft de politie opsporingsonderzoeken ingesteld, waaronder de onderzoeken Tapir en Egypte en het onderzoek Nauru.
In die onderzoeken zijn onder anderen de heren [medeverdachte] en [verdachte] als verdachten naar voren gekomen.
Zowel bij de rechtbank als bij het hof zijn de zaken tegen deze beide verdachten gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld.
In de onderzoeken Tapir en Egypte stonden onder meer centraal:
  • de aanslag op een kapper ( [slachtoffer feit 1] ) in Enschede op 2 februari 2017 (feit 1 in de zaak van [medeverdachte] en [verdachte] ) en
  • de aanslag op [slachtoffer feit 2] in Gronau op 24 mei 2017 (feit 2 in de zaak van [medeverdachte] en [verdachte] );
  • de beschieting van een club/horecagelegenheid ( [loungeclub] ) in Enschede op 19 september 2017 (feit 3 in de zaak van [medeverdachte] en [verdachte] );
- de beschieting van een woning (Benkoelenstraat) in Enschede op 19 september 2017 (feit 4 in de zaak van [medeverdachte] en [verdachte] );
- de brandstichting van de woning aan de Palestrinastraat op 11 november 2017 (de feiten 5 en 6 in de zaak van [medeverdachte] ).
[verdachte in samenhangende strafzaak] is door de rechtbank op van 20 december 2019 onder meer veroordeeld als (mede)dader van de aanslag op de kapper, [slachtoffer feit 1] , te Enschede. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [verdachte in samenhangende strafzaak] degene is geweest die [slachtoffer feit 1] met een brandbare vloeistof heeft bespoten en in brand heeft gestoken. Zowel [verdachte in samenhangende strafzaak] als de officier van justitie zijn van dat vonnis in hoger beroep gekomen. De procedure in hoger beroep is nog niet afgerond.
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] is op 6 april 2022 door dit hof veroordeeld (als mededader) voor de feiten 5 en 6 (Palestrinastraat). Tegen deze veroordeling is geen cassatieberoep ingesteld; het arrest is op 21 april 2022 onherroepelijk geworden.
Daarna is [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] op 12 juli 2023 door dit hof veroordeeld als (mede)dader van feit 2 (Gronau).
Het hof heeft bewezenverklaard dat [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] in de zaak Gronau degene is geweest die heeft geschoten en inzake de Palestrinastraat degene is geweest die de brand heeft gesticht.
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] is in de zaak Gronau op 1 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep.
Daarmee is ook deze veroordeling onherroepelijk geworden.
In het onderzoek Nauru stonden de hiervoor genoemde tenlastegelegde feiten centraal. Waar de onderzoeken Tapir en Egypte zich vooral richtten op de uitvoerders, lag de focus bij het onderzoek Nauru meer op de opdrachtgevers.
Om de leesbaarheid en de begrijpelijkheid van het arrest te bevorderen, zal het hof de feiten zo concreet mogelijk aanduiden en de verdachte, zijn medeverdachte en de andere in dit dossier voorkomende personen zoveel mogelijk bij naam noemen.
Hierna zal het hof de zaken als volgt aanduiden:
- feit 1 als “de kapper”,
- feit 2 als “Gronau”,
- feit 3 als “ [loungeclub] ”,
- feit 4 als “Benkoelenstraat”.
Verdachte zal verder in dit arrest [verdachte] worden genoemd en zijn medeverdachte [medeverdachte] . Ook zullen in dit arrest de bijnamen van de verdachten worden gebruikt, zoals die in verklaringen en/of chatberichten in dit dossier naar voren zijn gekomen.
Voor [medeverdachte] zijn dat onder meer [medeverdachte] , [medeverdachte] , GF en Godfather.
Voor [verdachte] zijn dat Nazi, HB, Donald, Vladimir, [verdachte] , Paul(us), bril of brillie, nerd, ghost, ghostrider, Kako.
Zowel [medeverdachte] als [verdachte] hebben ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat zij zo werden genoemd of aangeduid.
Voor zover hierna wordt gesproken over Hengelo, bedoelt het hof daarmee de stad Hengelo in Overijssel.
Het hof zal voor zover nodig per feit overwegingen wijden aan al dan niet vaststaande feiten, aan de (betrouwbaarheid van) verklaringen van [verdachte] en anderen en aan de waardering van de bewijsmiddelen.
Daarbij wordt betrokken wat door de advocaat-generaal bij requisitoir is aangevoerd alsmede de door de verdediging gevoerde verweren.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De feiten 1 tot en met 4 zijn zowel aan [medeverdachte] als aan [verdachte] tenlastegelegd, zij het dat hun juridische betrokkenheid daarbij op verschillende wijze in de tenlastelegging tot uitdrukking is gebracht. Waar de tenlastelegging van [medeverdachte] vooral betrekking heeft medeplegen dan wel uitlokking van het gronddelict, heeft de advocaat-generaal ten aanzien van [verdachte] bij alle hem tenlastegelegde feiten de deelnemingsvorm van medeplichtigheid als wijziging van de tenlastelegging gevorderd.
Die wijziging is door het hof toegelaten, nadat daartegen geen verweer is gevoerd.
Voor de beoordeling van de tenlastegelegde feiten zal het hof op basis van de bewijsmiddelen vaststellen hoe de relatie tussen [medeverdachte] en [verdachte] is geweest en of, en zo ja, op welke wijze en met welke intensiteit, sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen beide verdachten.
De relatie en samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte]
Op basis van het uitgebreide politieonderzoek komt het hof tot de volgende bevindingen. Zowel [medeverdachte] en [verdachte] waren eind 2014/begin 2015, toen zij elkaar leerden kennen, al actief in de drugshandel. In de maanden daarop is in die handel een samenwerking tussen hen ontstaan. Die samenwerking is geïntensiveerd, waarbij [verdachte] zich voornamelijk bezighield met de bereiding, de aanvoer en het transport van drugs. Ook beheerde en administreerde hij de daarbij behorende geldstromen. [medeverdachte] hield zich meer bezig met het regelen van mankracht en met de logistiek. Tussen hen beiden bestond hierover veelvuldig contact.
Op 30 april 2015 werd [medeverdachte] in verband met drugshandel aangehouden in Duitsland. Ondanks zijn detentie bleef het directe contact tussen [medeverdachte] en [verdachte] bestaan. [medeverdachte] beschikte daartoe in zijn cel vrijwel steeds over mobiele telefoons waarmee hij onder meer via een beveiligd programma (Ironchat) met [verdachte] en anderen kon communiceren. Onder meer [verdachte] zorgde ervoor dat [medeverdachte] in zijn cel over telefoons kon (blijven) beschikken.
Getuige [getuige] heeft bij de Duitse politie een aantal verklaringen afgelegd. [getuige] was voor [verdachte] werkzaam in de drugshandel en in Duitsland onder meer belast met de verpakking en verzending van drugs per post. Zijn verklaringen schetsen een beeld van een organisatie waarvan volgens [getuige] de hoogste in de gevangenis zat in Duitsland ( [medeverdachte] , het hof begrijpt: [medeverdachte] ) en dat daaronder een regelaar zat die vroeger Nazi en nu [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) wordt genoemd. Over de organisatie verklaarde [getuige] : “ [medeverdachte] is het hoofd van de bende. Hij leidt de organisatie. Hij beheert de platforms. Dan komt Nazi. Dat is zijn rechterhand. Alles wat [medeverdachte] vanuit de bak niet kan doen, handelt hij (het hof begrijpt: Nazi/ [verdachte] ) af. Hij koopt de drugs, werft de mensen aan, zorgt voor de mobieltjes, laptops, apparatuur, werkmateriaal etc.”
Getuige [getuige] werkte voor [verdachte] en later ook voor [medeverdachte] in de drugshandel. Zij heeft daarover uitvoerig bij de Duitse politie verklaard, en ook over de rol van [medeverdachte] en [verdachte] , zowel voor als nadat [medeverdachte] in april 2015 voor het Duitse onderzoek en in 2017 voor het onderhavige onderzoek werd aangehouden door de Duitse politie.
Bij de buren van de familie van [getuige] is sprake geweest van (een poging tot) brandstichting op 12 september 2016. [getuige] heeft hierover verklaard dat hij twee weken voordat dit plaatsvond, door ‘ [verdachte] ’ is gewaarschuwd dat het huis van de ouders van [getuige] zou branden. Dit heeft hij via Ironchat geschreven. Nadat bleek dat het verkeerde huis was geraakt, doordat een derde een verkeerd huisnummer heeft genoemd, was sprake van een groot probleem tussen deze derde en ‘ [verdachte] ’ . [getuige] weet hiervan doordat hij delen van de chatconversatie doorgestuurd heeft gekregen. In deze conversatie heeft [verdachte] die derde meermalen gedreigd hem te vermoorden of te ontvoeren. De reden voor de brandstichting was ‘hofverraad’. Hij wilde een voorbeeld stellen nadat hij te weten was gekomen dat [getuige] tegen [medeverdachte] had getuigd.
[verdachte] was voor [medeverdachte] het eerste aanspreekpunt, zijn rechterhand. Zowel [medeverdachte] als [verdachte] hebben dit in hun verklaringen meermalen bevestigd. [medeverdachte] hield vanuit de gevangenis de regie en [verdachte] was belast met de feitelijke uitvoering. Er was vrijwel dagelijks contact tussen hen, vaak ook meermalen per dag, waarbij [medeverdachte] veelal instructies gaf en [verdachte] als diens rechterhand opereerde en taken op zich nam die [medeverdachte] zelf, vanwege zijn detentie, niet kon uitvoeren. Overigens was het niet zo dat [verdachte] alleen maar handelde als hij instructies van [medeverdachte] ontving. [verdachte] was voordat hij [medeverdachte] ontmoette al via darkweb/darknet actief in de drugshandel en had zelf al een eigen netwerk ontwikkeld.
Het hof stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat de samenwerking in de drugshandel tussen [medeverdachte] en [verdachte] eind december 2014 is opgestart en dat dit samenwerkingsverband na/vanaf de detentie van [medeverdachte] in Duitsland feitelijk werd voortgezet. Daarnaast stelt het hof vast dat voorafgaande aan de feiten die in deze strafzaak aan de orde zijn, in het kader van deze criminele samenwerking sprake is geweest van in ieder geval dreiging met ernstig geweld jegens derden.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zijn verstandhouding met [verdachte] ten tijde van de hier aan de orde zijnde feiten ernstig was verslechterd en dat hij bezig was om hun zakelijke relatie te ontvlechten.
[verdachte] heeft eveneens verklaard dat de onderlinge relatie was verslechterd en dat van een samenwerking nadat [medeverdachte] gedetineerd raakte, feitelijk geen sprake meer was.
Naar het oordeel van het hof vinden die beweringen geen steun in het dossier.
In de chat tussen de broer van [verdachte] , [getuige] , en de vrouw van [medeverdachte] , [getuige] in de periode van 3 oktober 2018 tot 2 november 2018 wordt gesproken over een bezoek van [getuige] aan [getuige] in Marokko, waarbij [medeverdachte] niet accepteert dat [getuige] een hotel wil boeken, maar gewoon bij [getuige] thuis moet verblijven.
Ook wordt in deze chat gesproken over het feit dat [medeverdachte] en broertje samenwerken en nu beide vastzitten (het hof stelt vast dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] gedetineerd zijn op de datum van de chat) en dat broertje (het hof begrijpt: [verdachte] ) had kunnen stoppen, maar dat hij loyaal wilde blijven.
Uit de omstandigheid dat [verdachte] in 2017/2018 een half jaar bij de vrouw van [medeverdachte] , [getuige] , in haar huis in Marokko heeft verbleven, leidt het hof ook af dat de relatie tussen [medeverdachte] en [verdachte] nog bestond en kennelijk nog zodanig bestendig was dat een dergelijk langdurig verblijf aan de orde was en kon zijn.
Tenslotte kan ook uit de door [verdachte] tijdens zijn detentie in Spanje in 2018 geschreven brieven, bij het schrijven waarvan hij zich kennelijk onbespied waande, worden afgeleid dat hun samenwerking niet was beëindigd.
De tenlastegelegde feiten
Het hof stelt ten aanzien van de na te noemen feiten voorop dat - voor zover die worden bewezenverklaard - het door en namens [verdachte] gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - te twijfelen.

Feit 1 (de kapper)

De vaststaande feiten
Op 2 februari 2017 werd [slachtoffer feit 1] in zijn kapperszaak, genaamd [kapsalon] en gevestigd te Enschede, door een persoon met een brandbare vloeistof bespoten en in brand gestoken. Deze persoon rende weg en stapte als bijrijder in een auto. Deze auto werd later die avond uitgebrand teruggevonden aan de [straat] in Hengelo. De kapperszaak was tot kort voor de aanslag eigendom van [beoogd slachtoffer feit 1] . De aanslag was gericht op [beoogd slachtoffer feit 1] .
Nadat het slachtoffer vlam vatte, schoot een persoon, die in de kapperszaak de ramen aan het lappen was, te hulp door een emmer water over het brandende slachtoffer te gooien. Door de brand raakte 12,8% van het lichaamsoppervlak van [slachtoffer feit 1] verbrand: 12,1% tweedegraads brandwonden en 0,7% derdegraads brandwonden.
De opdracht om de kapper iets aan te doen, werd vanuit de gevangenis gegeven door [medeverdachte] . Zowel [medeverdachte] als [verdachte] hebben verklaard te weten wie bij de uitvoering van dit feit betrokken waren maar hebben geen namen willen noemen.
Bij vonnis van de rechtbank van 20 december 2019 is, zoals hiervoor al vermeld, [verdachte in samenhangende strafzaak] onder meer voor dit feit als (mede)dader aangemerkt en veroordeeld.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir, te weten het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer feit 1] . Naar het oordeel van de advocaat-generaal was [medeverdachte] het intellectuele brein achter de aanslag en heeft [verdachte] de opdracht van [medeverdachte] uitgevoerd en daarbij een dusdanige wezenlijke materiële bijdrage geleverd aan het feit dat hij als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit, op de gronden zoals verwoord in de pleitnota. Hij heeft in de kern genomen aangevoerd dat [medeverdachte] ten onrechte [verdachte] aanwijst als degene die de geweldshandelingen jegens [slachtoffer feit 1] initieerde en aanstuurde en dat het dossier ook overigens onvoldoende betrouwbaar bewijsmateriaal bevat om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Met name kan niet worden gekoerst op de verklaring van [getuige] , waar hij stelt van de uitvoerder van de aanslag gehoord te hebben dat [verdachte] de chauffeur is geweest bij de aanslag en dat hij ook degene is geweest die de stoel van de kapper heeft aangewezen.
Voorts dient de verklaring van [getuige] van het bewijs te worden uitgesloten, nu in hoger beroep is gebleken dat die [getuige] zelf in vergaande mate strafrechtelijk verwijtbaar betrokken is geweest bij een aantal van de tenlastegelegde feiten.
Ook kan uit de inhoud van de bij [getuige] aangetroffen USB-stick niet blijken van de betrokkenheid van [verdachte] bij de tenlastegelegde feiten, nu in hoger beroep is gebleken dat deze stick niet toebehoort aan [verdachte] maar aan [getuige] , en bovendien de inhoud van de administratie op de USB-stick van [getuige] niet met voldoende zekerheid gekoppeld kan worden aan het tenlastegelegde feit.
Het hof zal bij de bespreking van het bewijs ingaan op deze stellingen.
Het oordeel van het hof
[medeverdachte] heeft met betrekking tot dit feit bij de politie, de rechtbank en het hof verklaringen afgelegd. Deze verklaringen komen er in de kern telkens op neer dat [medeverdachte] , toen hij in 2016 in Duitsland was gedetineerd, van zijn vrouw [getuige] hoorde dat zij was verkracht door een man, die later [beoogd slachtoffer feit 1] bleek te zijn. [medeverdachte] heeft [verdachte] toen vanuit zijn cel opdracht gegeven om die man te pakken.
Ter terechtzitting van de rechtbank van 3 november 2022 heeft [medeverdachte] verklaard: “Ik heb tegen [verdachte] gezegd: “Pak die vent en sla hem total loss. Sla hem kapot. Heel simpel. Dat was mijn opdracht.” en “We gaan die vent pakken. We slaan hem total loss en that’s it. Als ik buiten kom, regel ik het zelf met hem.” [1]
Ter terechtzitting van het hof heeft [medeverdachte] verklaard dat hij blijft bij de verklaringen die hij bij de rechtbank heeft afgelegd. Ook heeft hij verklaard dat hij onderzoek heeft laten doen naar de man en deze informatie heeft doorgespeeld naar [verdachte] . Verder heeft [medeverdachte] ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij [verdachte in samenhangende strafzaak] aan [verdachte] had voorgesteld als de man die [verdachte] kon benaderen om klusjes te doen als hijzelf niet bereikbaar was.
De verklaring van [medeverdachte] die erop neerkomt dat hij opdracht heeft gegeven om de man (zwaar) te mishandelen, staat niet op zichzelf. [verdachte] heeft daarover verklaringen afgelegd die er in de kern op neer komen dat hij wel wist dat [medeverdachte] de kapper iets ergs wilde aandoen maar dat hij niet dood mocht.
Ter terechtzitting van de rechtbank van 3 november 2022 is aan [verdachte] voorgehouden dat hij op 8 juni 2021 (het hof begrijpt: bij de politie) heeft verklaard dat hij wel wist dat [medeverdachte] de kapper iets ergs wilde aandoen. [verdachte] heeft daarop verklaard: “Dat klopt. Maar dat kan van alles zijn. Misschien wilde hij de kapper iets aandoen om hem te laten praten. Maar de kapper mocht in elk geval niet dood. Hij wilde hem zelf nog ondervragen en misschien had hij hem daarna alsnog omgebracht. Ik heb niet gevraagd wat dat erge dan zou moeten inhouden.” en “Wel is gezegd dat [beoogd slachtoffer feit 1] moest worden aangepakt, maar hij mocht niet dood.”.
In hoger beroep heeft [verdachte] deze eerdere verklaringen bevestigd. Ter terechtzitting van 18 november 2024 heeft hij onder meer verklaard: “Ik wist wel dat [medeverdachte] degene die zijn vrouw iets had aangedaan niet dood wilde hebben. Hij wilde hem iets aandoen. Ik denk aan op een stoel zetten, martelen of zoiets”.
De vraag die voorligt, is wat de opdracht van [medeverdachte] precies inhield en aan wie hij die opdracht heeft gegeven.
De verklaringen van [verdachte]
heeft verklaard dat hij geen opdracht van [medeverdachte] heeft gekregen om de aanslag op de kapper uit te (doen) voeren en ook heeft hij ontkend dat [medeverdachte] hem verantwoordelijk hield voor de uitvoering van diens opdracht.
Wel heeft hij bekend de uitvoerder te hebben voorzien van een telefoon en die uitvoerder vooraf en na de aanslag werk- en leefgeld betaald te hebben. Maar [verdachte] hoorde pas na deze betalingen aan één van de uitvoerders dat het ging om de aanslag op de kapper.
[verdachte] heeft - zoals hiervoor al deels aangehaald - ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij vóór de aanslag op de kapper dagelijks contact had met [medeverdachte] en dat hij wel wist dat [medeverdachte] die kapper iets ergs wilde aandoen. [verdachte] had ook van [getuige] gehoord dat zij was verkracht. Ook heeft [verdachte] verklaard: “Op de vraag of ik bij de betaling wist dat dat (hof: de persoon aan wie hij betaalde) de persoon was die ‘iets ergs maar niet dood’ moest uitvoeren, zeg ik: ja. Ik wist wel dat voor dat geld uiteindelijk een vrij ernstig iets werd aangedaan aan het slachtoffer, maar hij mocht niet dood.” [2]
Het hof neemt hierbij tevens in overweging dat in de fase voorafgaand aan het hier tenlastegelegde feit, in het kader van de drugshandel, uitlatingen zijn gedaan door [verdachte] waaruit het hof afleidt dat [verdachte] bekend was met ernstig geweld (de brandstichting bij de buren van [getuige] ) en zich hierover in dreigende zin uitliet jegens derden.
Op basis van het voorgaande stelt het hof samengevat vast dat:
  • [verdachte] dus wist van het motief van [medeverdachte] ,
  • wist van de wens en het voornemen van [medeverdachte] om de kapper iets ergs aan te doen,
  • [verdachte] voorafgaand aan de aanslag op de kapper dagelijks in contact stond met [medeverdachte] , in opdracht van [medeverdachte] voorafgaand aan de aanslag aan de uitvoerder een telefoon heeft verstrekt en
  • vooraf en achteraf betalingen heeft gedaan aan de uitvoerders.
De USB-stick
De politie heeft op 6 november 2018 bij [getuige] een USB-stick aangetroffen en in beslag genomen. Op die USB-stick zijn onder meer (Excel-)bestanden met meerdere tabbladen aangetroffen. [verdachte] heeft bekend dat hij een aantal van de daarop aangetroffen bestanden en tabbladen heeft opgezet en daar ook in heeft gewerkt. Meerdere betalingen die in die bestanden zijn vastgelegd, zijn te koppelen aan betalingen die zijn gedaan ten behoeve van deze aanslag. [verdachte] heeft verklaard dat hij niet meer precies weet welke betalingen hij deed en dat in de, op de stick aangetroffen, administratie ook derden hebben gewerkt en dat de betreffende stick ook niet aan hem toebehoort, maar aan [getuige] .
Het hof overweegt hierover het volgende.
Met de verdediging gaat het hof ervan uit dat de inbeslaggenomen USB-stick aan [getuige] toebehoorde. Dat neemt niet weg dat op die USB-stick aangetroffen bestanden en tabbladen naar het oordeel van het hof tot aan juni/juli 2017 aan [verdachte] zijn te koppelen. Zo staat in het bestand ‘invest.ods’ naast de vermelding ‘ wolf weg brengen naar hotel etc…’ onder meer ook genoteerd ‘8000 boete deel 50’, met de datum, te weten 26-05.
De vermelding van deze boetebetaling komt ook in andere delen van de zich op de USB-stick voorkomende administratie voor. Zo volgt uit het bestand ‘Zorro.ods’, tabblad ‘investeringen’ dat een onderscheid is gemaakt tussen de kolommen ‘Nazi’ en ‘Godfather’ en dat 55 keer sprake is geweest van de notering “boete”, met vermelding van datum en de toevoeging ‘deel’ en een cijfer oplopend van één tot 55 in de kolom ‘Nazi’. Ook in dit bestand is genoteerd ’26-05, boete deel 50’ en ‘8.000’. De laatste notering in dit bestand is ’23-06, boete deel 55’ en ‘8000’.
Het hof leidt uit dit bestand eveneens af dat de datum 23-06 betrekking heeft op het jaartal 2017, nu daarvoor op een aantal momenten bij de notering van de datum het jaartal wordt vermeld en sprake is van een oplopende reeks. Zo staat de datum 1-12-16 genoteerd bij het boetedeel 24.
[verdachte] heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte] ‘een boete’ van 800.000 euro verschuldigd was. [medeverdachte] heeft bevestigd dat [verdachte] hem dat bedrag moest betalen omdat hij door toedoen van [verdachte] in een Duitse gevangenis zat.
Ter aflossing van die ‘boete’ betaalde [verdachte] wekelijks 8000 euro contant aan, in ieder geval voor een belangrijk deel, [getuige] , de vrouw van [medeverdachte] .
De laatste boetebetaling die in het bestand op de USB-stick is aangetroffen, dateert van 23 juni 2017. Die schuld van 800.000 euro was een persoonlijke kwestie tussen [medeverdachte] en [verdachte] en stond los van de drugshandel en andere klussen of opdrachten.
De enige die dus belang had bij het noteren van deze kostenpost, was [verdachte] . Het hof heeft ook geen aanwijzingen gevonden en acht het ook niet aannemelijk dat een ander dan [verdachte] in juist dat bestand tot in ieder geval de datum van 23 juni 2017, heeft gewerkt.
Verder staan in bestand ‘Draaien.ods’ kosten en baten onderverdeeld aan VIN (één van de bijnamen van [verdachte] ) en GF (afkorting van Godfather, één van de bijnamen van [medeverdachte] ).
Ook worden de namen Boki (afkorting van Bokito, de bijnaam van [getuige] ), GF en ‘ik’ gebruikt. Het hof acht aannemelijk dat met ‘ik’ [verdachte] zelf wordt bedoeld.
In dit bestand staat ook het tabblad MMBonus. In dat tabblad worden de kosten met betrekking tot ‘ T ’ verdeeld. De bedragen en beschrijvingen die daarbij worden genoemd, passen bij gebeurtenissen voorafgaand of na deze aanslag.
Het bestand ‘Draaien.ods’ is voor het laatst gewijzigd op 22 maart 2018, terwijl [verdachte] pas op 1 mei 2018 werd aangehouden en hij dus tot die datum in dat bestand heeft kunnen werken.
[verdachte] heeft betoogd dat ook anderen in de bestanden konden werken, zoals [getuige] en [getuige] . Het hof acht het niet aannemelijk dat een van hen ook zou moeten betalen voor de gemaakte kosten, zoals die in bovengenoemde bestanden zijn opgevoerd.
Het hof acht evenmin aannemelijk dat niet [verdachte] maar [getuige] of [getuige] ‘Vin’ of ‘ik’ zouden zijn.
Voor het hof staat vast dat [verdachte] ook zelf in die bestanden heeft gewerkt en dat de opgenomen posten en bedragen die betrekking hebben op ‘ T ’ door hem zijn ingevoerd.
Dit geldt ook voor die delen van de bestanden die betrekking hebben op betalingen die zijn gedaan aan de uitvoerder van de aanslag. [verdachte] ontkent overigens ook niet dat hij deze betalingen heeft gedaan.
De getuige [getuige]
heeft in dit onderzoek (belastende) verklaringen afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris en in hoger beroep ook bij de raadsheer-commissaris.
In de kern komen zijn verklaringen erop neer dat [medeverdachte] hem, [getuige] , in eerste instantie via Ironchat het voorstel heeft gedaan om de man te doden. Letterlijk heeft [getuige] verklaard: “Hij zegt ik geef je 100.000 euro als je die man dood maakt. Als je kan regelen. Laat mensen maar komen/regel maar.” Hij moest dood met zoveel mogelijk pijn.
Omdat [getuige] niet op het voorstel is ingegaan, heeft [medeverdachte] de opdracht toen aan een ander gegeven, die de opdracht wel had aangenomen.
[getuige] heeft verklaard dat degene die de kapper in de fik heeft gestoken, samen met een ander in een auto zat. Degene die de kapper had aangewezen, is [verdachte] . Daarna had [verdachte in samenhangende strafzaak] de kapper in de fik gestoken. [getuige] had dat van [verdachte in samenhangende strafzaak] zelf gehoord.
Over deze [verdachte] heeft [getuige] verklaard: “Die man het is een spook, die is een nerd, die heeft ook een server die is goed met die geldshit allemaal via internet” en “Ja verkopen van drugs via internet. Dat is de moneymaker van [medeverdachte] ”. [3]
[medeverdachte] heeft ontkend dat hij [getuige] deze opdracht heeft gegeven en heeft met nadruk aangevoerd dat [getuige] daarover heeft gelogen.
Betrouwbaarheid verklaringen [getuige]
De rechtbank heeft in haar vonnis het volgende overwogen (cursief):
Het dossier bevat een groot aantal verklaringen van [getuige] in de vorm van
getuigenverklaringen en processen-verbaal van bevindingen van gesprekken met de politie.
Hij heeft verklaard over de feiten in deze zaak en in andere zaken met andere verdachten,
zoals het onderzoek Duin naar de dood van [naam] . Hij is gehoord door de politie, de
rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, in de periode van 24 april 2017 tot en met 5 april 2022. Het openbaar ministerie baseert de gevorderde bewezenverklaringen in
belangrijke mate op die verklaringen. Het openbaar ministerie gaat uit van betrouwbare verklaringen en hecht veel waarde aan de overwegingen van de rechtbank Overijssel in de zaken tegen [verdachte in samenhangende strafzaak] en [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] .
De rechtbank wijst er op dat het antwoord op de betrouwbaarheidsvraag in de zaken
[medeverdachte] en [verdachte] niet zonder meer gebaseerd kan worden op de overwegingen bij
[verdachte in samenhangende strafzaak] en [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] , omdat het destijds ging over de verklaringen van [getuige] over de rol
van [verdachte in samenhangende strafzaak] en [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en nu over de rol van [medeverdachte] en [verdachte] .
Mr. Franken(hof: [medeverdachte] ’s raadsman in de rechtbank-fase)
constateert inconsistenties en speculaties en vermoedt een wraakmotief bij [getuige] . Mr. Janssen trekt de verklaringen niet in twijfel op die onderdelen waarover [getuige] consistent en eenduidig is geweest en acht de verklaringen in grote lijnen juist en op detailniveau af en toe niet.
De rechtbank overweegt het volgende over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor het
bewijs van [getuige] ’s verklaring.
[getuige] is een man met een brede kennissenkring van personen die in het dossier voorkomen in verschillende min of meer vaste maar ook wel van samenstelling of loyaliteit
veranderende groepen. Zo onderhield hij contacten met personen gelieerd aan of deel
uitmakend van een groepering die bekend staat als de Tattookillers. Daarnaast had hij contact met [lid van MC] en met een groep personen rondom [lid van MC] , al dat niet (ook) deel uitmakend van de inmiddels verboden [motorclub] of de daarmee in verband gebrachte [motorclub] . De scheidslijnen tussen genoemde groeperingen zijn diffuus. [getuige] verklaart over contacten met de broers [lid van MC] en [lid van MC] , met [medeverdachte] en met diens echtgenote [getuige] en met andere personen uit de kring rond [medeverdachte] . [verdachte] heeft hij een enkele keer ontmoet, hij kent hem als Brillie, het was de man van de telefoons, computers, een slimme jongen, een nerd die het geld voor [medeverdachte] verdiende en met wie hij niet omging.’
[verdachte in samenhangende strafzaak] heeft hij eenmaal ontmoet en diens broer, [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] , kent hij niet. Van [verdachte in samenhangende strafzaak] kent hij
niet de voornaam, hij noemt hem Grote Wolf . [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] kent hij als Kleine Wolf . Hij
brengt die namen in verband met wat [medeverdachte] eerder al tegen hem had gezegd en wat [getuige]
toen niet had begrepen: dat hij “Wolven” had. Hij spreekt over “ [bijnaam getuige] ” van wie hij de echte naam niet weet en die hij ook [bijnaam getuige] noemt. [getuige] verklaart daarover bij de politie dat [getuige] hem [bijnaam getuige] of [bijnaam getuige] noemt. Waar [getuige] verklaart over [slachtoffer feit 3] of [slachtoffer feit 3] bedoelt hij [slachtoffer feit 3] , die hij koppelt aan [loungeclub] . Met [naam] en [naam] bedoelt hij diens broers.
Met de verdediging constateert de rechtbank verschillen in de verklaringen. De rechtbank
analyseert en waardeert de verklaringen op betrouwbaarheid in dit hoofdstuk in algemene
termen. Daarbij is het overige bewijsmateriaal van belang. Past wat [getuige] heeft verklaard bij die andere bewijsmiddelen zodat de betrouwbaarheid van zijn verklaring daaraan afgemeten kan worden? En, indien de verklaringen betrouwbaar worden geoordeeld, hoe beantwoordt de rechtbank de vraag of het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden?
Bij lezing en veelvuldige herlezing van de zeer uitgebreid aan het papier toevertrouwde
verklaringen van [getuige] , is het, mede door het gebrek aan redactie, lastig om houvast te
vinden. De veelheid aan informatie uit de (criminele) kringen waarin hij verkeerde, over
personen, kongsis, ruzies, geweldsfeiten enzovoort: om daarin een lijn te ontdekken voor de
feiten waarover het in deze zaak gaat, is niet eenvoudig. Ontdaan van alle zijpaden is het
verhaal van [getuige] wel als logische en betrouwbare getuigenverklaring te kwalificeren.
En na het destilleren van helderheid over onderlinge relaties en de chronologie van
gebeurtenissen waarin verschillende personen en wisselende loyaliteiten een rol spelen,
vallen ook de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden en inconsistenties en terughoudendheid,
bijvoorbeeld het aanvankelijk niet willen noemen van namen, te verklaren. Dat kan in de
zaak van de kapper bovendien getoetst worden aan bewijsmateriaal waarvan [getuige] bij
het afleggen van zijn verklaringen geen kennis kon hebben of aan onderzoeksresultaten die
na het afleggen van zijn verklaringen beschikbaar zijn gekomen.
Het patroon in de verklaringen is dat [getuige] niet van aanvang af het achterste van zijn
tong laat zien. Dat valt te begrijpen voor zover hij wel over valide informatie beschikt maar
zelf nog zoekend is naar de duiding daarvan (zoals in zijn eerste verklaringen over de
kapper). En het is ook voorstelbaar gegeven enerzijds zijn aanvankelijke sympathie voor
[medeverdachte] , met wie hij op vriendschappelijke voet stond, en anderzijds zijn angst voor het
leven van hemzelf en zijn familie. Hij is terughoudend in het noemen van namen maar doet
dat uiteindelijk wel. Zijn eerdere onwil om antwoord op te geven, verwoordt hij in niet altijd
de lading dekkende termen zoals het zich zaken niet kunnen herinneren, “geen commentaar” en: “Valt geen deal te sluiten”. Of, als hem naar de redenen van wetenschap wordt gevraagd: “Telepathie”. En als hij dan namen noemt refereert hij aan zijn angst dat met zijn leven te moeten bekopen.
Uiteindelijk noemt hij toch man en paard, eerst geleidelijk aan de sluier oplichtend, maar
voluit vanaf zijn verklaring van 23 september 2017. Het gevolg is dat het dreigingsniveau
voor hem zo hoog wordt dat hij, niet in een getuigenbeschermingsprogramma (zoals de
officieren van justitie ter zitting nadrukkelijk hebben verklaard), maar vermoedelijk uit eigen beweging vertrekt en sedertdien op een geheim adres verblijft.
In het gesprek op 25 mei 2017 waarschuwt hij voor toekomstige slachtoffers. Waarom hij
naar de politie is gegaan en is gaan praten, legt hij onder andere uit in het verhoor bij de
rechter-commissaris op 10 december 2018 in de zaken [verdachte in samenhangende strafzaak] en [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] :
“Ik ben zelf naar de politie gegaan. Ik was het zat. Ik wil een gewoon leven hebben als
een normaal mens.
(...)
Ik was er klaar mee. Mensen worden bedreigd met een handgranaat. Mensen bedreigd
met een RPG. Er wordt geschoten met een AK. Ik was er klaar mee. Ik wilde gewoon
rustig leven.
(...)
Ik heb er geen baat bij. Ik krijg geen geld, niks. Ik doe dit omdat ik er klaar mee ben
Als anderen niet willen verklaren omdat ze bang zijn, kan ik daar niets aan doen”.”
Voor het laatst zegt hij daarover bij de rechter-commissaris op 5 april 2022, pagina 13:
“Ik was er klaar mee en ik wilde verder gaan met mijn leven. U vraagt mij of dit op
mijn eigen initiatief is geweest of dat ik ben benaderd door de politie. Op mijn eigen
initiatief. Ik had zoveel druk van alle kanten, van [lid van MC] (de rechtbank begrijpt: [lid van MC]
) en van [lid van MC] (de rechtbank begrijpt: [lid van MC] ) en van [medeverdachte] (de
rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ). Ik heb voor mijn vrijheid gekozen. Ik wilde een
normaal iemand zijn”.
Op de vraag of hij daarvoor op welke wijze dan ook is bevoordeeld, antwoordt hij
ontkennend.
Ten slotte is van belang dat hij in de laatste verhoren, in april 2022, vaker dan voorheen, zich zaken niet kan herinneren, of niet meer weet wat hij eerder heeft verklaard. Uiteraard valt dat te verklaren door het lange tijdsverloop en de grote hoeveelheid van hem afkomstige informatie over uiteenlopende onderwerpen. Dat neemt niet weg dat hij onder ede blijft zeggen dat hij in eerdere verklaringen de waarheid heeft gesproken.
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verklaringen van [getuige] in het algemeen als
betrouwbaar hebben te gelden op grond van dit alles bevestigend.
Overwegingen over bruikbaarheid verklaring [getuige]
Belangrijk bewijsmiddel vormen de verklaringen van [getuige] . In die verklaringen is in de
loop van de tijd een ontwikkeling te zien. Nadat [getuige] door [medeverdachte] was gevraagd de
man die [getuige] zou hebben verkracht voor 100.000 euro te doden, vonden de aanslagen op
de kapper en in Gronau plaats. [getuige] is dan nog niet zeker van een verband tussen het
een en ander. Aanvankelijk vermoedt hij dat twee scenario’s denkbaar zijn. Hij denkt daarbij aan een aanslag op iemand in de omgeving van ( [lid van MC] ) [zoon (beoogd slachtoffer feit 1)] in opdracht van [lid van MC] . In dat scenario zou een aanslag op [slachtoffer feit 1] denkbaar zijn. Daarnaast is hij minder concreet over de tweede optie: een aanslag op een NN-man door een hem bekende
opdrachtgever, van wie hij de naam niet wil noemen. Die opdrachtgever wordt aangeduid als mr. X. De beschrijving van die mr. X past naadloos bij het profiel van [medeverdachte] . Als
[medeverdachte] in een chatwisseling in juni 2017 [getuige] en diens familie fors heeft bedreigd,
besluit [getuige] , die inmiddels uitgaat van het tweede scenario, om de naam van mr. X te
noemen: [medeverdachte] . Hij vertelt dan ook dat [medeverdachte] hem eerder had benaderd om [beoogd slachtoffer feit 1] te doden.
De rol van [verdachte] is geweest dat hij de stoel van de kapper had aangewezen en de
vluchtauto had gereden.
De rechtbank geeft, met name om inzicht te geven in de gevolgde gedachtegang bij de
duiding ervan, de verklaringen over de kapper tamelijk uitputtend maar zoveel mogelijk in
vogelvlucht weer.
24 april 2017 verhoor als getuige in onderzoek Duin
Op 24 april 2017 wordt [getuige] gehoord als getuige in het onderzoek Duin. Hij verklaart
spontaan over de kapper. Hij heeft daarover gesproken met [lid van MC] (met wie hij [lid van MC]
bedoelt) en met een vriend van [lid van MC] en van hemzelf. [lid van MC] en die vriend hebben verteld over
het in brand steken van de kapper en dat het de verkeerde was. En over het naderhand in
brand steken van de Seat die daarbij betrokken was. [getuige] zegt dat het bedoeld was voor [zoon (beoogd slachtoffer feit 1)] z’n vader. Hij zegt niet waarop hij dat baseert en koppelt het aan een conflict tussen [lid van MC] en [medeverdachte] enerzijds en [motorclub] anderzijds.
9 mei 2017 verhoor als getuige
[lid van MC] wilde de vader van [zoon (beoogd slachtoffer feit 1)] een lesje leren. Een andere man heeft een persoonlijk conflict
met “deze man” (met wie hij in retrospectief kennelijk [beoogd slachtoffer feit 1] bedoelt) en vraagt [getuige]
die man te doen, als in doden. [getuige] denkt dat niet de vader van [zoon (beoogd slachtoffer feit 1)] maar de
(verkeerde) kapper het doelwit was. Omdat “deze man” met wie hij [medeverdachte] bedoelt zoals uit latere verhoren blijkt, verklaart dat er twee opdrachtgevers waren. [lid van MC] heeft een mannetje geregeld om het te doen. Er waren twee redenen om het te doen. Het ene verhaal is het verhaal van [zoon (beoogd slachtoffer feit 1)] , het andere heeft te maken met de man die hem heeft gevraagd het te doen.
25 mei 2017 telefoongesprek met politie de dag na Gronau
In de nacht na de aanslag op [slachtoffer feit 2] in Gronau neemt [getuige] contact met de politie op
en verklaart hij het volgende. [medeverdachte] (die hij dan nog aanduidt als mr. X) heeft op 24 mei 2017 contact met [getuige] opgenomen en verteld dat er in Gronau is geschoten. [beoogd slachtoffer feit 1] kan
vertellen waarom de man in Gronau is neergeschoten en moet toch nu weten dat ze hem
moeten hebben. [getuige] verwacht dat er nog iemand zal worden neergeschoten omdat
[medeverdachte] hem heeft gezegd dat er nog iemand “gaat lekken”.
2 juni 2017 verhoor als getuige
[getuige] wordt die dag twee keer als getuige gehoord, vanaf 13:12 en vanaf 15:04 uur.
Hij denkt, maar weet dat niet zeker, dat [beoogd slachtoffer feit 1] , de kapper, het doelwit kan zijn geweest van
de aanslagen op de kapperszaak en in Gronau. In het tweede verhoor komen de twee
theorieën die hij over de aanslag op de kapper had aan de orde. [getuige] geeft hints maar
herhaalt over een van die theorieën wat hij ook op 25 mei 2017 al zei: dat vermoedelijk
doelwit [beoogd slachtoffer feit 1] zelf dit maar moet vertellen. Hij zegt dat de achtergrond in de zedensfeer ligt
en dat de opdrachtgever, die vastzit maar niet in Nederland, eerst hem gevraagd heeft het te
doen. Hij wil niet zeggen wie die opdrachtgever is, maar uit de reactie van de verhoorder
blijkt dat zijn hints duidelijk genoeg zijn.
Tussentijds
In de periode tussen het verhoor van 2 juni 2017 en het eerste daarop volgende van
23 september 2017 ontspint zich een verhitte correspondentie tussen [medeverdachte] en [getuige]
. En in de tussenliggende tijd vinden aanslagen plaats op [loungeclub] , de woning in de
Benkoelenstraat en diverse andere woningen van (familie van) personen uit de kringen
waarin [getuige] en [medeverdachte] zich, al dan niet virtueel, bewegen. Inmiddels heeft de politie informatie bereikt dat [getuige] gevaar loopt en bedreigd wordt.
23 september 2017 verhoor als getuige
[getuige] legt een uitgebreide en gedetailleerde verklaring af over de kapper, Gronau,
[loungeclub] en de Benkoelenstraat. Over de kapper (en Gronau) vertelt hij dat [medeverdachte] hem
heeft gevraagd de man die [getuige] verkracht zou hebben dood te maken. Hij zou daar
100.000 euro voor krijgen. Omdat [getuige] , na eigen onderzoek, betwijfelde of het een
verkrachting of een vrijwillig seksueel contact was geweest, heeft hij de opdracht niet
aangenomen. Hij verklaart dat [verdachte in samenhangende strafzaak] , over wie hij later bij de rechter-commissaris verklaart
dat hij diens voornaam niet kent, de uitvoerder is van de aanslag op de kapperszaak en dat
[medeverdachte] de opdracht heeft gegeven. [verdachte in samenhangende strafzaak] had hem dat een week eerder (de rechtbank
begrijpt een week eerder dan 23 september 2017) verteld. [verdachte in samenhangende strafzaak] zou 26.000 euro hebben
gekregen voor deze actie. [verdachte in samenhangende strafzaak] had hem verteld dat [getuige] de kapperszaak had aangewezen en [verdachte] de stoel en dat [verdachte] in de vluchtauto met [verdachte in samenhangende strafzaak] daarna was weggegaan. [medeverdachte] maakte altijd grapjes: “ik heb wolven geregeld”. De opdracht was dat de kapper dood moest, met zo veel mogelijk pijn. Zowel na de kapper als na Gronau had [getuige] contact met [medeverdachte] .
3 oktober 2017 gesprek met [getuige]
Op 3 oktober 2017 spreekt de politie opnieuw met [getuige] . Van dat gesprek is een proces
verbaal bevindingen opgemaakt waarin de politie schrijft dat een zekere [bijnaam getuige] volgens [getuige]
in opdracht van [medeverdachte] bedreigd wordt. Met [bijnaam getuige] , die hij ook wel [bijnaam getuige]
noemt, bedoelt hij [getuige] , zoals hiervoor al vastgesteld, hetgeen blijkt uit de
omschrijving die hij bij de rechter-commissaris geeft en de hiervoor aangehaalde verklaring
van [getuige] . [getuige] kent het motief, de achtergrond en de uitvoerders van de Twentse
aanslagen en kan de verklaring van [getuige] ondersteunen.
9 februari 2018 telefoongesprek met politie
In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat als verklaring van [getuige] :
“. . .en toen hoorde ik die man is de broer van die andere en toen begreep ik het hele
verhaal tot ik zelf met [verdachte in samenhangende strafzaak] heb gepraat en toen begreep ik het hele verhaal helemaal”.
10 december 2018 verhoor als getuige bij de rechter-commissaris in de zaken [verdachte in samenhangende strafzaak] en
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak]
In dit verhoor verklaart [getuige] dat [verdachte in samenhangende strafzaak] hem heeft verteld dat hij de aanslag op de kapper had gepleegd en dat [verdachte] of [getuige] , daarover is hij niet zeker, de stoel van de kapper had aangewezen. En hij verklaart wat [medeverdachte] hem daarover heeft verteld. En dat
[medeverdachte] tegen hem had gezegd dat hij wolven had.

4 en 5 april 2022 als getuige bij de rechter-commissaris

In de kern komen deze verklaringen er op neer dat [getuige] blijft bij wat hij eerder, naar
waarheid zegt hij, heeft verklaard en dat hij zich inmiddels veel niet meer kan herinneren.
Bespreking betrouwbaarheid verklaringen [getuige]
Hiervoor heeft de rechtbank de vraag of de verklaringen van [getuige] in het algemeen als
betrouwbaar hebben te gelden bevestigend beantwoord. De rechtbank verwijst daarnaar en
volstaat hier met de constatering dat de verklaring van [getuige] steun vindt in de verklaring van [verdachte] , de verklaring van [getuige] , welke verklaring op haar beurt deels steun vindt in de bevindingen van de politie over de betaling aan [verdachte in samenhangende strafzaak] op de parkeerplaats voor het politiebureau in Hengelo.
Aldus geanalyseerd waardeert de rechtbank de verklaringen van [getuige] over de kapper,
getoetst aan het overige bewijsmateriaal, en afgezet tegen het door [medeverdachte] geschetste
maar ongeloofwaardig bevonden scenario, als voldoende consistent en betrouwbaar op de
belangrijkste punten.
Met de rechtbank acht het hof de verklaringen van [getuige] over de kapper, in onderling verband en samenhang bezien met het overige bewijsmateriaal, voldoende consistent. Bovendien acht het hof die verklaringen op het hier aan de orde zijnde punt, te weten dat [medeverdachte] een opdracht heeft gegeven tot handelingen die hebben geleid tot het in de brand steken van het slachtoffer, ook betrouwbaar.
Met de rechtbank is het hof ook van oordeel dat de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs kan worden gebezigd daar waar deze stelt (gehoord te hebben) dat [verdachte] als chauffeur is opgetreden bij de aanslag en de stoel van de kapper heeft aangewezen.
Nog los van de vaststelling dat [getuige] in zijn latere verklaringen niet expliciet bij zijn verklaring op dit punt is gebleven, staat het voor het hof namelijk onvoldoende vast of de informatie die [verdachte in samenhangende strafzaak] aan hem hierover zou hebben gegeven tijdens het ‘rechtbankje’ waarheidsgetrouw is.
Conclusie
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [medeverdachte] het plan heeft bedacht om de kapper iets ergs aan te doen en daartoe een opdracht heeft gegeven aan aanvankelijk [getuige] en later aan de daadwerkelijke uitvoerder.
Voorts komt het hof tot het oordeel dat [verdachte] voorafgaand aan de aanslag wetenschap had van de plannen van [medeverdachte] om de kapper iets ergs aan te doen en dat hij voorafgaand aan en na afloop van de aanslag betalingen heeft verricht ten behoeve van de uitvoerder en hem ook een telefoon heeft verstrekt.
Feit 1, primair (voorwaardelijk) opzet op de dood?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de kapper, terwijl hij in zijn kapsalon aan het werk was, plotseling door een onbekende met een brandbare vloeistof is bespoten, onder meer op zijn hoofd/gezicht, waarna de vloeistof werd aangestoken en hij in brand kwam te staan.
Dankzij snel ingrijpen van iemand die daar de ramen aan het wassen was, kon de brand kort daarna worden geblust en heeft het slachtoffer zijn verbrande lichaamsdelen zo snel en zoveel mogelijk onder de kraan gekoeld.
Uit het verslag van de GGD Groningen Forensische Geneeskunde [4] blijkt dat 12,8% van het lichaamsoppervlak van het slachtoffer verbrand is geraakt: 12,1% tweedegraads brandwonden en 0,7% derdegraads brandwonden.
Het rapport vermeldt nog dat het vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies aanwezig is maar uit het rapport blijkt niet in hoeverre de verwondingen levensbedreigend zijn geweest. Hoewel het slachtoffer – zoals op de foto’s te zien is – ogenschijnlijk forse brandwonden heeft opgelopen blijkt uit latere verhoren met hem dat deze goed zijn hersteld.
Het hof onderkent dat in zijn algemeenheid de opvatting heerst dat het in brand steken van een persoon tot de dood leidt of kan leiden, niet alleen door de impact die een dergelijk feit teweeg brengt en door het gruwelijke (visuele) beeld dat een dergelijk feit oproept, maar ook vanwege de ernstige gevolgen die brandwonden kunnen hebben op het menselijk lichaam.
Het hof is echter van oordeel dat in het onderhavige geval niet met voldoende mate van zekerheid is vast te stellen dat met de handelingen zoals die zijn verricht de aanmerkelijk kans op de dood van het slachtoffer in het leven is geroepen, ook niet in het geval dat niet zo snel door een omstander was ingegrepen zoals hier is gebeurd.
Zo staat niet vast hoeveel brandbare vloeistof op het slachtoffer is gespoten of hoelang het slachtoffer (daarmee) daadwerkelijk in brand heeft gestaan of zou kunnen hebben gestaan. Uit de verklaring van het slachtoffer of die van de getuigen valt evenmin af te leiden dat sprake was van concreet (acuut) levensgevaar, terwijl niet is gebleken dat vitale organen van het slachtoffer door de brand zijn aangetast of uitgevallen. Ook in het deskundigenrapport zijn daarvoor geen indicaties te vinden. Vast staat dat sprake is geweest van tweedegraads brandwonden, hetgeen er naar algemene ervaringsregels op duidt dat deze na een aantal weken volledig genezen. Voor een beperkt deel waren er derdegraads brandwonden. Deze laatste worden gekenmerkt door vernietiging van de opperhuid en vernietiging van de zenuwuiteinden en kunnen – naar algemene ervaringsregels – zonder operatief ingrijpen niet genezen.
Het hof van oordeel dat gezien de specifieke en hiervoor genoemde omstandigheden onvoldoende vaststaat dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van het ontsteken van de over hem gespoten brandbare vloeistof. Nadere vaststellingen op grond waarvan anders zou kunnen worden vastgesteld, kunnen niet plaatsvinden op grond van het, op dit punt summiere, dossier.
[medeverdachte] heeft overigens verklaard dat hij opdracht heeft gegeven om de kapper zwaar te mishandelen, hetgeen door [verdachte] is bevestigd. Het was uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de kapper zou komen te overlijden, aangezien [medeverdachte] hem na zijn vrijlating nog zelf onder handen wilde (kunnen) nemen.
Naar het oordeel van het hof is gezien al het voorgaande onvoldoende komen vast te staan dat de door [medeverdachte] gegeven opdracht ook inhield dat de kapper zou moeten worden doodgemaakt.
Weliswaar kan aan de verklaring van [getuige] worden ontleend dat hij, [getuige] , eerder een opdracht van die strekking heeft ontvangen, maar duidelijk is dat deze opdracht niet is aanvaard.
Het dossier bevat naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs om aan te nemen dat de daaropvolgende opdracht meer omvatte dan de opdracht om de kapper zwaar te mishandelen.
[medeverdachte] zal om die reden van het onder 1 primair tenlastegelegde (medeplegen poging tot moord en/of doodslag) worden vrijgesproken.
Dit oordeel leidt er tevens toe dat ook [verdachte] van het onder 1 primair en subsidiair zal worden vrijgesproken.
Feit 1, meer subsidiair en meest subsidiair: zware mishandeling
Onder 1 meer subsidiair en meest subsidiair is [verdachte] medeplegen van zware mishandeling, of uitlokking hiervan, respectievelijke medeplichtigheid aan (het medeplegen van) van zware mishandeling verweten. Het hof zal hierna eerst enkele algemene opmerkingen maken over zwaar lichamelijk letsel, medeplegen, uitlokking en medeplichtigheid maken.
Zwaar lichamelijk letsel
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op al of niet volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan dit oordeel in voorkomende gevallen worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit. Bij de vaststelling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zullen vaak medische gegevens worden betrokken. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.
Wat de aard van het letsel betreft kan, buiten de in art. 82 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevallen, ook het verlies van het gebruik van een zintuig, verminking en verlamming als zwaar lichamelijk letsel worden beschouwd. [5]
Het hof is van oordeel dat de door het slachtoffer opgelopen verwondingen zwaar lichamelijk letsel opleveren. Het hof houdt hierbij rekening met de aard van de verwondingen, voor een deel derdegraads brandwonden, en het veelvoud aan verwondingen, dat wil zeggen dat de brandwonden ruim 12% van het huidoppervlak hebben beslaan.
Het hof is ook van oordeel dat [medeverdachte] opzet heeft gehad op het toebrengen van deze verwondingen. Weliswaar heeft hij ontkend dat het zijn bedoeling was dat het slachtoffer in brand zou worden gestoken, maar door een opdracht te geven die inhield dat het slachtoffer iets ergs moest worden aangedaan zonder dat “ergs” nader te specificeren of na te gaan op welke manier de uitvoerder zijn opdracht dacht te gaan uitvoeren, heeft [medeverdachte] ten minste de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat de uitvoerder die opdracht op zijn eigen wijze zou invullen, daaronder begrepen door het in de brand steken van het slachtoffer.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Medeplegen of uitlokking
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is geweest van medeplegen of uitlokking. Het onderscheid tussen medeplegen en uitlokking is gelegen in het feit dat medeplegers tezamen een strafbaar feit plegen, terwijl de uitlokker een ander overhaalt om een delict te plegen zonder aan de uitvoering daarvan mee te werken. Het onderscheid is voor de strafmaat minder relevant en het hof realiseert zich dat de begrippen elkaar gedeeltelijk overlappen.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van een verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit, is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de medeverdachte(n) in dit geval niet is komen vast te staan.
Er was immers geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de materiële bijdrage van [medeverdachte] aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht. Daarom zal [medeverdachte] worden vrijgesproken van het 1 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling.
Uitlokking
Uitlokking is een zogenoemde deelnemingsvorm, een bepaalde manier van deelname aan een misdrijf dat in het Wetboek van Strafrecht strafbaar wordt gesteld. Op grond van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht worden als daders van een strafbaar feit namelijk ook diegenen gezien die het feit opzettelijk uitlokken door een zogenoemd ‘uitlokkingsmiddel’. Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht noemt de volgende uitlokkingsmiddelen:
- giften,
- beloften,
- misbruik van gezag,
- geweld,
- bedreiging,
- misleiding, en
- het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
Bij uitlokking gaat het erom dat de uitgelokte door de uitlokker met gebruikmaking van één of meer van deze uitlokkingsmiddelen is aangezet tot het plegen van een strafbaar feit.
Voor een bewezenverklaring van uitlokking moet dus vast komen te staan dat:
- de uitlokker de uitgelokte heeft aangezet het delict te plegen;
- de uitlokker opzet heeft gehad op de uitlokking én op het delict waartoe de ander is aangezet;
- de uitlokker daartoe gebruik heeft gemaakt van een of meer van de uitlokkings-middelen die in de wet worden genoemd, en
- het uitgelokte delict is uitgevoerd.
De wettekst spreekt over het uitlokken van een feit en niet over het uitlokken van een bepaald persoon. Niet is vereist dat de uitlokker en de uitgelokte elkaar kennen of rechtstreeks contact hebben gehad. Uitlokking kan ook via een tussenpersoon plaatsvinden. Ook is niet vereist dat precies vast komt te staan wie het contact met de uitgelokte heeft gehad, op welke manier het contact met de uitgelokte heeft plaatsgevonden en met welke bewoordingen hij tot het plegen van het strafbare feit is aangezet.
Het is niet uitgesloten dat de uitgelokte op verschillende opeenvolgende momenten tot het plegen van het strafbare feit wordt aangezet, bijvoorbeeld doordat hem opeenvolgende inlichtingen worden verschaft of nadere beloften worden gedaan.
Voor het bewijs van uitlokking maakt het niet uit dat er bij de uitgelokte al een zekere bereidheid aanwezig was tot het plegen van (mogelijk soortgelijke) strafbare feiten.
In deze zaak zijn vooral de uitlokkingsmiddelen ‘beloften’ en ‘inlichtingen’ van belang. Bij een ‘belofte’ kan het ook gaan om een geldbedrag dat in het vooruitzicht wordt gesteld voor het plegen van het strafbare feit. Voor het bewijs van een ‘belofte’ is het niet nodig dat ook vast komt te staan dat die belofte is ingelost, dus dat het beloofde geld uiteindelijk is betaald.
Bij ‘inlichtingen’ gaat het om mededelingen van feitelijke aard die van belang zijn met het oog op het te plegen delict, in die zin dat die mededelingen geschikt zijn om er in die specifieke situatie voor te zorgen dat het delict ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
Om tot het bewijs van uitlokking te komen, moet de uitlokker het opzet hebben gehad dat het strafbare feit zou worden gepleegd. Voor het bewijs van ‘opzet’ is het voldoende als de uitlokker het zogenoemde ‘voorwaardelijk opzet’ had dat het strafbare feit werd gepleegd. Het voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden (vgl. ECLI:NL:GHARL:2024:2838).
Het hof overweegt over de bewijsbaarheid van dit feit het volgende:
[medeverdachte] was ten tijde van de aanslag op de kapper gedetineerd in Duitsland. Hij was dus niet fysiek betrokken bij de uitvoering van het feit. Desondanks speelde hij een voorname rol. Alleen [medeverdachte] had een motief en [medeverdachte] wilde de kapper ook iets ergs aan doen. [medeverdachte] had naar eigen zeggen mensen tot zijn beschikking om opdrachten uit te voeren. Met het vooropgezette plan om de kapper zwaar te mishandelen, heeft hij eerst [getuige] en daarna de daadwerkelijke uitvoerder de opdracht gegeven om dat plan te realiseren. [medeverdachte] heeft onderzoek laten doen naar de kapper. Ook heeft hij [verdachte] opdracht gegeven om de uitvoerder van een telefoon te voorzien, vooraf werk- en leefgeld te betalen en achteraf te belonen. Het hof is van oordeel dat [verdachte] voorafgaande aan de betalingen en het verschaffen van de telefoon wist dat de uitvoerder de opdracht had gekregen om de kapper zwaar te mishandelen. Dit volgt niet alleen uit de verklaring van [verdachte] zelf op de zitting in eerste aanleg en in hoger beroep, maar ook uit de eerder genoemde verklaring van getuige [getuige] . [verdachte] was bij andere geweldshandelingen vooraf op de hoogte en het hof heeft geen redenen om te veronderstellen dat het in dit geval anders was.
Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [medeverdachte] de uitvoerder(s) heeft aangezet om de aanslag op de kapper te plegen, dat het ook zijn bedoeling was om de uitvoerders daartoe aan te zetten en dat het zijn opzet was dat de kapper zwaar mishandeld zou worden. Ook staat vast dat de uitvoerders gebruik hebben gemaakt van de door [medeverdachte] en/of [verdachte] verstrekte middelen en inlichtingen en dat de aanslag op de kapper vervolgens daadwerkelijk is uitgevoerd.
Voor wat betreft de precieze rol van [verdachte] stelt het hof vast dat hij geen persoonlijk motief had en enkel in opdracht van [medeverdachte] ondersteunende handelingen heeft verricht.
Er kan niet worden vastgesteld dat hij actief en/of fysiek betrokken is geweest bij de uitvoering. Het hof heeft hiervoor al overwogen dat niet vaststaat dat [verdachte] de chauffeur is geweest bij de aanslag en/of dat hij de kappersstoel heeft aangewezen.
Dat dit wel het geval zou zijn geweest, kan niet uit de verklaring van [getuige] worden afgeleid, nu deze stelt de informatie hierover te hebben verkregen van [verdachte in samenhangende strafzaak] en het hof deze bron als onvoldoende betrouwbaar beschouwt.
Het hof is hierdoor van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] niet zo wezenlijk is geweest dat hij als medepleger van zware mishandeling of als uitlokker van medeplegen hiervan kan worden aangemerkt.
In hoger beroep is op vordering van de advocaat-generaal de tenlastelegging gewijzigd in die zin dat – kort gezegd – aan de tenlastegelegde feiten de medeplichtigheid is toegevoegd.
Medeplichtigheid
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen is bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf, het gronddelict.
Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan. Op die deelnemingsvorm hoeft het opzet van de medeplichtige dus niet gericht te zijn.
Als het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) is gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van zo'n voldoende verband sprake is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans zal echter kunnen worden aangenomen dat dit verband bestaat als het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, bijvoorbeeld bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van voldoende verband met het gronddelict. Daarbij zijn de aard van het gronddelict, de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang.
Het hof heeft hiervoor al overwogen dat [verdachte] wetenschap had van het plan van [medeverdachte] om de kapper “iets ergs” aan te doen. Ter terechtzitting van het hof van 18 november 2024 heeft [verdachte] verklaard dat hij daarbij dacht aan ‘op een stoel zetten, martelen etc.’ [verdachte] kende de gewelddadige reputatie van [medeverdachte] en [verdachte] kende ook de uitvoerder, die door [medeverdachte] al eerder aan hem was voorgesteld als iemand die klussen deed voor [medeverdachte] en die klussen ook zou kunnen doen als [medeverdachte] niet bereikbaar zou zijn. Dit waren illegale klussen, die niet te maken hadden met de handel op het darkweb. Het betrof een loopjongen, maar niet zoals de anderen. Er waren heel weinig van dat soort loopjongens, die niet voor de drugs waren.
Volgens [verdachte] had [medeverdachte] al eerder bij mensen van [motorclub] een handgranaat naar binnen laten gooien en had [medeverdachte] ook al eerder opdracht gegeven om in Enschede-Zuid op een woning te schieten.
Bovendien wist [verdachte] vooraf van het voornemen van brandstichting bij de ouders van een getuige die belastend had verklaard jegens [medeverdachte] in het kader van het Duitse onderzoek naar drugshandel.
Hij moest er hierdoor rekening mee houden dat [medeverdachte] aan één van de heel weinige loopjongens uit diens entourage die
nietvoor de drugs waren, de opdracht zou geven tot het zwaar mishandelen en hield daar ook daadwerkelijk rekening mee getuige zijn opmerking dat hij dacht aan martelen.
Desondanks heeft [verdachte] in opdracht van [medeverdachte] voorafgaand aan de aanval op de kapper, zonder naar eigen zeggen te weten hoe die aanval eruit zou zien, handelingen verricht ten behoeve daarvan, zoals het verstrekken van een telefoon aan de uitvoerder zodat [medeverdachte] contact met hem kon hebben, en het betalen van werkgeld aan de uitvoerder.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat [verdachte] niet alleen opzettelijk voornoemde handelingen heeft verricht, maar ook dat zijn – op zijn minst genomen – voorwaardelijk opzet was gericht op het gepleegde misdrijf, te weten de gewelddadige aanval op de kapper.
[verdachte] wordt daarom aangemerkt als medeplichtige aan het hierna te kwalificeren misdrijf.
Voorwaardelijke verzoeken
Voor zover het hof niet zou uitgaan van de juistheid van de door hen ingebrachte beschuldigingen jegens [medeverdachte] , heeft de raadsman het voorwaardelijk verzoek gedaan om het onderzoek te heropenen en de getuigen [betrokkene] en [betrokkene] te doen horen.
Het hof heeft hiervoor vastgesteld wat [medeverdachte] ’s rol is geweest, voor zover het de strafprocedure tegen [verdachte] aangaat.
Het hof ziet tegen deze achtergrond geen noodzaak tot het horen van deze twee getuigen.
De raadsman heeft voorts het voorwaardelijke verzoek gedaan om nader onderzoek in te stellen naar de inhoud van de USB-stick, voor zover het hof niet zou uitgaan van de stelling dat de USB-stick toebehoorde aan [getuige] .
Omdat het hof ervan uitgaat dat de stick inderdaad aan [getuige] toebehoorde, is niet voldaan aan deze voorwaarde en behoeft het verzoek geen nadere bespreking.
Verzoek om bewijsuitsluiting van de verklaringen van [getuige]
De raadsman heeft daarnaast verzocht om de verklaringen van [getuige] van het bewijs uit te sluiten. Zijn rol bij de tenlastegelegde feiten is door de verklaring van de getuige [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en de verklaringen van [medeverdachte] in hoger beroep, toen hij werd gehoord als getuige in de zaak [verdachte] , dermate kwestieus geworden dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van deze verklaringen.
Het hof acht, met de rechtbank, de verklaring van [getuige] betrouwbaar nu deze steun vindt in zowel de verklaring van [verdachte] als de verklaring van [getuige] .
Daarbij is overwogen dat de verklaring van [getuige] ten aanzien van het hier aan de orde zijnde feit, steun vindt in de bevindingen van de politie over de betaling aan [verdachte in samenhangende strafzaak] op de parkeerplaats voor het politiebureau in Hengelo.
De verklaringen van [getuige] , [getuige] en [verdachte] ondersteunen elkaar hier dus, wat naar het oordeel van het hof bijdraagt aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Daar komt bij dat de verklaring van [getuige] over de betaling aan de uitvoerder in opdracht van [verdachte] , ondersteuning vindt in dat deel van de administratie op de USB-stick, waarvan het hof al eerder oordeelde dat dit door [verdachte] is verwerkt.
Het hof acht hierdoor de verklaring van [getuige] op deze punten betrouwbaar en wijst het verzoek af om die verklaringen van het bewijs uit te sluiten.

Feit 2 (Gronau)

De vaststaande feiten
In de nacht van 23 op 24 mei 2017 rijdt [slachtoffer feit 2] , de broer van de hiervoor reeds genoemde [beoogd slachtoffer feit 1] , in een Hyundai Getz naar zijn woning in Gronau, Duitsland. Juist als [slachtoffer feit 2] wil uitstappen stopt een BMW , die hem al langer had achtervolgd, achter hem. [slachtoffer feit 2] ziet in zijn binnenspiegel dat de bijrijder uit de BMW stapt. Hij draagt een doodshoofdmasker en heeft een wapen in zijn hand. De schutter begint al lopend van achteren te schieten en blijft staan op een afstand van enkele meters van [slachtoffer feit 2] . Er wordt niets gezegd of geroepen. [slachtoffer feit 2] wordt, nog steeds zittend in zijn auto, getroffen in de linkerzij, de bekkenkam, het linker dijbeen en de linker kuit. Hij overleeft de aanslag. Onder de auto van [slachtoffer feit 2] treft de politie een peilbaken aan met het kenmerk [kenmerk] . Op 11 juli 2018 vindt de politie in Enschede in een Volkswagen Scirocco ( kenteken [kenteken] ) het pistool dat is gebruikt bij de beschieting van [slachtoffer feit 2] . Op het wapen zit DNA-materiaal dat matcht met het DNA van [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] .
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] is, zoals hiervoor al vermeld, op 12 juli 2023 door dit hof veroordeeld als (mede)dader van dit feit. Het hof heeft bewezenverklaard dat [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] de schutter was. [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] is op 1 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. Daarmee is zijn veroordeling onherroepelijk geworden.
Bij de raadsheer-commissaris is [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] in de zaak tegen [medeverdachte] en [verdachte] als getuige gehoord. Bij die gelegenheid heeft [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] bekend dat hij de degene is geweest die op [slachtoffer feit 2] heeft geschoten. In dit verhoor heeft hij (voor het eerst) verklaard dat [getuige] de chauffeur was. [6]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir, te weten het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer feit 2] . Zij heeft daarbij verwezen naar het vonnis van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde feit, zoals verwoord in de pleitnota.
Het oordeel van het hof
[medeverdachte] heeft ontkend dat hij opdracht heeft gegeven om een aanslag op [slachtoffer feit 2] te plegen. Omdat hij inmiddels wist dat bij de aanslag op de kapper (feit 1) de verkeerde persoon het slachtoffer was geworden en omdat hij wist dat [beoogd slachtoffer feit 1] naar het buitenland was gevlucht, wilde [medeverdachte] in contact komen met broer van de kapper. Daartoe moest aan die broer, [slachtoffer feit 2] , een telefoon worden gebracht zodat [medeverdachte] met hem in contact kon komen. Die opdracht had [medeverdachte] aan [verdachte] verstrekt.
Om te achterhalen waar [slachtoffer feit 2] zich bevond, werden peilbakens aangeschaft. Uit de historische gegevens van de SIM-kaarten van die peilbakens valt af te leiden dat twee van die peilbakens ( [nummer] en [nummer] ) wisselend onder de auto van [slachtoffer feit 2] en die van zijn vrouw werden aangebracht. Uit onderzoek blijkt dat vanaf april 2017 tot 23 mei 2017 door middel van de peilbakens de gangen van [slachtoffer feit 2] en zijn vrouw zijn nagegaan. Een aantal keren straalde het telefoonnummer dat in gebruik was bij [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] de zendmasten in de omgeving van de peilbakens aan. Met de rechtbank leidt het hof daaruit af dat [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] op die momenten het betreffende ‘ geplakte’ voertuig in de gaten hield.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de uitvoerders van deze klus heeft geregeld. [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] was een van hen en achtervolgde die avond samen met een ander de auto van [slachtoffer feit 2] in een gestolen BMW met valse kentekenplaten [kenteken] .
Deze auto is op 6 juni 2017 uitgebrand en zonder kentekenplaten in Enschede aangetroffen. Onderzoek leverde op dat op 6 maart 2017, een dag na de diefstal van die auto, bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer navraag is gedaan naar het kenteken [kenteken] . Dat gebeurde vanaf het IP-adres van een woning in Rotterdam dat gekoppeld kan worden aan [betrokkene] .
[betrokkene] is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dat telefoonnummer staat onder de naam “SNEL WAGEN” als contact opgeslagen in een van de telefoons van [medeverdachte] .
Het kenteken [kenteken] is zichtbaar op een BMW , gefotografeerd voor het huis van [getuige] , de ex-vriendin van [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] . Op 15 en 16 mei 2017, dus kort voor de aanslag op [slachtoffer feit 2] in Gronau, rijdt [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] in een zilvergrijze BMW met het valse kenteken [kenteken] .
Met de rechtbank leidt het hof dit af uit de aangiftes van zijn ex-vriendin [getuige] . Zij deed aangifte van een diefstal door [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] op 15 mei 2017 en van het feit dat hij op 16 mei 2017 op haar had ingereden. Beide keren reed hij in een BMW met kenteken [kenteken] .
Na onderzoek is gebleken dat de kentekenplaten op de aangetroffen BMW gedupliceerd waren. Deze BMW met origineel kenteken [kenteken] werd tussen 10 en 11 april 2017 in Rotterdam gestolen.
Op basis van de historische gegevens van de telefoons van [betrokkene] , [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en [medeverdachte]
stelt het hof met de rechtbank vast dat er op 11 april 2017 in Almelo een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [betrokkene] en [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en ook, dat [medeverdachte] kort daarvoor belde met [betrokkene] die op dat moment al in Almelo was.
De tijdstippen van deze historische gegevens passen bij de bevinding dat op 11 april 2017 een auto met kenteken [kenteken] , hetzelfde kenteken dus als het kenteken op de een maand
daarna bij [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] gesignaleerde BMW , reed op de oprit van de A20 , in oostelijke
richting. Het hof acht het aannemelijk dat die auto toen (vanuit Rotterdam) in het bezit van [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] is gekomen.
De eerder genoemde auto die voor het huis van de ex-vriendin van [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] werd gefotografeerd, vertoont opvallende gelijkenis (specifieke velgen, dakraam, vijfdeurs uitvoering) met de gestolen BMW die op 6 juni 2017 uitgebrand werd aangetroffen aan de [straat] in Enschede.
Met de rechtbank leidt het hof uit dit alles af dat [medeverdachte] gestolen auto’s bestelde bij [betrokkene] , alias “SNEL WAGEN” en dat hij [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] over dergelijke auto’s liet beschikken.
Ook de bij de aanslag in Gronau gebruikte auto is door [medeverdachte] geregeld en aan de uitvoerders, onder wie [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] , ter beschikking gesteld.
Het bij de aanslag in Gronau gebruikte vuurwapen werd, zoals hiervoor reeds vermeld, op 11 juli 2018 aangetroffen in een witte Volkswagen Scirocco met het kenteken [kenteken] . Deze auto is op 12 februari 2016 door [getuige] gekocht. [getuige] is een vriend van [verdachte] die tegen betaling klussen voor hem verrichtte.
Vanaf 31 oktober 2016 heeft deze auto achtereenvolgens op naam gestaan van een toenmalige geliefde van [medeverdachte] , [betrokkene] , van [getuige] en van [getuige] .
[getuige] heeft verklaard dat hij de auto op verzoek van [getuige] op zijn naam had genomen. [getuige] was een medewerker van [medeverdachte] , zoals uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt.
Het hof leidt hieruit af dat de witte Volkswagen Scirocco voor, tijdens en na de aanslag in Gronau in gebruik was bij verschillende personen die in relatie stonden tot
[medeverdachte] en/of [verdachte] .
Verzoek om geen gebruik te maken van de verklaringen van [getuige]
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit gesteld dat niet kan worden uitgegaan van de verklaringen van [getuige] nu zijn rol -mede in het licht van de nieuwe verklaringen van [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] en [medeverdachte] -, dermate kwestieus is geworden dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van zijn verklaringen.
Zoals hiervoor onder feit 1 al is overwogen, acht het hof de verklaring van [getuige] betrouwbaar. Ook ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat het geen reden heeft om te twijfelen aan hetgeen getuige [getuige] over de rol van [verdachte] heeft verklaard, nu die verklaring in voldoende mate steun vindt in het overige bewijsmateriaal. Zo wordt door [verdachte] niet ontkend dat [getuige] werkzaamheden voor hem verrichtte en dat hij ( [getuige] ) op verzoek van hem ( [verdachte] ) contante betalingen bracht, ook aan [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] , terwijl uit de administratie op de USB-stick kan worden afgeleid dat hier inderdaad sprake van was.
De USB-stick
De politie heeft op 6 november 2018 bij medeverdachte [getuige] een USB-stick aangetroffen. De stick bevatte een administratie. Het hof heeft hiervoor in de overwegingen over feit 1 al vastgesteld dat de USB-stick toebehoorde aan [getuige] , maar dat een deel van de administratie afkomstig is van en is verwerkt door [verdachte] .
Het hof heeft ook vastgesteld dat dit vooral geldt voor de delen waarin de boetedelen van 8000 zijn verwerkt en de delen waarin sprake is van verdeling van kosten tussen [verdachte] en [medeverdachte] , dit tot in ieder geval 23 juni 2017. Het hof acht deze overwegingen hier herhaald en ingelast.
Met betrekking tot een aantal bestanden op die USB-stick heeft de rechtbank het volgende overwogen (hierna: cursief):
Bestand Turk 2
Het bestand met de naam ‘Turk 2’ bevat gegevens die geregistreerd zijn door de hiervoor
genoemde peilbakens [nummer] en [nummer] en die betrekking hebben op de observaties die zijn
uitgevoerd om vast te stellen waar [beoogd slachtoffer feit 1] , diens echtgenote en zijn broer [slachtoffer feit 2] zich
bevonden. Ook bevat het kentekennummers van auto’s die door [beoogd slachtoffer feit 1] dan wel personen in zijn omgeving werden gebruikt. Verder staan in dit bestand data, coördinaten en adressen die passen bij door de echtgenote van [beoogd slachtoffer feit 1] bezochte plaatsen.
Bestand 'Zorro.ods
Het document met de naam ‘zorro.ods’ is een Excelsheet waarop datums en geldbedragen
staan. Onmiddellijk na elkaar in de dezelfde kolom staan twee bedragen die door ‘Nazi’ zijn
betaald. ‘Nazi’ en ‘mij’ worden in verschillende bestanden op de USB-stick door elkaar
gebruikt. Nazi is een bijnaam van [verdachte] . De rechtbank leidt uit dit overzicht af dat
[verdachte] na de aanslag in Gronau 700 euro heeft betaald voor verkenningswerk dat
plaatsvond met behulp van de geplaatste peilbakens (‘verkenner’) en 14.625 euro voor ‘turk
klusjes en alles erbij’. Gelet op deze context, de door de opsteller gehanteerde omschrijving
en de datum van de kennelijke betaling betrekt de rechtbank ook deze betaling (mede) op de
kort daarvoor gepleegde aanslag.
Bestand 'Invest, ods’
In het bestand met de naam ‘Invest.ods’ staat vermeld ‘ wolf weg brengen naar hotel in de
nacht € 150’. [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] wordt ‘kleine Wolf genoemd en is op 23 mei 2017 ingecheckt en
op 25 mei 2017 uitgecheckt bij het [hotel] in Hengelo (O). [getuige] verklaart
dat hij ‘kleine Wolf ’ op enig moment 2000 euro heeft betaald op de parkeerplaats bij [hotel] in Hengelo (O) en dat hij dat gedaan heeft in opdracht van [verdachte] .
De door [verdachte] geopperde mogelijkheid, dat anderen - en dan met name de broer van
verdachte [medeverdachte] , [getuige] - voor de aangetroffen genoemde bestanden
verantwoordelijk zouden zijn, schuift de rechtbank als niet geloofwaardig ter zijde. Niet
alleen is er in het omvangrijke dossier niet één aanwijzing voor een dergelijke betrokkenheid van [getuige] , over wie [verdachte] bovendien zelf zegt dat hij digitaal moeilijk leerbaar was, daarnaast is Nazi een meer gebruikte specifieke bijnaam van [verdachte] , die bovendien in verschillende verrekeningsbestanden die betrekking hebben op [verdachte] (oftewel ‘mij’) en Gf (Godfather, alias [medeverdachte] ) gehanteerd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bestanden door [verdachte] opgesteld.
Het hof neemt deze overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Alternatief scenario
[medeverdachte] en [verdachte] hebben beiden verklaard dat het enkel [medeverdachte] ’s bedoeling was om met [slachtoffer feit 2] in contact te komen en dat daartoe een telefoon aan hem moest worden bezorgd.
Met betrekking tot dit alternatieve scenario heeft de rechtbank het volgende overwogen (hierna cursief):
Niet valt in te zien waarom voor het simpelweg voeren van een Ironchatgesprek tussen
[medeverdachte] en [slachtoffer feit 2] , zo een grootscheepse operatie, die een veelomvattende organisatie
vergt, dient te worden opgetuigd. Gedurende de periode van 10 maart 2017 tot 23 mei 2017
worden diverse auto’s van de familie [slachtoffer feit 2] van een peilbaken voorzien. Die bakens worden al
die tijd in werking gehouden. Er wordt een gestolen BMW geregeld en die wordt van valse
kentekenplaten voorzien. Bestuurder en bijrijder worden ingeschakeld, een gezichtsmasker
en een wapen met munitie worden geregeld. Dit alles mondt uit in het achtervolgen van
[slachtoffer feit 2] , door een chauffeur en bijrijder, van wie er een gezichtsbedekking draagt, terwijl
de bijrijder zijn telefoons heeft uitgeschakeld en zij gewapend zijn met tenminste één
vuurwapen met munitie. Ook als [slachtoffer feit 2] gestopt is en zeker een half uur de BMW niet
meer heeft waargenomen, pikken de uitvoerders het spoor weer op waarna [slachtoffer feit 2] door
een van hen in Gronau bij zijn woning uiteindelijk wordt beschoten. En dit alles op een adres dat men op grond van gepeilde gegevens ook zonder achtervolging door gemaskerde en gewapende personen simpelweg had kunnen bereiken om vervolgens [slachtoffer feit 2] in een
normaal gesprek tot een Ironchat-conversatie te verleiden.
Op de vraag waarom al niet eerder en met minder machtsvertoon een Ironchatgesprek was
geregeld, hebben [medeverdachte] en [verdachte] geen plausibel antwoord gegeven.
Verder is van belang dat [medeverdachte] en [verdachte] als verklaring voor de schietpartij noemen
dat de uitvoerders van deze operatie, die dus slechts een gesprek tot stand hadden willen
brengen, in paniek zijn geraakt en in die paniek hebben geschoten. Uit niets is echter
gebleken dat er enige poging is ondernomen om in gesprek te raken met [slachtoffer feit 2] : niet toen
hij de eerste keer stopte omdat hij merkte dat hij gevolgd werd en evenmin de tweede keer
toen hij onmiddellijk beschoten werd. Het is evenmin aannemelijk geworden dat er sprake is
geweest van een panieksituatie waarbij de bijrijder het wapen heeft moeten trekken en heeft
moeten schieten. [slachtoffer feit 2] wilde nog of was nog bezig uit zijn auto (te) stappen maar werd
van achteren met een salvo van zeker vijf schoten, zittend in zijn auto onder vuur genomen.
De rechtbank gaat dan ook aan het alternatieve scenario voorbij.
Naar de uiterlijke verschijningsvormen te oordelen en kort het voorgaande samenvattend: het langdurig volgen van het slachtoffer, uiteindelijk ook fysiek en gewapend en gemaskerd en het zonder aanleiding meermalen op hem schieten terwijl hij weerloos in zijn auto zit, kan op niets anders duiden dan te zijn gericht op de dood van dat slachtoffer.
Het hof neemt deze overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Aanvullend overweegt het hof hierover nog het volgende.
Zowel [slachtoffer feit 2] als [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] zijn in hoger beroep als getuigen door de raadsheer-commissaris gehoord.
[slachtoffer feit 2] heeft verklaard dat hij het wapen in de binnenspiegel van zijn auto zag, toen de persoon uitstapte. Die persoon liep naar de auto van [slachtoffer feit 2] en begon al lopend te schieten. Er werd niets gezegd of geroepen. Van een panieksituatie was geen sprake. De schutter richtte op [slachtoffer feit 2] ’s hoofd en toen [slachtoffer feit 2] zijn hoofd naar rechts bewoog, bewoog de schutter met het wapen dezelfde kant op. [slachtoffer feit 2] omschrijft het handelen van de schutter als ‘niet normaal koelbloedig’. Tot slot heeft [slachtoffer feit 2] verklaard dat hem geen telefoon is aangeboden.
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij de schutter was. Hij heeft er geen herinnering aan dat er een telefoon aan [slachtoffer feit 2] gegeven zou moeten worden.
Ook uit deze verklaringen volgt niet dat er enige poging is ondernomen om met [slachtoffer feit 2] te praten of hem een telefoon te overhandigen.
De verklaringen van deze twee direct betrokkenen bij dit incident staan daarmee haaks op het door [medeverdachte] geschetste alternatieve scenario.
Het hof gaat aan dat scenario voorbij.
Conclusie
[medeverdachte] was ten tijde van de aanslag op [slachtoffer feit 2] gedetineerd in Duitsland. Hij was dus niet fysiek betrokken bij de uitvoering van het feit. Desondanks speelde hij er een voorname rol in. Alleen [medeverdachte] had een motief en gaf, nadat de aanslag op de door hem beoogde kapper was mislukt, opdracht om de broer van die kapper te observeren. Daartoe werden peilbakens ingezet, werden [slachtoffer feit 2] en zijn vrouw langere tijd gevolgd en werd aan de uitvoerders een gestolen auto met valse kentekenplaten ter beschikking gesteld. [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] was betrokken bij de peilbakens en de observatie.
Vervolgens werd op de avond van de aanslag een vuurwapen meegenomen. [getuige / verdachte in samenhangende strafzaak] stapte uit de achtervolgende auto met een masker over zijn hoofd en een wapen in zijn hand en heeft lopend naar de auto van [slachtoffer feit 2] meermalen gericht op hem geschoten. Van (een poging tot) het afgeven van een telefoon aan [slachtoffer feit 2] is geen sprake geweest.
[medeverdachte] regisseerde de opdracht en had contact met [verdachte] en de schutter. Hij gaf opdracht om [slachtoffer feit 2] op te sporen en regelde via een vast contact ( [betrokkene] , alias Snelle Wagen) een gestolen auto met valse kentekenplaten. Ook gaf hij [verdachte] informatie over [slachtoffer feit 2] door. [verdachte] wist van de wraakgevoelens van [medeverdachte] , zorgde voor de financiën/betalingen en verwerkte de informatie van de peilbakens in een Excel bestand.
Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [medeverdachte] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het plan om [slachtoffer feit 2] te doden. Ook is er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de uitvoerders, zodat [medeverdachte] als medepleger van het feit kan worden aangemerkt.
[verdachte] wist dat [medeverdachte] na de aanslag op de kapper nog niet klaar was met degene die [getuige] iets zou hebben aangedaan en wist dat er in dat verband een observatie werd uitgevoerd. Uit het Turk2 bestand, waarover het hof hiervoor heeft overwogen dat [verdachte] dat bestand heeft opgesteld en bewerkt, blijkt immers dat door hem data werden bijgehouden van die observaties en dat betalingen aan uitvoerders werden gedaan en geadministreerd.
Ook heeft [verdachte] de uitvoerder(s) voorzien van een telefoon. Daarmee heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de (logistiek en de) voorbereiding van de aanslag in Gronau.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de handelingen van [verdachte] aanzienlijk waren, maar niet zodanig wezenlijk en intensief dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte] en de uitvoerders dat [verdachte] als medepleger van het misdrijf kan worden aangemerkt.
Om die reden zal [verdachte] van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Als subsidiair feit is, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, toegevoegd dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan het primair tenlastegelegde misdrijf.
Het hof heeft hiervoor overwogen aan welke vereisten moet worden voldaan om te kunnen komen tot bewijs van medeplichtigheid.
Naar het oordeel van het hof heeft [verdachte] de door hem verrichte handelingen niet alleen opzettelijk verricht maar was ook zijn – op zijn minst genomen – voorwaardelijke opzet gericht op het gepleegde misdrijf, te weten de aanslag op [slachtoffer feit 2] .
Het hof acht [verdachte] medeplichtig aan het hierna te kwalificeren misdrijf.

Feiten 3 en 4 ( [loungeclub] en Benkoelenstraat)

Het hof zal deze feiten, de beschieting van [loungeclub] en de woning aan de [Benkoelenstraat] te Enschede, die op 19 september 2017 kort na elkaar plaatsvonden, gezamenlijk bespreken.
De vaststaande feiten
In de nacht van 19 september 2017 rond 03.15 uur wordt het pand van [loungeclub] te Enschede met een automatisch vuurwapen beschoten. De schutter is kort daarvoor uit een aanrijdende auto gestapt. Uit onderzoek blijkt dat zes kogels op de hoofdingang zijn afgevuurd. De club was gesloten en er was op het moment van de beschieting niemand in het pand aanwezig. De schutter stapt hierna weer als bijrijder in de auto en de auto rijdt weg. De eigenaar van de club is [slachtoffer feit 3] .
Enkele minuten later wordt ogenschijnlijk door dezelfde schutter de woning aan de [Benkoelenstraat] te Enschede met een automatisch vuurwapen beschoten.
Uit onderzoek blijkt dat dertig kogels zijn afgevuurd op de gevel en ruiten van de beneden- en bovenverdieping van de woning. Op dat moment zijn drie personen in de woning aanwezig. [slachtoffer feit 4] is in de woonkamer en zijn partner en haar dochter liggen te slapen op de eerste verdieping aan de voorzijde.
Omdat [slachtoffer feit 4] op de beveiligingscamera een auto ziet naderen en dat niet vertrouwt, verschuilt hij zich achter een muurtje in de woonkamer voordat het schieten begint. Er zijn meerdere kogels teruggevonden in de woonkamer en de slaapkamer. Niemand raakt gewond. De schutter stapt na de beschieting weer als bijrijder in de auto en de auto rijdt weg.
Van beide beschietingen zijn camerabeelden veiliggesteld en aan het dossier toegevoegd.
De bij deze beschietingen gebruikte auto, een driedeurs BMW coupé , wordt enkele uren later uitgebrand aangetroffen in het buitengebied van Enschede. De auto blijkt gestolen te zijn.
Bij een doorzoeking op 2 november 2018 wordt door de politie in een woning aan de [straat] in Hengelo onder meer een automatisch vuurwapen aangetroffen, dat na onderzoek bij deze beide beschietingen gebruikt blijkt te zijn.
De rechtbank heeft [verdachte] van deze feiten vrijgesproken. De officier van justitie heeft daartegen hoger beroep ingesteld.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 primair zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir, te weten het medeplegen van bedreiging en het medeplegen van poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals verwoord in de pleitnota. [verdachte] heeft verklaard dat de opdracht voor de beschietingen door [medeverdachte] is gegeven, dat niet hij maar [medeverdachte] problemen had met [motorclub] , dat de wapens van [medeverdachte] waren en dat hij, [verdachte] , vooraf geen wetenschap had van de beschietingen. Het dossier behelst daarnaast onvoldoende bewijs om één van de tenlastegelegde varianten van betrokkenheid van [verdachte] bij deze feiten bewezen te (kunnen) verklaren.
Het oordeel van het hof
Het hof neemt als vaststaand aan dat de beschietingen bij [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat te Enschede met elkaar in verband staan. De panden liggen op ongeveer 350 meter van elkaar en werden direct na elkaar door ogenschijnlijk dezelfde schutter beschoten, waarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde auto, een driedeurs BMW coupé .
[loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat hebben met elkaar gemeen dat de gebruikers/eigenaar van de club, respectievelijk de hoofdbewoner van de woning, in verband kunnen worden gebracht met de verboden [motorclub] en dat [slachtoffer feit 4] , de bewoner van de [Benkoelenstraat] , en diens broer [slachtoffer feit 3] geldschieters zijn geweest bij de aankoop van [loungeclub] .
[verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden ontkend op enigerlei wijze bij deze beschietingen betrokken te zijn geweest. [medeverdachte] wijst [verdachte] aan als degene die de opdracht tot de beschietingen heeft gegeven. [medeverdachte] heeft daarbij eerder verklaard dat hij weet wie de uitvoerders zijn maar dat hij geen namen wil noemen. Pas ter terechtzitting van het hof op 19 november 2024 heeft [medeverdachte] (als verdachte en als getuige) verklaard dat [getuige] , een zwager van [verdachte] , de schutter is geweest en dat [getuige] de chauffeur van de BMW was.
Hieronder volgt een weergave – in chronologische volgorde – van de verschillende gebeurtenissen voorafgaand aan de beschietingen op 19 september 2017 en de in dat kader door het hof relevant geachte verklaringen.
3 juli 2017
[president MC, getuige] , die heeft verklaard de president van de Almelose afdeling van [motorclub] te zijn geweest, heeft de politie schermafdrukken overhandigd van een conversatie uit een zogenaamde PGP-telefoon, die volgens hem afkomstig zijn van de telefoon van een persoon die door hem Bokito wordt genoemd.
Deze telefoon en de daarbij behorende code waren Bokito op 4 juli 2017 afhandig gemaakt in Hengelo, achter het station. Bokito is een bijnaam van [getuige] . De schermafbeeldingen behelzen een chatconversatie tussen de gebruiker van de telefoon en een persoon die in de telefoon staat omschreven als ‘GF’. Deze conversatie houdt het volgende in:
GF: Yo
BM: Jo
GF: Vertel
BM: Die [motorclub] net aan de deur, 2e keer vandaag
GF: Bij jou
BM: Ze vroegen wahed huis genoot naar mij en zoef, Hij weet niets eens waar ik woon
GF: Hoe komen ze dan aan je adres
BM: Ja goeie vraag, niemand kebt deze osso, Bril, Turk, En tata, Niemand kebt deze, Ze klopten net nog aan, Kwartier
GF: Oke, waar ben je
BM: Almelo
GF: Hoeveel man zijn ze
BM: Weet niet
GF: Heb je wapen daar
BM: nee moest ik toch inleveren van jou toen, was je een x boos, zei je lever die wapen ook in, heb ook nog sani hier
GF: oke
BM: 1 liter
GF: waar liggen ze, die wapens
BM: weet niet, hebben jullie toch
GF: oke
BM: Bril komt er nu aan, observere
GF: vraag bril waar dat ligt
BM: ga ik loesoe hiero
GF: wapens
BM: ellende asahbi
GF; nee
BM: nee dat zeker niet, maar ja wat moet ik doen, solo tegen paar man vechten, 1 voor 1 pakke
GF; nee nee
BM: hun waren met paar man
GF: niets vechten, wordt het niet, word knallen
BM: nu, ?
GF: waar is grote wolf
BM: weenie, offline
en
GF: dusje weet wel waat ik ze kan vinden
BM: ja
GF: oke, waar vind Ik ze, want Ik ga ze knallen
BM: morgen fix ik adres voor je, zijn broers
en
BM: jawel, [president MC, getuige] en [naam] , wareb net aan me deur, een een nigger, 3n marokkaan, onbekend
wie, in een blauwe poli, Polo, Fn in het m,idden, van kenteken
GF; [president MC, getuige] en [naam]
BM: Ja
GF: wie zijn dat, ken je ze
BM: hun zijn [motorclub] , is [motorclub] van alnelo ofzo
GF: ja ok, waar wonnen ze
BM: ken E niet
GF: en waar zitten ze, ik ken ze niet
GF: regel me die kk aders snel
BM: van die [naam] , hoe hij eruit ziet
GF: stuur me niets, stuur aan [verdachte in samenhangende strafzaak] , we gaan ze pakken, klaar
en
GF: Want als je niet doe, Dan denken ze je bent een kip, En kip wordt gegeten, En ik pik dat niet, Dat politiek dat neem ik niet, Ik laat ze gelijk bloeden.
BM; Ja kan zo achterkomen waar die woont.
GF: Dan weten ze gelijk soldaten van ons maken geen grappen, Ja doe dat.
en
GF: Dat is woensdag gedaan, Nu moet ik rellen, Dus ik wil hun adres.
BM: Ja
GF: Dan gelijk knallen
Het hof stelt vast dat deze chatconversatie heeft plaatsgevonden op 3 juli 2017, dat ‘GF’ de afkorting is van Godfather en dat daarmee [medeverdachte] wordt bedoeld.
4 juli 2017
Bij de politie komt een melding binnen van een vechtpartij achter het NS-station in Hengelo. Ter plaatse treft de politie een auto aan met daarin [getuige] en [getuige] . Slachtoffer van die vechtpartij bleek [getuige] te zijn. Hij wilde niet verklaren wie hem had mishandeld en wilde geen aangifte doen. Zijn telefoon was hem afgepakt.
Dezelfde dag worden de ouders van [verdachte] bezocht door twee mannen die op zoek zijn naar ( [verdachte] ) [verdachte] . Er wordt naar de vader van [verdachte] gedreigd: “Er wordt een bom naar het huis gegooid of er wordt op het huis geschoten”. Een van die beide mannen is [lid van MC] van wie de politie ambtshalve bekend is dat hij gerelateerd kan worden aan [motorclub] .
4/5 juli 2017
In de avond van 4 juli 2017 rijdt [verdachte in samenhangende strafzaak] (bijnaam Grote Wolf ) naar Emmen en haalt daar een rugzak op. Kort daarna wordt hij, het is inmiddels (net) 5 juli 2017 geworden, in Duitsland in de buurt van de grens aangehouden. In de rugzak treft de (Duitse) politie een wapen, een AK47, en munitie aan.
11 juli 2017
In de nacht van 11 juli 2017 wordt er op de woning van de ouders van [verdachte] geschoten.
Vertrek [verdachte] uit Nederland
[verdachte] heeft verklaard dat hij na de aanslag op de woning van zijn ouders in verband met zijn veiligheid is vertrokken naar Marokko. [getuige] , echtgenote van [medeverdachte] , heeft, onder andere als getuige op de zitting van het hof, verklaard dat [verdachte] in haar woning in [plaats] , Marokko, heeft verbleven in de periode van juli tot oktober 2017 en daarna weer van december 2017 tot februari 2018.
31 augustus 2017
In de nacht van 31 augustus 2017 wordt brand gesticht in de woning van de moeder van [president MC, getuige] . [president MC, getuige] wordt genoemd in de hiervoor weergegeven chat en kan in verband worden gebracht met [motorclub] / [motorclub] .
14 september 2017
[getuige] maakt heimelijk foto’s van de eigenaar van [loungeclub] , [slachtoffer feit 3] , en stuurt deze naar [verdachte] . [getuige] zegt in zijn eerste verklaring bij de politie dat hij die foto’s in opdracht van [verdachte] heeft gemaakt.
18 september 2017
Er vindt een bijeenkomst plaats boven de growshop van één van de leden van [motorclub] . [president MC, getuige] is daarbij aanwezig en [getuige] ook. De eveneens aanwezige [verdachte in samenhangende strafzaak] heeft toen en daar volgens [getuige] gesuggereerd dat hij overwoog van kamp te wisselen, dat wil zeggen overwoog over te stappen van het kamp [medeverdachte] naar het kamp [motorclub] .
19 september 2017
In de nacht van de 19 september 2017 vinden de beschietingen plaats van het pand van [loungeclub] en de woning van [slachtoffer feit 4] aan de Benkoelenstaat.
In dezelfde nacht wordt ook op de woning van de vriendin van [president MC, getuige] geschoten.
Verklaring [president MC, getuige]
heeft op 4 september 2017 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij samen met een ander bij Bokito (het hof begrijpt: [getuige] ) aan de deur is geweest en dat Bokito via Go Fast (het hof begrijpt: [getuige] ) de volgende dag naar het station in Hengelo is gelokt. [president MC, getuige] was daar zelf niet bij, maar hij wist dat Bokito’s telefoon was afgepakt.
De volgende dag moest [president MC, getuige] naar het pannenkoekenrestaurant in Enschede komen en daar heeft hij met eigen ogen in de telefoon van Bokito de chats tussen ‘GF’ en ‘BM’ gezien. Ook las hij dat hij en zijn broertje op de dodenlijst stonden. [president MC, getuige] heeft van deze berichten screenshots gemaakt. Op 23 september 2017 heeft [president MC, getuige] een tweede verklaring afgelegd bij de politie en daarbij de schermafbeeldingen aan de politie overhandigd.
Verklaring [getuige]
heeft vier dagen na de beschietingen van [loungeclub] en de Benkoelenstraat bij de politie een uitgebreide verklaring afgelegd.
De bijeenkomst op 18 september 2017 boven de growshop noemt hij in die verklaring het ‘rechtbankje’.
[getuige] heeft verklaard dat [verdachte in samenhangende strafzaak] daar ook was en dat die hem een lijstje heeft laten zien met namen die [verdachte in samenhangende strafzaak] moest ‘afwerken’. Het lijstje stond in een ironchatgesprek op de telefoon. Er stond onder meer in dat bij [naam] moest worden geschoten in die huis en dat de zaak van [slachtoffer feit 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer feit 3] ) dicht moest. [getuige] heeft verklaard: “Als je daar 3x schiet op die zaak dan gaat de gemeentehuis die zaak sluiten. Dan is die financieel is die kapot.” “Is wel slim. Ja, is wel slim, 3x schieten is de zaak dicht.”
Verklaring [getuige]
is ook gehoord door de politie, nadat hij door [getuige] naar het politiebureau in Enschede was gebracht. Bij die gelegenheid werden ook twee telefoons van [getuige] aan de politie overhandigd.
[getuige] heeft verklaard dat hij voor [verdachte] werkt en dat [verdachte] hem had gevraagd om foto’s van iemand te maken. Hij is toen met iemand anders naar Glanerbrug gereden en heeft op aanwijzing foto’s gemaakt van een persoon die op straat stond. Die foto’s heeft [getuige] daarop naar [verdachte] gestuurd. De foto’s bleken later van [slachtoffer feit 3] te zijn, de eigenaar van [loungeclub] .
Verklaring [getuige]
heeft op 13 juni 2018 bij de politie verklaard dat hij in het verleden auto’s heeft ‘koud gezet’ voor [verdachte] . De eerste keer was in februari/maart vorig jaar (het hof begrijpt: 2017). Hij kreeg toen een app-bericht van [verdachte] op een OTR-telefoon. De auto, een BMW , parkeerde hij in Enschede aan [straat] . Hiervoor kreeg hij 150 euro contant.
In de zomer van 2017 heeft hij opnieuw een BMW opgehaald. Die auto stond bij [locatie] in Hengelo en de sleutel lag op de voorband. [getuige] werd door een neef of zwager van [verdachte] naar Hengelo gebracht.
Toen [getuige] naar het televisieprogramma [televisieprogramma] keek, zag hij de BMW in Gronau en in Enschede bij dat schieten op de shisha lounge (het hof begrijpt: [loungeclub] ) en op de woning in de Benkoelenstraat. Toen [getuige] die BMW ’s had herkend, heeft hij aan [verdachte] gevraagd wat er nou gebeurd was. Die deed geheimzinnig en zei: “ja dat moest gebeuren.”
Chatconversatie tussen [getuige] (zwager van verdachte [verdachte] ) en [getuige] (broer van verdachte [verdachte] )
[getuige] en [getuige] hebben meerdere chatconversaties in het Duits gevoerd via een beveiligde telefoon.
Op 25 oktober 2018 zegt [getuige] onder meer:
hat mein name der Polizei gegeben.
[getuige] vraagt dan:
nur uber friseur
[getuige] :
Nein ich habe mit ihm alle Auto’s geholt. Fur die Sachen. Im Auftrag von ghostHet hof leest dit als: [getuige] heeft mijn naam aan de politie gegeven. Alleen over de kapper. Nee ik heb met hem alle auto’s gehaald. Voor die zaken. In opdracht van ghost.
Op 31 oktober 2018 wordt opnieuw gechat tussen [getuige] en [getuige] .
[getuige] vraagt dan:
hast du contact gehabt mit [getuige] ?
[getuige] antwoordt:
Nein. Wegen ak spiel??
[getuige] :
ja.
[getuige] :
Nein. Weis auch nicht wo ich das lassen soll.
[getuige]
: weisse ich auch nicht.[getuige] :
Vergraben wo.
[getuige] :
montag mit Vin uberlegen.
Ook chat [getuige] nog:
Verstecken oder weg schmeisen. Oder ik verkaufe die eine. Die gebraucht ist. Andere verstecken.
Het hof leest dit als: Heb jij nog contact gehad met [getuige] ? Nee. Vanwege AK spel? Ja. Nee. Weet ook niet waar ik het laten moet. Weet ik ook niet. Begraven waar. Maandag met Vin overleggen. Verstoppen of weggooien. Of ik verkoop die ene. Die gebruikt is. Andere verstoppen.
Ter terechtzitting van het hof van 22 november 2024 is [getuige] als getuige gehoord, onder meer over laatstgenoemd gesprek. De getuige heeft zich toen beroepen op zijn verschoningsrecht.
Verklaring [getuige]
De onderschepte chatconversatie over ‘AK Spiel’ heeft geleid tot een (afgeschermd) proces-verbaal, waarin is gesteld dat ‘ [getuige] ’ betreft: [getuige] . Op 2 november 2018 is in de woning van [getuige] aan de [straat] te Hengelo binnengetreden. In deze woning werden onder meer twee AK47 automatische vuurwapens, vier geweergranaten en patroonhouders en munitie aangetroffen en inbeslaggenomen. In verband hiermee werd [getuige] diezelfde dag aangehouden. Tijdens zijn aanhouding verklaarde [getuige] direct dat hij in het bezit is van vuurwapens die hij in twee grote tassen in een houten kist had bewaard aan de [straat] te Hengelo. Verder verklaarde [getuige] dat deze wapens van [verdachte] zijn en dat hij gedwongen was om die wapens in bewaring te nemen. Op de door de politie aan [getuige] getoonde foto van [getuige] , herkent [getuige] hem als de blonde jongen die de tas met wapens bij hem heeft afgeleverd.
[getuige] heeft ook verklaard dat hij eind september/begin oktober 2018 werd aangesproken bij de sportschool [locatie] . Een kale man was op zoek naar [verdachte] en vertelde dat hij dikke ruzie met hem had. Ook zei de kale man dat er bij een lounge geschoten was en door iemands huis, waarbij een man beneden moest wegduiken en dat zijn vrouw en kind boven waren. Volgens de kale man had dat allemaal met [verdachte] te maken.
Op basis van wapen- en munitieonderzoek wordt door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) gerapporteerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de hulzen en kogels die zijn aangetroffen bij de beide beschietingen, zijn verschoten met het automatische vuurwapen Ceska Zbrojovka, één van de bij de doorzoeking in de woning aan de [straat] aangetroffen vuurwapens, dan dat dit met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken zou zijn gedaan.
Op de verpakkingen van de wapens en munitie werd ook DNA aangetroffen dat na onderzoek bleek te matchen met het DNA van [naam] . [naam] is een medewerker van [verdachte] .
Foto wapenvoorraad
[medeverdachte] heeft op 17 april 2017, dat wil zeggen ongeveer een half jaar voor de beschietingen van [loungeclub] en de Benkoelenstraat, een foto van een wapenvoorraad gestuurd naar [naam] . De wapenvoorraad op die foto vertoont grote overeenkomsten met de in de [straat] aangetroffen wapens. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte] verklaard dat hij die foto doorgestuurd heeft gekregen van [verdachte] .
Conclusie
Het hof is van oordeel dat [medeverdachte] degene is geweest die de chat met [getuige] heeft gevoerd. Het hof stelt vast dat hetgeen in de chat wordt besproken uitsluitend [medeverdachte] en zijn groep aangaan. Verder blijkt uit onderzoek dat [getuige] op 6 juli 2017 daadwerkelijk naar Curaçao is vertrokken, hetgeen past bij zijn opmerking: ‘kga na cura’ ‘overmorgen’ in de chat. Aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling dat het chatgesprek is ‘gefabriceerd’ door derden of dat een ander dan [medeverdachte] dat gesprek heeft gevoerd, zijn niet gevonden en acht het hof ook niet aannemelijk.
Uit deze chat leidt het hof af sprake was van een hooglopend conflict tussen [medeverdachte] en [motorclub] en dat [medeverdachte] , nadat hij had vernomen dat leden van de [motorclub] aan de deur van Bokito zijn geweest, wil ‘knallen’.
Op de vraag waar de wapens zijn, antwoord GF ‘vraag Bril waar dat ligt’. Ook wordt in de chat opgemerkt dat “Bril” eraan komt om te observeren.
Het hof stelt vast dat, zoals [verdachte] ook zelf ter zitting van het hof heeft bevestigd, Bril een van zijn bijnamen is.
Het hof leidt uit deze chat af dat [verdachte] van plan was, of de opdracht had gekregen, leden van [motorclub] te gaan observeren en ook dat hij beschikkingsmacht had over het wapen waarmee zou moeten worden geknald, omdat aan hem moet worden gevraagd waar het wapen is.
Naar het oordeel van het hof is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen komen vast te staan dat [verdachte] wetenschap had van de ophanden zijnde beschietingen van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat. Het hof twijfelt niet aan de betrouwbaarheid van de hiervoor aangehaalde verklaringen van de getuigen [getuige] , [getuige] en [getuige] , die alle drie tot het netwerk van [verdachte] behoren.
Ook uit het chatgesprek tussen zijn zwager [getuige] en zijn broer [getuige] kan betrokkenheid van [verdachte] bij de beschietingen worden afgeleid.
Het hof is, mede op basis van verdachtes verklaring ter zitting van het hof, van oordeel dat in deze chat met ‘Ghost’ en ‘Vin’ [verdachte] wordt bedoeld en dat met hem - hij zit op 25 oktober 2018 gedetineerd - moet worden overlegd wat er met de vuurwapens moet worden gedaan.
Het hof is op grond van de hiervoor vermelde bevindingen van het NFI voorts van oordeel dat één van deze wapens is gebruikt bij de beschietingen van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat. Daarmee is komen vast te staan dat [verdachte] ook na deze beschietingen de beschikkingsmacht had over precies het wapen waarmee geschoten is op de beide gebouwen.
Ook is het hof van oordeel dat [verdachte] [getuige] heeft opgedragen om heimelijk foto’s te maken van de eigenaar van [loungeclub] . [getuige] heeft dat blijkens zijn verklaring op 15 september 2017 ook gedaan, vier dagen voordat deze club beschoten werd. [getuige] heeft de foto’s doorgezonden naar [verdachte] .
Het hof houdt rekening met de omstandigheden waaronder [getuige] op het politiebureau terecht is gekomen en een verklaring heeft afgelegd, maar acht zijn verklaring van 12 januari 2018, anders dan door de verdediging is bepleit, niet reeds daardoor ongeloofwaardig of onbetrouwbaar.
[getuige] heeft een uitgebreide verklaring afgelegd over zijn relatie met [verdachte] en de werkzaamheden die hij voor [verdachte] verrichtte. Tijdens dat verhoor heeft [getuige] uit zichzelf, en dus niet op een vraag van de verbalisant, onder meer verklaard dat hij op verzoek van [verdachte] een foto van iemand moest maken en heeft uitvoerig verteld hoe dat in zijn werk is gegaan.
Het hof ziet niet in waarom [getuige] hierover een onjuiste verklaring zou afleggen of [verdachte] onterecht zou willen belasten. Immers, [getuige] wist niet wie de te fotograferen persoon precies was en ook niet waarom hij die persoon moest fotograferen. [getuige] werkte in die tijd voor [verdachte] en deed op diens verzoek of in diens opdracht al vaker allerlei klussen.
Om die reden acht het hof zijn verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Dat [getuige] naderhand heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om een onjuiste verklaring af te leggen en dat de telefoon waarin zich de foto’s bevonden hem kort voor het politieverhoor is overhandigd, maakt dit niet anders.
Uit onderzoek van de politie blijkt immers dat deze latere verklaring zich niet verhoudt met het feit dat de tweede telefoon die [getuige] ten tijde van het bewuste politieverhoor bij zich had, vanaf (in ieder geval) 14 september 2017 op bepaalde data gelijktijdig cell-id’s van dezelfde locaties vertoont en zich op bepaalde data gelijktijdig verplaatst met het toestel waarmee de foto’s zijn gemaakt.
Daaruit leidt het hof af dat beide telefoons wel degelijk gelijktijdig in het bezit van [getuige] zijn geweest.
Ook acht het hof de verklaringen van [getuige] en [getuige] betrouwbaar.
Met betrekking tot [getuige] en de bij hem aangetroffen wapens stelt het hof op grond hiervan vast dat [verdachte] een rol heeft gespeeld in het onderbrengen van de wapens bij [getuige] en dus wetenschap had dat daar wapens lagen en ook over die wapens kon beschikken.
Ook voor de verklaring van [getuige] ziet het hof ondersteuning in overig bewijsmateriaal. [getuige] heeft immers verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] twee keer een BMW heeft opgehaald en dat hij dat samen met een familielid van [verdachte] deed.
In de door het hof gebruikte chat tussen familieleden van [verdachte] wordt gesproken over de verklaring van [getuige] , waarmee naar het oordeel van het hof [getuige] wordt bedoeld. In deze chat wordt opgemerkt dat de deelnemer aan het gesprek samen met [getuige] alle auto’s heeft opgehaald, dit in opdracht van ‘Ghost’.
Daarmee wordt naar het oordeel van het hof [verdachte] aangeduid.
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaring van [getuige] op bovengemelde punten betrouwbaar en zal het deze verklaring ook voor het bewijs gebruiken.
Dat [getuige] volgens [verdachte] over zijn eigen rol en zijn eigen contacten met [medeverdachte] geen openheid van zaken wil geven maakt dat, net als de ter terechtzitting van het hof door [medeverdachte] geuite beschuldiging aan het adres van [getuige] dat die bij deze beschietingen de chauffeur zou zijn geweest, niet anders.
Naar het oordeel van het hof had [verdachte] ook vóór de beschietingen op 19 september 2017 van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat wetenschap van die wapens. Zo stuurde [medeverdachte] op 17 april 2020 een foto van wapens aan ene [naam] . Volgens [medeverdachte] had hij die foto eerder van [verdachte] doorgestuurd gekregen. De wapens op die foto’s toonden duidelijke overeenkomsten met de bij [getuige] aangetroffen wapens.
Uit het chatgesprek tussen [medeverdachte] en [getuige] van 3 juli 2017 blijkt dat aan ‘Bril’, zoals [verdachte] door [medeverdachte] ook wel wordt genoemd, gevraagd moet worden waar de wapens liggen.
Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] ruim voor de beschietingen op 19 september 2017 wetenschap had van wapens en daarover ook kon (laten) beschikken.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat [verdachte] (aan [getuige] ) opdracht heeft gegeven om foto’s te maken van de eigenaar van [loungeclub] , via [getuige] gezorgd heeft dat er een auto beschikbaar was voor de uitvoerders van de beschietingen en dat hij voor die beschietingen een vuurwapen ter beschikking heeft gesteld.
De betrokkenheid van [verdachte] is daarmee aanzienlijk geweest, maar het hof acht de door hem verrichte handelingen (net) niet zodanig wezenlijk en substantieel dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met de uitvoerders, van wie niet duidelijk is geworden wie dat zijn geweest. Ook is niet vast komen te staan wie de opdracht tot deze beschietingen heeft gegeven. Om die reden kan [verdachte] naar het oordeel van het hof niet buiten redelijke twijfel als medepleger van de beschietingen worden aangemerkt en zal hij van het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Als subsidiair feit is – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep– aan de feiten 3 en 4 toegevoegd dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan de primair tenlastegelegde misdrijven.
Het hof heeft hiervoor overwogen aan welke vereisten moet worden voldaan om te kunnen komen tot bewezenverklaring van medeplichtigheid.
Naar het oordeel van het hof heeft [verdachte] de door hem verrichte handelingen – zoals hiervoor uiteengezet – opzettelijk verricht en was zijn opzet ook gericht op de gepleegde misdrijven, te weten de beschieting van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat. Een en ander leidt er toe dat [verdachte] als medeplichtige van de hierna te kwalificeren misdrijven kan en zal worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meest subsidiair
[verdachte in samenhangende strafzaak] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op
of omstreeks2 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,aan [slachtoffer feit 1] (werkzaam als kapper in [kapsalon] /eigenaar van [kapsalon] ) opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten
eerste,tweede en
/ofderdegraads brandwonden in het gezicht en
/ofop
/aan (grote delen van
)het lichaam, heeft toegebracht,
door die [slachtoffer feit 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten
en/of besprenkelenen
/of (vervolgens
)die benzine, althans die brandstof, aan te steken,
althans tot ontbranding te brengen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, medeplichtig is geweest door het opzettelijk behulpzaam
tezijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders te voorzien van een (OTR-)telefoon en
/of
- het doelwit van de aanslag
/moord, te weten
[kapsalon] en/ofde kapper
aan te wijzen/aan te duiden en/ofte laten
aanwijzen/aanduiden
door (een) derde(n)en/of
-
al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren
en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
2 subsidiair
[getuige / verdachte in samenhangende strafzaak]
en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personenop
of omstreeks24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door M. [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer feit 2] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken] ) opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een pistool,
althans een vuurwapenzes maal
, althans meermalen, (gericht
)op die [slachtoffer feit 2] heeft geschoten en
/ofdie [slachtoffer feit 2] met
(minimaal)vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit
, althans in het lichaamheeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 mei 2017 te Enschede en/of Gronau, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,medeplichtig is geweest door
het opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/ofopzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door
(al dan niet) na te voren gemaakte afspraken en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders te voorzien van een (OTR-)telefoon en
/of
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord (op ¿Turk 2¿) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot
de woonplaats, adres en het vervoermiddel vanhet subject (“Turk 2”) dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s) een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van
(een
)derde
(n
)de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit
/de aanslag (meermalen)een
(groot)geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
3 subsidiair
een of meer (onbekend gebleven
)personen op
of omstreeks19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer feit 4] en
/of[slachtoffer feit 3] en
/of[slachtoffer feit 3]
en/of een of meer andere geregelde bezoekers van [loungeclub]hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door met een automatisch vuurwapen zes
, althans meerdere (zwaar kaliber
)kogels af te vuren op [loungeclub] aan de [straat]
en/of door een of meer ruiten en/of deuren van die club;bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,medeplichtig is geweest door
hetopzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en
/ofopzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken
en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de zaak ( [loungeclub] ) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot het pand en/of de persoon/personen
dat/die het doelwit vormde(n) en/of
- aan [getuige] een (OTR-)telefoon te geven via welke is gecommuniceerd een tas (met daarin onder andere het gebruikte wapen) in bewaring te geven aan de [straat] en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van
(een
)derde
(n)ten behoeve van de dader
(s
)een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen
en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
4
subsidiair
een of meer (onbekend gebleven
)personen op
of omstreeks19 september 2017, te Enschede,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het
door verdachtevoorgenomen misdrijf om opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade [slachtoffer feit 4] en
/of[slachtoffer feit 4] en
/of[slachtoffer feit 4] van het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal
(zwaar kaliber
)kogels heeft afgevuurd op een woning aan de [Benkoelenstraat] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en
/of een of meerruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels
is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 september 2017 te Enschede,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,medeplichtig is geweest door
hetopzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen door (al dan niet) na te voren gemaakte afspraken
en/of tegen betaling, namelijk door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de persoon
/personendie het doelwit vormde
(n
)en/of
- aan [getuige] een (OTR-)telefoon te geven via welke is gecommuniceerd een tas (met daarin onder andere het gebruikte wapen) in bewaring te geven aan de [straat] en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van
(een
)derde
(n
)ten behoeve van de dader
(s
)een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen
en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot medeplegen van zware mishandeling.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op, telkens:
medeplichtigheid aan/tot medeplegen van poging tot moord.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot medeplegen van poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 jaar en 8 maanden.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in een tijdbestek van negen maanden schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan vier zeer ernstige geweldsmisdrijven. Die feiten laten zich juridisch verschillend kwalificeren maar hebben hun nietsontziende karakter als gemeenschappelijke noemer.
Een kapper en zijn broer zijn het slachtoffer geworden van ongeremde agressie vanuit het criminele milieu en zijn met geweld geconfronteerd op een manier die hen naar verwachting in psychische en fysieke zin nog lang zal partenspelen.
Een man die enkele weken tevoren een kapperszaak had overgenomen van het eigenlijke doelwit van deze aanslag, is bespoten met een brandbare vloeistof en vervolgens in zijn zaak in bijzijn van klanten levend in brand gestoken.
Een ander persoon, de broer van het oorspronkelijke doelwit van de hiervoor genoemde aanslag, is maandenlang gevolgd en uiteindelijk ’s avonds laat na een achtervolging door een gemaskerde man van dichtbij in zijn auto beschoten.
Een horecagelegenheid is in het holst van de nacht onder vuur genomen. Direct daaropvolgend is het woonhuis van een lid van een rivaliserende groep met een automatisch wapen beschoten. De hoofdbewoner heeft zich, net voordat het salvo losbarstte, achter een muurtje in de woonkamer in veiligheid kunnen brengen. Zijn vriendin en haar dochtertje lagen op de bovenverdieping te slapen. In hun slaapkamer zijn kogels aangetroffen. Het hof heeft de camerabeelden van die beschieting gezien en beluisterd en acht die gebeurtenis schokkend.
Het is niet aan verdachte en zijn medeverdachte te danken dat er bij al deze feiten geen zwaarder gewonden of zelfs doden zijn gevallen.
Deze feiten hebben behalve op de slachtoffers ook indruk gemaakt op de samenleving als geheel, zowel in Nederland als in het Duitse grensgebied.
Inwoners, en in het geval van de beschieting van het hiervoor genoemde woonhuis ook omwonenden, werden immers (maandenlang) geconfronteerd met aanhoudend en onbegrepen geweld.
Het heeft forse inzet van de opsporingsdiensten gevergd om zicht te krijgen op degenen die daarvoor verantwoordelijk waren en om die personen vervolgens te kunnen aanhouden.
Verdachte vormde als medeplichtige aan die feiten een onmisbare schakel tussen de buitenwereld en zijn gedetineerd zittende medeverdachte [medeverdachte] .
Hij en [medeverdachte] hadden dagelijks voortdurend contact, verdachte zorgde dat leden van de groep konden beschikken over telefoons waarmee verdekt kon worden gecommuniceerd, zorgde voor de geldstromen, voor de betaling van de diverse opdrachten en voor werk- en leefgeld voor leden van de groep en gaf waar nodig boodschappen van [medeverdachte] aan hen door.
Bovendien bezat hij technische en digitale vaardigheden die [medeverdachte] miste en zette die onder andere in voor de ‘bedrijfsvoering’, en bracht ook hij contacten in die voor de uitvoering van diverse klussen van grote waarde waren.
Verdachte heeft voor zijn aandeel in deze feiten maar zeer beperkt verantwoordelijkheid genomen.
Naar het oordeel van het hof heeft hij er daarmee blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn, de harde criminaliteit faciliterende, handelen niet in te zien.
Dat neemt het hof hem ernstig kwalijk.
Bij de jegens verdachte bewezen verklaarde feiten past een aanzienlijke gevangenisstraf.
Het hof neemt voor de bepaling van de hoogte daarvan in aanmerking dat verdachte op 1 mei 2018 in Spanje is aangehouden ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Op 8 februari 2019 is hij in Duitsland voor die feiten onherroepelijk veroordeeld tot elf jaar gevangenisstraf.
Van die straf heeft hij nog hoegenaamd niets uitgezeten.
Voor de onderhavige feiten is hij, aansluitend op zijn Duitse detentie/voorarrest, op 16 april 2019 in Nederland in verzekering gesteld.
Het hof zal de Duitse veroordeling, gezien het bepaalde in artikel 3 Kaderbesluit 2008/675/JBZ, zoals uitgelegd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:5) in aanmerking nemen bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Het hof heeft zich er voorts op de voet van artikel 6 van het EVRM rekenschap van gegeven dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting moet plaatsvinden zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden, respectievelijk met tien en met zes maanden.
Het hof acht die overschrijding echter niet in strafmatigende zin van betekenis, gelet op de complexiteit van de zaak en het op verzoek van de verdediging nader verrichte onderzoek in de hoger beroeps fase.
Het hof acht tenslotte de in de loop van deze zaak gewijzigde regeling ten aanzien van de voorlopige invrijheidsstelling niet van invloed op de strafoplegging.
Alles bijeen genomen acht het hof een gevangenisstraf van zestien jaar passend.
Gelet echter op het in aanmerking nemen van de Duitse veroordeling, zal het hof die straf matigen tot vijftien jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 30.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is, nu er sprake is van lichamelijk letsel, op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 66.281,24. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 33.292,44. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof begrijpt deze vordering aldus, dat deze bestaat uit de volgende posten:
immateriële schadevergoeding € 30.000,00
daggeldvergoeding ziekenhuis/lening herinrichting € 3.292,44
verlies verdiencapaciteit 1/6/17 – 1/6/19 € 32.988,80
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
- Posten 1 en 2
Naar het oordeel van het hof is de gevorderde daggeldvergoeding wegens verblijf in het ziekenhuis voldoende aannemelijk. Dat geldt eveneens voor de lening voor woninginrichting, gelet op de abrupte wijze waarop de benadeelde als gevolg van het strafbare feit zijn huis heeft moeten verlaten. Verdachte is op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering in zoverre tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders een zeer ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer feit 2] . Het is voor het hof evident dat [slachtoffer feit 2] niet alleen forse lichamelijke schade is toegebracht, maar dat hij ook op buitengewoon wijze is aangetast in zijn gevoelens van veiligheid. Op grond hiervan komt het hof tot de conclusie dat een smartengeldvergoeding van € 30.000,00 op zijn plaats is, hetgeen ook niet is betwist door de verdediging. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. Verdachte is op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering in zoverre tot dat bedrag eveneens zal worden toegewezen.
- Post 3
Ten aanzien van het verlies verdiencapaciteit is gesteld dat de benadeelde partij per 1 juni
2017 zijn Duitse ziektewetuitkering heeft verloren. Gelet op zijn netto uurloon van € 7,93
netto per uur (in loondienst bij [bedrijf] ) moet de benadeelde
partij voor de periode van 1 juni 2017 tot 1 juni 2019 voor - zo leest het hof in het
gestelde - zijn gederfde inkomsten gecompenseerd worden. Hierover overweegt het hof - met de rechtbank - als volgt. Ten tijde van het strafbare feit genoot [slachtoffer feit 2] als werknemer van een Duitse onderneming een Duitse ziektewetuitkering. Uit de overgelegde Duitse stukken kan het hof niet afleiden wat de aard en mate van zijn initiële arbeidsongeschiktheid was. Niet blijkt waarom [slachtoffer feit 2] als werknemer van een Duits bedrijf deze uitkering verloor toen hij zijn woning moest verlaten, zoals in de vordering is gesteld. Voorts wordt in de Duitse stukken melding gemaakt van ‘Arbeitslosengeld’. Of deze uitkering is toegekend is, bij gebrek aan vertaling en toelichting, niet duidelijk. Wel leidt de rechtbank hieruit af dat het dienstverband met [bedrijf] kennelijk in juli 2017 niet langer bestond. Uit de stukken blijkt niet waarom [slachtoffer feit 2] pas in augustus 2018 voor een (Nederlandse)
bijstandsuitkering in aanmerking kwam. Bovendien is niet onderbouwd waarom [slachtoffer feit 2] , na
toekenning van deze uitkering, nog steeds tot hetzelfde nettobedrag als voor 1 augustus 2018 inkomsten derft.
Kortom, de onder de post verlies verdiencapaciteit opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat het hof de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. Gelet op het gebrek aan onderbouwing van zowel de gestelde gederfde inkomsten als het causaal verband met het strafbare feit zal de rechtbank de benadeelde ten aanzien van de gevorderde kosten voor verlies verdiencapaciteit niet-ontvankelijk verklaren.
Desgewenst kan de benadeelde dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 48, 57, 157, 285, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meest subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer feit 1] ter zake van het onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer feit 1] , ter zake van het onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.000,00 (dertigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 185 (honderdvijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 februari 2017.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer feit 2] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 33.292,44 (drieëndertigduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig cent)bestaande uit € 3.292,44 (drieduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig cent) materiële schade en
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanhangig kan maken.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer feit 2] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 33.292,44 (drieëndertigduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig cent)bestaande uit € 3.292,44 (drieduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
201 (tweehonderdéén)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 mei 2017.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. S. Bek en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 19 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal terechtzitting van 3 november 2022, blz. 13
2.Proces-verbaal terechtzitting rechtbank, 3 november 2022, blz. 22-25.
3.ZD01 NAURU, blz. 1823 e.v.
4.ZD 01 NAURU, blz. 1972 e.v.
5.HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051
6.Proces-verbaal van verhoor van 18 oktober 2024