Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden] c.s.en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.Het oordeel van het hof
in elk gevalin te gaan op deze onderwerpen:
- de ligging van de erfgrens tussen de percelen van partijen;
- de mate waarin de takken die op 30 januari 2021 gesnoeid zijn, overhingen boven het perceel van [geïntimeerde1] , en de mate waarin die takken zijn (terug)gesnoeid;
- de mate van snoei die van [appellanten] c.s. gevergd kon worden én aan hen zou zijn toegestaan wanneer zij waren aangemaand;
- de vraag of de schade die ontstaan zou zijn door ondeskundige snoei, ziet op bomen of delen van bomen die behouden zouden zijn gebleven als [appellanten] c.s. zelf de snoei hadden uitgevoerd die van hen gevergd kon worden;
- of de bomen zich na de snoei 30 januari 2021 hersteld hebben, en zo ja in welke mate;
- de aard en omvang van de in opdracht van [appellanten] c.s. ten behoeve van de bomen uitgevoerde herstel-, beheer- en compensatiewerkzaamheden, daaronder begrepen de extra uitgevoerde onderzoeken en de daarmee tot op heden gemoeide kosten.
5.De beslissing
- € 399,- aan griffierecht (0,5 x € 798,-);
- € 2.766,25 aan salaris advocaat (0,5 x 2,5 punt x appeltarief IV à € 2.213);
om op 23 december 2025een
aktete nemen over de schade en de andere onderwerpen zoals aangeduid onder 4.14 tot en met 4.16 van dit arrest, en bepaalt dat [geïntimeerde1] vervolgens gelegenheid krijgt voor indiening van een
antwoordakteover diezelfde onderwerpen;
op een nader te bepalen datum en tijd;
uiterlijk 10 kalenderdagenvoor de mondelinge behandeling een kopie van deze stukken hebben ontvangen;
23 december 2025, hun verhinderdagen (en die van de door hen ingeschakelde deskundigen) aan het hof dienen op te geven, dit voor de maanden april tot en met juli 2026;