Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- het verzoek tot hervatting van de Stichting (na ambtshalve royement);
- de memorie van grieven in het principaal hoger beroep van de Stichting, tevens houdende vermeerdering van eis;
- de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep van [huurster] , tevens akte houdende wijziging van eis in reconventie;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep.
2.De kern van de zaak
- de huurprijs;
- het voorschotbedrag met betrekking tot de basisservice;
- het voorschotbedrag met betrekking tot het elektraverbruik/meterhuur.
Moet [huurster] de zorgkosten betalen?
De heer [parkbewoner1] wil graag de mening van de vergadering over het voorstel voor de zorg in [appartementencomplex] (…). Met de Bewonerscommissie is uitgebreid overleg geweest over het voorstel dat hier nu ligt.(…)
vergadering) heeft ingestemd met het voorstel. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten voor het wijzigen van het huishoudelijk reglement zoals bepaald in artikel 27.
“goedkeuring van de kosten als bedoeld in artikel 5 sub c”. In artikel 5 gaat het over de berekening van de totale servicekosten, waarbij in sub c is bepaald dat daartoe, naast de kosten van basisservice en facultatieve service, ook behoren
“de andere kosten, welke dan ook, die verband houden met aangelegenheden, die de gezamenlijke bewoners aangaan en waarvan de aanwending vooraf door de bewonersvergadering is goedgekeurd”. Anders dan de Stichting heeft aangevoerd blijkt in ieder geval niet uit de notulen van de bewonersvergadering van 19 december 2018 (en evenmin uit die van 19 september 2018) dat een besluit is genomen over de zorgkosten, zodat van instemming in de zin van artikel 5 sub c geen sprake kan zijn. Uit die notulen blijkt uitsluitend dat de bewonersvergadering heeft ingestemd met de begroting 2019.
Moet [huurster] de gevorderde naheffingen betalen?
(…) Aan het einde van het boekjaar wordt door[de Stichting]
een exploitatieoverzicht opgesteld over het afgelopen boekjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, welk overzicht na goedkeuring door de registeraccountant van[de Stichting]
gebruikt wordt ter berekening van de totale servicekosten. Deze bestaan uit:
de werkelijke kosten van de basisservice;
“betaling van de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten”. In de procedure bij de kantonrechter heeft de Stichting vergoeding van de wettelijke rente gevorderd over de hoofdsom (2018, 2019 en 2020), gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. [huurster] heeft niet gemotiveerd betwist dat zij wettelijke rente verschuldigd is, zodat het hof de vordering van de Stichting zal toewijzen.