ECLI:NL:RBOVE:2024:127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/08/296915 / HA ZA 23-194
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan bomen door snoeiwerkzaamheden door derden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 januari 2024, hebben eisers, eigenaren van een woning met een wandeltuin, vorderingen ingesteld tegen gedaagden, eigenaren van een aangrenzend perceel. Eisers stellen dat gedaagden verantwoordelijk zijn voor schade aan hun bomen, veroorzaakt door snoeiwerkzaamheden die door derden zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de takken van de bomen van eisers overhangen op het perceel van gedaagden en dat de snoeiwerkzaamheden in januari/februari 2021 zijn uitgevoerd door twee mannen, [naam 1] en [naam 2]. Eisers beweren dat gedaagden opdracht hebben gegeven voor deze werkzaamheden, terwijl gedaagden ontkennen enige betrokkenheid te hebben gehad.

De rechtbank oordeelt dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade aan de bomen. De rechtbank benadrukt dat, hoewel gedaagden mogelijk onrechtmatig hebben gehandeld door de snoeiwerkzaamheden niet aan te manen, dit niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid voor de schade. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eisers worden afgewezen en dat zij hoofdelijk in de proceskosten van gedaagden worden veroordeeld, vastgesteld op € 4.769,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/296915 / HA ZA 23-194
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. J.G. Besling,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mrs. N.R. Drenth en B.M.B. Gruppen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2023;
- de brief van 29 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties van [gedaagden] van 21 augustus 2023;
- de akte wijziging eis en overlegging producties van [eisers] van 16 oktober 2023.
- de akte uitlating en overlegging stukken van [gedaagden] van 19 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling van 1 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van mrs. Besling en Drenth.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eisers] zijn eigenaars van een woning met wandeltuin aan de [adres 1] . Deze wandeltuin grenst aan het perceel van [gedaagde 1] . Van een aantal bomen van [eisers] hangen takken over op het perceel van [gedaagde 1] . Eind januari/begin februari 2021 zijn vijf eiken en een beuk van [eisers] gesnoeid door de heer [naam 1] en de heer [naam 2] . [eisers] stellen dat de vijf eiken en de beuk hierdoor ernstig zijn beschadigd. Zij achten [gedaagden] verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade aan de bomen, omdat [gedaagden] volgens [eisers] opdracht (althans een ‘go’) hebben gegeven aan [naam 1] en [naam 2] voor het snoeien van de bomen. [gedaagden] zijn het niet eens met [eisers] en voeren aan dat zij niets met de snoeiwerkzaamheden te maken hebben gehad.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat in dit stadium van de procedure niet kan worden vastgesteld of [gedaagden] een opdracht tot het snoeien van de bomen hebben gegeven aan [naam 1] en [naam 2] . Maar zelfs als dat komt vast te staan is dat onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de door [eisers] gestelde geleden schade. De vorderingen van [eisers] worden daarom afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[eisers] zijn eigenaar van de woning met wandeltuin aan de [adres 1] . [gedaagde 1] is eigenaar van de boerderij aan de [adres 2] . De percelen van [eisers] en [gedaagde 1] grenzen aan elkaar.
3.2.
[gedaagde 2] heeft het weiland van [gedaagde 1] een tijd gebruikt als paarden- en ponyweide. [naam 1] gebruikte het weiland, dat in gebruik was bij [gedaagde 2] , voor het paard van zijn dochter. [naam 1] hoefde voor het gebruik van het weiland niet te betalen. In ruil voor het gebruik verrichtte hij onderhoudswerkzaamheden. [gedaagde 2] en [naam 1] gebruikten het weiland in ieder geval in 2021.
3.3.
Eind januari/begin februari 2021 hebben [naam 1] en [naam 2] vijf eiken en een beuk van [eisers] gesnoeid in verband met overhangende takken.
3.4.
Op 22 februari 2021 heeft de heer ing. J.B. Sijtsma , geregistreerd taxateur van bomen en houtige gewassen, in opdracht van [eisers] de eiken en de beuk geïnspecteerd. Hij heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport van 19 maart 2021. Daarna heeft Sijtsma in opdracht van [eisers] nog rapporten en reacties uitgebracht op 3 september 2021, 20 februari 2023, en 12 oktober 2023.
3.5.
In opdracht van [gedaagden] heeft de heer J.H. Brouwer , agrarisch expert bij EMN, een contra-expertiserapport uitgebracht op 16 mei 2023 na een inspectie op 8 mei 2023. Daarna heeft Brouwer in opdracht van [gedaagden] nog aanvullend gerapporteerd en gereageerd op 15 augustus 2023 en 17 oktober 2023.
3.6.
Partijen hebben op 19 april 2021 een buurtbemiddelingsbijeenkomst gehad, waarbij [naam 1] en [naam 2] niet aanwezig waren. De bijeenkomst heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Wat willen partijen?

Wat willen [eisers] (conventie)?
4.1.
[eisers] vorderen, na wijziging eis, samengevat het volgende. Zij willen dat de rechtbank vaststelt dat [gedaagden] onrechtmatig tegenover hen hebben gehandeld door zonder hen van tevoren aan te manen over te gaan tot het laten snoeien van de bomen, en door schade toe te brengen aan de bomen door ondeskundige snoei. [eisers] willen dat [gedaagden] de geleden schade vergoeden en vorderen daarom betaling van:
  • De kosten voor vervanging van de beuk van € 16.889,00 dan wel € 7.079,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • De vergoeding voor de schade aan de eiken van € 23.591,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • De kosten voor vaststelling van de schade en verzorging van de boomwonden van € 3.859,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.214,30 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 1.645,60 vanaf 27 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Daarnaast willen [eisers] dat [gedaagden] hun ook de kosten voor deze procedure vergoeden.
Wat vinden [gedaagden] daarvan?
4.2.
[gedaagden] zijn het niet met [eisers] eens. Zij vinden niet dat zij aansprakelijk zijn, omdat zij niets met de snoei te maken hadden. Als zij al op de een of andere manier verantwoordelijk moeten worden gehouden, stellen zij zich op het standpunt dat zij de takken mochten (laten) snoeien omdat de takken overhingen en [eisers] deze niet weg wilden halen. De takken zorgden bovendien voor een gevaarlijke situatie. Ten slotte betwisten [gedaagden] de schade zoals gevorderd door [eisers] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank is van oordeel dat als [gedaagden] een opdracht tot het snoeien van de bomen van [eisers] hebben gegeven aan [naam 1] en [naam 2] zij in beginsel onrechtmatig hebben gehandeld. In dit geval zijn zij echter niet aansprakelijk voor de schade van [eisers] , ook niet als ervan wordt uitgegaan dat zij die opdracht hebben gegeven aan [naam 1] en [naam 2] . De rechtbank legt dat uit.
Is een opdracht tot snoeien een onrechtmatige gedraging?
5.2.
Iemand handelt onrechtmatig als diegene inbreuk maakt op een recht van een ander, of als diegene in strijd handelt met hoe men zich in het maatschappelijk verkeer hoort te gedragen. [1]
5.2.1.
Uitgangspunt is in beginsel dat je niet aan de spullen (in dit geval bomen) van een ander komt. Doe je dat wel dan maak je inbreuk op het eigendomsrecht van die ander en daardoor handel je onrechtmatig. De wetgever heeft voor buren de mogelijkheid gecreëerd om zelf te mogen snoeien als de buurman niet meewerkt aan het snoeien. [2] Het gaat hier om een recht voor de eigenaren van naburige erven. In dit geval dus [gedaagde 1] en [eisers] . Het recht houdt in dat als een eigenaar zijn buurman heeft aangemaand om overhangende takken te verwijderen en de buurman werkt daar niet aan mee, de eigenaar dan zelf de overhangende takken boven zijn erf mag snoeien. Hiervoor is dus wel vereist dat de eigenaar zijn buurman eerst in de gelegenheid heeft gesteld om zelf zijn bomen te snoeien.
5.2.2.
In tegenstelling tot wat eerder is gesteld, is ter zitting gebleken dat [gedaagde 1] geen aanmaning om de bomen te snoeien heeft gestuurd. Dit blijkt ook uit zijn eigen verweer dat hij heeft toegezonden aan de advocaat van [eisers] , waarin [gedaagde 1] heeft geschreven dat hij zich nooit tot [eisers] heeft gewend over de bomen. [3] Ook volgt het uit de verklaring van [gedaagde 1] dat hij niet wist dat hij had moeten aanmanen. Aangezien er geen aanmaning heeft plaatsgevonden, had [gedaagde 1] niet over mogen gaan tot het snoeien van de bomen van [eisers] .
[gedaagde 2] is geen eigenaar van het perceel, dus in beginsel kan hij geen beroep doen op het recht dat een eigenaar heeft. Zelfs als hij als gebruiker dat wel zou kunnen, staat vast dat ook hij geen aanmaning heeft gestuurd. Ook [gedaagde 2] had dus geen bevoegdheid om over te gaan tot het snoeien van de bomen.
5.2.3.
Vaststaat dat [gedaagden] niet zelf gesnoeid hebben, maar een eigenaar kan ervoor kiezen om het snoeiwerk uit te besteden. De wet verplicht de eigenaar niet om het zelf uit te voeren. Als [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] in dit geval [naam 1] en [naam 2] de opdracht hebben gegeven of in ieder geval gevraagd hebben om de bomen te gaan snoeien, dan is dat op zichzelf als een onrechtmatige gedraging aan te merken. [gedaagden] mochten niet aan de bomen komen en mogen dus ook geen anderen aan de bomen laten komen. Door een opdracht te geven of het verzoek te doen, kan de gedraging in dat geval ook aan [gedaagden] worden toegerekend. Dit is niet hoe men in het maatschappelijk verkeer met elkaar hoort om te gaan, zeker niet als de buurman niet eerst zelf gevraagd is zijn terrein te onderhouden en de bomen te snoeien.
5.3.
Kortom,
áls[gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] aan [naam 1] en/of [naam 2] de opdracht hebben gegeven om de bomen te snoeien, althans hun hebben gevraagd over te gaan tot het snoeien van de bomen, is dat aan te merken als een onrechtmatige gedraging van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] .
Zijn [gedaagden] aansprakelijk voor de gestelde schade?
5.4.
Volgens [eisers] hebben [gedaagden] daadwerkelijk de opdracht, de ‘go’, gegeven aan [naam 1] en [naam 2] . [gedaagden] hebben dit gemotiveerd betwist. [gedaagde 2] heeft verklaard van niets te hebben geweten. [gedaagde 1] heeft verklaard dat hij in de winter van [naam 1] een app had gekregen waarin [naam 1] had aangekondigd dat hij ongeveer drie weken later zou gaan snoeien. [gedaagde 1] heeft hier naar eigen zeggen met een ‘duimpje’ op gereageerd.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] in dit geval niet aansprakelijk zijn voor de gestelde schade van [eisers] , ook niet als ervan wordt uitgegaan dat zij een opdracht hebben gegeven aan [naam 1] en [naam 2] . De reden hiervoor is de volgende.
5.4.1.
Volgens [eisers] is de aansprakelijkheid van [gedaagden] gegeven als zij de opdracht aan [naam 1] en [naam 2] hebben verstrekt, omdat [gedaagden] wisten dat [naam 1] en [naam 2] niet deskundig zijn op het gebied van de snoei van bomen. Deze stelling is echter niet juist.
De gestelde schade van [eisers] bestaat uit het te veel afzagen van de bomen in kwestie. Het enkel geven van de opdracht tot snoeien is niet de oorzaak van deze schade. De oorzaak van deze schade is dat [naam 1] en [naam 2] te ver zouden zijn gegaan in het snoeien van de bomen, maar dat mogelijk onrechtmatig handelen kan niet zonder meer aan [gedaagden] worden toegerekend. Ook niet als zij hun de opdracht tot het snoeien hebben gegeven. Het snoeien van bomen behoort in beginsel tot normaal tuinonderhoud dat eigenaren ook zelf mogen doen. Het is niet vereist dat alleen iemand met een bepaalde deskundigheid bomen snoeit. Dat bomen op een deskundige wijze gesnoeid moeten worden is ook niet hetzelfde als dat alleen personen met een bepaalde deskundigheid bomen zouden mogen snoeien. [4] Dat [gedaagden] wisten dat [naam 1] en [naam 2] niet deskundig zijn op het gebied van het snoeien van bomen wil dus niet zeggen dat zij hadden moeten voorzien dat [naam 1] en [naam 2] mogelijk te ver zouden gaan in het snoeien van de bomen.
5.4.2.
Het enkele feit dat [gedaagden] [naam 1] en [naam 2] een opdracht hebben gegeven en wisten dat [naam 1] en [naam 2] niet beschikken over enige deskundigheid op het gebied van de snoei van bomen is dus onvoldoende om aansprakelijkheid voor de gestelde schade aan te nemen. Om tot aansprakelijkheid te komen moet de opdracht van [gedaagden] aan [naam 1] en [naam 2] meer specifieke instructies hebben ingehouden zoals over het weghalen van de gesteltakken en een deel van de kroon. Dat dit het geval is, is door [eisers] niet gesteld. Zij hebben alleen gesteld dat [gedaagden] aan [naam 1] en [naam 2] een ‘go’ hebben gegeven, maar dat is dus onvoldoende. Daar komt bij [eisers] veronderstellen dat [gedaagde 2] en niet [gedaagde 1] [naam 1] en [naam 2] heeft ‘geïnstrueerd’. Over [gedaagde 1] is alleen door [eisers] aangevoerd dat hij ‘er meer van zou weten dan hij doet voorkomen’. Welke instructies [gedaagde 2] zou hebben gegeven is door hen in het midden gelaten evenals de vraag hoe deze stelling zich verhoudt tot hun aansprakelijkstelling van [gedaagde 1] .
5.4.3.
Gelet op het voorgaande hebben [eisers] onvoldoende gesteld en onderbouwd dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de uiteindelijk door [naam 1] en [naam 2] veroorzaakte gestelde schade. [eisers] hebben bewijs aangeboden van de ‘go’ die door [gedaagden] zou zijn gegeven, maar aangezien de enkele ‘go’ onvoldoende is en [eisers] over de verdere noodzakelijke omstandigheden niets hebben gesteld worden zijn niet tot dit bewijs toegelaten.
Hebben [gedaagden] misbruik gemaakt van een bevoegdheid?
5.5.
Om misbruik te kunnen maken van een bevoegdheid moet er eerst een bevoegdheid zijn. In 5.2 tot en met 5.3 is uitgelegd dat [gedaagden] geen bevoegdheid hadden om de bomen van [eisers] te (laten) snoeien. Aangezien zij die bevoegdheid niet hadden, konden zij daar ook geen misbruik van maken. Ook deze stelling leidt daarom niet tot vaststelling van enige aansprakelijkheid.
Conclusie
5.6.
De vorderingen van [eisers] worden afgewezen. Omdat zij in het ongelijk worden gesteld, zullen zij hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] worden veroordeeld. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- kosten deskundigen
1.936,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.769,00
5.7.
De veroordeling wordt deels hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.769,00,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie artikel 5:44, eerste lid, BW.
3.Zie productie 5g bij dagvaarding.
4.Vergelijk Gerechtshof Den Bosch, 3 april 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0861.