ECLI:NL:GHARL:2025:6469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
200.348.064
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van concurrentie-, nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingbeding door werknemer met ontslag op staande voet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [werknemer], door zijn werkgever, ETS Isolatie B.V. De werknemer was op 25 april 2024 op staande voet ontslagen, onder andere vanwege het verwijt dat hij zijn concurrentiebeding had verwijderd. Het hof oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich inderdaad schuldig had gemaakt aan het verwijderen van het concurrentiebeding. Het hof heeft ook geoordeeld dat de werknemer naast het concurrentiebeding ook het nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingbeding had overtreden. Dit leidde tot verbeurte van boetes, die het hof uiteindelijk heeft gematigd tot een totaal van € 30.000,-. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding en dat hij deze moest terugbetalen aan ETS. Het hof heeft verder beslist dat de werknemer ook een boete moest betalen voor onterecht privé gereden kilometers, wat het totaalbedrag aan verbeurde boetes op € 825,- bracht. De uitspraak benadrukt de gevolgen van het schenden van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werkgevers in dergelijke situaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.064
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 11176359)
beschikking van 20 oktober 2025
in de zaak van
ETS Isolatie B.V.,
die is gevestigd in Enter,
hierna: ETS,
advocaat: mr. P.M.J. Nijboer
en
[geïntimeerde] ,
die woont in [woonplaats] ,
hierna: [werknemer] ,
advocaat: mr. F. Kolkman.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Op 14 juli 2025 heeft het hof in deze zaak een tussenbeschikking gegeven (hierna: de tussenbeschikking). Daarin heeft het hof ETS in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te overleggen ten aanzien van de kilometerprijs die de leasemaatschappij bij ETS in rekening brengt voor het rijden van privé-kilometers door werknemers die een leaseauto rijden (zie r.o. 4.27 van de tussenbeschikking). ETS heeft deze stukken op 7 augustus 2025 bij het hof ingediend.
1.2.
Aan [werknemer] heeft het hof de gelegenheid geboden om de nadere stukken, omschreven in r.o. 4.17 en 4.19 van de tussenbeschikking in het geding te brengen. [werknemer] heeft in dit kader op 13 augustus 2025 producties 29 tot en met 40 overgelegd en in de daarbij behorende akte een toelichting op die producties gegeven.
1.3.
Bij brief van 12 augustus 2025 heeft ETS bezwaar gemaakt tegen de door [werknemer] genomen akte, inclusief bijbehorende producties. Volgens haar gaat [werknemer] hiermee de bewijsopdracht ver te buiten. Het hof heeft ETS in de gelegenheid gesteld op de akte van [werknemer] te reageren, wat ETS bij antwoordakte van 2 september 2025 heeft gedaan.
1.4.
Vervolgens heeft het hof opnieuw beschikking bepaald.

2.Samenvatting en beslissing

2.1.
[werknemer] is op 25 april 2024 op staande voet ontslagen. Een van de redenen die ETS aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, betreft – kort gezegd – het verwijt dat [werknemer] zijn concurrentiebeding heeft verwijderd danwel heeft laten verwijderen van zijn account (digitaal) en/of personeelsdossier (fysiek). In de tussenbeschikking heeft het hof geoordeeld dat moet worden aangenomen dat [werknemer] zich hier inderdaad schuldig aan heeft gemaakt en dat dit een dringende reden oplevert. Omdat ETS het ontslag ook onverwijld heeft gegeven, komt het hof – anders dan de kantonrechter – tot de conclusie dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. In r.o. 4.9 van de tussenbeschikking heeft het hof aangegeven wat dit betekent voor een aantal verzoeken van partijen.
2.2.
Wat nog niet in de tussenbeschikking is beslist, is de vraag of [werknemer] – naast zijn concurrentiebeding – ook zijn nevenwerkzaamheden- en/of geheimhoudingbeding heeft overtreden. Het hof zal hierna oordelen dat [werknemer] ook deze twee bedingen heeft overtreden en bepalen welk bedrag aan boete [werknemer] vanwege die overtredingen aan ETS moet betalen. Verder zal het hof beslissen dat [werknemer] geen recht heeft op de wettelijke transitievergoeding en welk bedrag aan boete hij aan ETS moet betalen voor onterecht privé gereden kilometers. Hierna legt het hof uit hoe het tot deze beslissingen is gekomen.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Het hof stelt bij de verdere beoordeling voorop dat partijen de gegeven mogelijkheid om bij akte de specifiek door het hof gevraagde stukken in het geding te brengen ruim hebben geïnterpreteerd. Voor zover die stukken nieuwe stellingen of verweren bevatten, laat het hof die buiten beschouwing. Datzelfde geldt voor producties die [werknemer] bij die akte heeft overgelegd en waar het hof niet naar heeft gevraagd.
Overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding (zie r.o. 4.14 – 4.17 tussenbeschikking)
3.2.
Kort gezegd verwijt ETS [werknemer] dat hij zijn nevenwerkzaamhedenbeding heeft overtreden doordat hij (indirect) aandeelhouder is van Clean NL en Go Sunny , zonder dat hij daar voorafgaande schriftelijke toestemming van ETS voor heeft gevraagd en gekregen. [werknemer] heeft daartegenin gebracht dat hij wel schriftelijke toestemming heeft gekregen en verwijst daarvoor naar een brief van [naam1] (hierna: [naam1] ), gedateerd 11 april 2022. ETS heeft gemotiveerd betwist dat deze brief echt is en op of rond die datum door ETS aan [werknemer] is verstuurd. Gelet hierop heeft het hof [werknemer] in de tussenbeschikking in de gelegenheid gesteld om de begeleidende e-mail waarmee de brief verstuurd is in het geding te brengen.
3.3.
[werknemer] heeft deze e-mail niet overgelegd. De verklaring die hij daarvoor geeft is dat hijzelf én [naam1] hun e-mailboxen regelmatig opschonen en daarom drie jaar later niet meer over de betreffende e-mail beschikken. Dat is naar het oordeel van het hof geen afdoende verklaring. Dat e-mailboxen worden opgeruimd, begrijpt het hof. Maar waarom [werknemer] een voor hem zo belangrijke e-mail (want nodig om geoorloofd zijn nevenactiviteiten voor Go Sunny en Clean NL uit te kunnen voeren gedurende zijn dienstverband met ETS) zou verwijderen, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien. Ook heeft [werknemer] niet toegelicht hoe het kan dat hij niet meer over de e-mail beschikt waarbij de toestemmingsbrief als bijlage was gevoegd, maar wel over de bijlage zelf. De verklaring van [naam1] – ook al heeft hij deze ten overstaan van een notaris bevestigd met een eed - is in het licht van de gemotiveerde betwisting door ETS als omschreven in r.o. 4.16 van de tussenbeschikking en het voorgaande ontoereikend om [werknemer] standpunt te kunnen dragen. Het hof neemt dan ook tot uitgangspunt dat ETS [werknemer] geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor zakelijke nevenactiviteiten.
3.4.
Het zijn van (indirect) aandeelhouder in Clean NL en GoSunny merkt het hof aan als een zakelijke nevenactiviteit of werkzaamheden als bedoeld in het toepasselijke nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Daarbij weegt het hof mee dat, anders dan [werknemer] betoogt, uit de stukken overgelegd in deze procedure kan worden opgemaakt dat de betrokkenheid van [werknemer] bij beide bedrijven meer behelsde dan een (passief) aandeelhouderschap. Van zijn (indirecte) aandeelhouderschap in Clean NL , kan [werknemer] echter geen verwijt worden gemaakt. Dit speelde al voor de overname in 2023; ETS wist daar toen van en heeft daar als werkgever geen actie op ondernomen. Daar hebben de nieuwe aandeelhouders het mee te doen. Maar dat gaat niet op voor [werknemer] (indirecte) aandeelhouderschap in Go Sunny . Go Sunny is pas opgericht na de overname in 2023. Dat [werknemer] de toen aangetreden (indirecte) bestuurders op de hoogte heeft gesteld van zijn (voorgenomen) participatie in Go Sunny , heeft [werknemer] onvoldoende onderbouwd. Ontoereikend daarvoor is in ieder geval dat [naam2] over Go Sunny met [naam3] heeft gesproken: [werknemer] heeft onvoldoende concreet gemaakt dat daarbij eveneens ter sprake is gekomen dat hijzelf, naast [naam2] , zou gaan participeren in Go Sunny . Verder gaat het hof voorbij aan het betoog van [werknemer] dat Go Sunny maar een beperkte omzet (van zo’n € 100.000,-) genereert. Een uitzondering voor deelname in kleine ondernemingen valt in het nevenwerkzaamhedenbeding niet te lezen.
3.5.
Dit betekent dat sprake is van (één) overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding zodat in beginsel boetes zijn verbeurd ten bedrage van € 5.000,-, vermeerderd met € 500,- voor iedere dag vanaf 28 juni 2023 (datum waarop aandelen in Go Sunny zijn verkregen) tot en met 25 april 2025.
Overtreding van het geheimhoudingbeding (zie r.o. 4.18 en 4.19 tussenbeschikking)
3.6.
Samengevat verwijt ETS [werknemer] dat hij het toepasselijke geheimhoudingbeding heeft overtreden door in de periode van 1 januari 2024 tot 19 februari 2024 548 e-mails van zijn ETS account door te sturen naar (een) e-mailadres(sen) van Go Sunny . [werknemer] heeft betwist dat deze e-mails bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Daarnaast gaat het volgens hem maar om beperkt aantal “e-mailketens”.
3.7.
In navolging van de gelegenheid die het hof hem in de tussenbeschikking heeft geboden, heeft [werknemer] een overzicht gemaakt van de e-mailketens waar het volgens hem over gaat per onderwerp. Daarbij heeft hij naar eigen zeggen de e-mailketen behorende bij het betreffende onderwerp overgelegd. Maar de overgelegde e-mailketens per onderwerp komen niet één op één overeen met het overzicht van e-mails dat [werknemer] heeft (door)gestuurd aan e-mailadressen buiten de organisatie van ETS (productie 30 in hoger beroep van [werknemer] ). Er ontbreken e-mails, zoals bijvoorbeeld de e-mails die [werknemer] volgens het overzicht op 16 februari 2024, 09:12 aan [e-mailadres1] en aan de klant zelf ( [e-mailadres2] ) heeft gestuurd over het onderwerp “Re: Afspraakbevestiging dakisolatie”. Het niet overleggen van deze e-mails doet vermoeden dat de niet overgelegde e-mails informatie bevatten die [werknemer] niet buiten de organisatie van ETS mocht brengen. Los daarvan, heeft ETS toegelicht dat de inhoud van de e-mails die [werknemer] wel heeft overgelegd moet worden aangemerkt als bedrijfsgevoelige informatie. Immers worden daarin de gegevens gedeeld van een klant. Het klopt dat de oorspronkelijke e-mail waarmee de keten begint inderdaad klantgegevens bevat, en dat het delen daarvan op grond van het – ruim geformuleerde – geheimhoudingbeding niet is toegestaan.
Ook de e-mailketen over het onderwerp “Idee?” is niet volledig: zo mist onder meer de e-mail van 27 februari 2024, 13:14 aan [e-mailadres3] over dit onderwerp. Ook lijken er in de overgelegde keten e-mails te missen, want op enig moment verzendt [naam2] een reactie vanaf zijn Go Sunny e-mailadres terwijl hij eerder deelnam aan de e-mailketen met zijn ETS e-mailadres. Onduidelijk is hoe dat is gegaan en of er e-mails tussen hebben gezeten die niet zijn overgelegd. ETS heeft er op dit punt in ieder geval op gewezen dat zij het – gelet op het gegeven dat de e-mails gingen over stuntprijzen, daarin verwezen werd naar een te maken prijslijst en dat zij verstuurd zijn in de periode dat [naam2] duidelijk werd dat hij weg moest bij ETS – aannemelijk acht dat [werknemer] deze prijslijst ook aan Go Sunny heeft gestuurd. [werknemer] heeft desgevraagd geen volledige openheid van zaken gegeven op dit punt, terwijl hij daar op grond van artikel 21 Rv wel toe gehouden is. Dat rekent het hof hem aan. Het hof oordeelt daarom dat voldoende aannemelijk is dat [werknemer] deze prijslijst ook aan Go Sunny heeft gestuurd.
3.8.
In het licht van het voorgaande komt het hof dan ook tot de conclusie dat [werknemer] onvoldoende betwist heeft dat de e-mails die hij heeft doorgestuurd bedrijfsgevoelige informatie bevat. Het hof neemt daarmee aan dat [werknemer] ook het geheimhoudingbeding heeft overtreden. Daarop staat eveneens een boete van € 5.000,-. Van voortduring van de overtreding, waarop een boete van € 500,- per dag is gesteld, kan in dit geval geen sprake zijn: een e-mail wordt éénmaal – ongeoorloofd – buiten de organisatie gebracht en daarna is deze overtreding een voldongen feit maar duurt deze niet langer voort. Een boete per doorgezonden e-mail of e-mailketen heeft ETS verder niet gevorderd, zodat de boete die [werknemer] vanwege de schending van dit beding aan ETS verschuldigd is € 5.000,- bedraagt.
Beroep op matiging van de boetes
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat [werknemer] drie bedingen heeft overtreden. Dat leidt tot verbeurte van de volgende boetes:
  • Concurrentiebeding: € 2.500,-, vermeerderd met € 250,- voor iedere dag na 12 september 2024 tot 24 april 2025 (224 dagen). Dat komt in totaal neer op € 61.000,-;
  • Nevenwerkzaamhedenbeding: € 5.000,-, vermeerderd met € 500,- voor iedere dag vanaf 28 juni 2023 tot en met 25 april 2024 (302 dagen). Dat komt in totaal neer op
  • Geheimhoudingsbeding: € 5.000,-.
3.10.
Het totale bedrag aan verbeurde boetes komt daarmee uit op € 222.000,-. [werknemer] heeft een beroep op matiging gedaan. Dat beroep slaagt. Toewijzing van de in de overeenkomst zelf niet-gemaximeerde boete zou tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leiden. Daarbij slaat het hof acht op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst (namelijk een arbeidsovereenkomst), de inhoud en de strekking van de bedingen, de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen (nieuwe bestuurders/aandeelhouders, terwijl de vorige bestuurders/aandeelhouders op de hoogte waren van de situatie danwel daar zelf onderdeel van waren) en ten slotte de verhouding tussen de door ETS geleden schade en de hoogte van de boete. Wat de verhouding tot de schade betreft wordt nog toegevoegd dat ETS geen inzicht heeft gegeven in de omvang van beweerdelijk geleden schade. Meer in het bijzonder heeft zij niet aannemelijk weten te maken dat het gaat om substantiële bedragen aan (potentieel) gemiste marges/omzet. Voor wat betreft de afzonderlijke bedingen, komt het hof dan tot het volgende. De boete voor overtreding van het geheimhoudingsbeding is en blijft
€ 5.000,-. De boete voor overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding matigt het hof tot € 10.000,- (twee keer het hoofdbedrag), waarbij het hof naast de algemene omstandigheden die hiervoor zijn opgesomd ook nog mee laat wegen dat ETS zich pas na lange tijd over overtreding van de bedingen heeft beklaagd waardoor de boetes zich over lange tijd hebben opgebouwd. De boete voor het concurrentiebeding matigt het hof tot € 15.000,- (wat neerkomt op een matiging tot rond de 25%), waarbij naast het voorgaande meeweegt het gegeven dat de kantonrechter voor recht heeft verklaard dat ETS geen rechten aan het concurrentiebeding kon ontlenen. Daarmee komt het totale boetebedrag uit op € 30.000,-. Voor verdergaande matiging is geen aanleiding.
[werknemer] moet de transitievergoeding terugbetalen
3.11.
Op grond van artikel 7:673 lid 7 onder c BW heeft de werknemer van wie het dienstverband eindigt geen recht op een transitievergoeding als dat eindigen het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Volgens ETS is daar in het geval van [werknemer] sprake van. Daar volgt het hof ETS in. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft [werknemer] ETS door zijn handelen een dringende reden voor ontslag gegeven. Hij heeft welbewust zijn concurrentiebeding verwijderd, dan wel laten verwijderen. Zeker in de omstandigheden van dat moment (namelijk de wetenschap dat Ter Schegget in ieder geval zou moeten vertrekken bij ETS en het voorzetten van de eigen samenwerking met Ter Schegget bij Go Sunny) rechtvaardigt dat de conclusie dat [werknemer] van dit handelen, dat tot beëindiging van zijn dienstverband heeft geleid, een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.13
[werknemer] heeft dus geen recht op de transitievergoeding en zal de transitievergoeding die de kantonrechter aan hem heeft toegekend aan ETS moeten terugbetalen.
[werknemer] moet een boete betalen voor onterecht privé gereden kilometers
3.12.
Het hof heeft in de tussenbeschikking verder geoordeeld dat [werknemer] ten onrechte privé kilometers heeft gereden. Op overtreding van dat verbod is een boete gesteld van
€ 500,- per geconstateerde overtreding, alsmede een bedrag van € 5,- per gereden privékilometer. Het hof heeft beslist dat het zal uitgaan van een eenmalige overtreding, waarvoor € 500,- moet worden betaald, te vermeerderen met een prijs per kilometer gelijk aan de prijs die de leasemaatschappij bij ETS in rekening brengt voor het rijden van privé-kilometers.
3.13.
Uit de informatie die ETS heeft overgelegd, volgt dat die kilometerprijs € 0,05 bedraagt. Het gestelde, door [werknemer] niet concreet betwiste, aantal onterecht privé gereden kilometers bedraagt 6.900. Dat leidt tot een aanvullend bedrag van € 325,-. In haar akte heeft ETS ook nog brandstofkosten per kilometer meegenomen in haar berekening, maar daar zal het hof aan voorbij gaan. ETS heeft dit eerder niet in rekening gebracht en het is nu te laat om dat alsnog te doen. De totale boete die [werknemer] op dit punt aan ETS moet betalen, zal het hof dus bepalen op € 825,- (€ 500,- + € 325,-).
Bewijsaanbod van beide partijen
3.14.
ETS heeft een algemeen bewijsaanbod gedaan, dat onvoldoende concreet en specifiek is. Niet is vermeld welke getuige over welk voor de beslissing relevant feit een verklaring zou kunnen afleggen. Het hof gaat hier dan ook aan voorbij. Het bewijsaanbod van [werknemer] vermeldt geen feiten of omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden. Ook daaraan gaat het hof dus voorbij.
Slotsom
3.15.
Het hof komt tot de conclusie dat ETS terecht tot ontslag op staande voet kon overgaan. De verklaring voor recht die ETS op dit punt heeft gevraagd zal het hof dus toewijzen (zie petitum ETS onder I). Het is vaste rechtspraak dat het risico van het niet werken na een (terecht) ontslag op staande voet in beginsel voor rekening van de werknemer komt. Het hof ziet in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om daarvan af te wijken, zodat [werknemer] geen aanspraak kan maken op loon vanaf de datum van het ontslag op staande voet. Dat betekent dat [werknemer] het loon dat ETS naar aanleiding van de beschikking van de kantonrechter heeft betaald over de periode mei tot en met augustus 2024, het vakantiegeld en de te veel uitbetaalde vakantiedagen aan ETS moet terugbetalen (zie petitum ETS onder II, III en IV). Omdat [werknemer] aan ETS een dringende reden heeft gegeven om hem op staande voet te ontslaan, zal het hof het verzoek van ETS om [werknemer] te veroordelen de gefixeerde schadevergoeding aan haar te betalen, toewijzen (zie petitum ETS onder V). De verzochte verklaring voor recht dat [werknemer] geen aanspraak heeft op de gefactureerde bonussen zal het hof, gelet op zijn oordeel in r.o. 4.21 en verder van de tussenbeschikking, afwijzen (zie petitum ETS onder VI). Ook de verzochte verklaringen voor recht dat ETS niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld (zie petitum ETS onder VII) en dat [werknemer] wel ernstig verwijtbaar heeft gehandeld (zie petitum ETS onder XIV) zal het hof afwijzen, omdat ETS daar, gelet op de uitkomst van de zaak, geen belang meer bij heeft. [werknemer] zal verder veroordeeld worden om de billijke vergoeding (zie petitum ETS onder VIII) en de transitievergoeding (zie petitum ETS onder XV) terug te betalen omdat die ten onrechte aan hem zijn toegekend. Voor wat betreft de verzoeken van ETS ten aanzien van overtreding van de betreffende beperkende bedingen in de arbeidsovereenkomst (zie petitum ETS onder IX tot en met XIII), zal het hof [werknemer] veroordelen tot het betalen van een boete van € 30.000,-. Gelet daarop en het feit dat de betreffende bedingen inmiddels hun werking hebben verloren door verloop van de tijdsduur waarvoor zij golden, heeft ETS geen belang meer bij de verder in dat opzicht verzochte verklaringen voor recht, zodat het hof die zal afwijzen. Verder zal het hof [werknemer] veroordelen om de boete voor gereden privé kilometers te betalen. Ook de buitengerechtelijke kosten die de kantonrechter aan [werknemer] heeft toegekend, dient hij ten slotte terug te betalen aan ETS (zie petitum ETS onder XVII).
3.16.
Ten aanzien van de verzoeken van [werknemer] in hoger beroep, heeft het hof in r.o. 5.1 en 5.2 van de tussenbeschikking al geoordeeld en toegelicht dat deze zullen worden afgewezen.
3.17.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van ETS grotendeels slaagt en dat van [werknemer] faalt. Omdat [werknemer] overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten zowel in het principaal als incidenteel hoger beroep veroordelen als ook in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.18.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt de beslissingen opgenomen in r.o. 4.4 tot en met 4.11 en die onder 4.13 van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 13 augustus 2024;
en, opnieuw beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
4.2.
verklaart voor recht dat ETS het dienstverband met [werknemer] op 25 april 2024 terecht en op goede gronden per direct heeft opgezegd;
4.3.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen van het door ETS ten onrechte betaalde loon ten bedrage van € 15.548,24 bruto, de daarover betaalde wettelijke verhoging van
€ 2.799,02 en de wettelijke rente van € 237,97;
4.4.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen aan ETS van het door ETS onterecht betaalde vakantiegeld van € 1.730,-, de daarover betaalde wettelijke verhoging van € 846,26, en de wettelijke rente van € 90,86;
4.5.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen aan ETS van te veel uitbetaalde vakantiedagen ten bedrage van € 1.481,19 bruto;
4.6.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen aan ETS van de billijke vergoeding van
€ 4.000,00 bruto, en de daarover betaalde wettelijke rente van € 93,59;
4.7.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen aan ETS van de transitievergoeding ten bedrage van € 5.160,62 bruto, en de daarover betaalde wettelijke rente van € 120,74;
4.8.
veroordeelt [werknemer] tot het betalen aan ETS van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 4.407,00 bruto;
4.9.
veroordeelt [werknemer] tot het betalen van een boete wegens schending van het concurrentie-, nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding van in totaal € 30.000,-;
4.10.
veroordeelt [werknemer] tot het betalen van een boete wegens privé gereden kilometers van in totaal € 825,-;
4.11.
veroordeelt [werknemer] tot het (terug)betalen aan ETS van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.011,04;
4.12.
veroordeelt [werknemer] om over de bedragen genoemd in r.o. 4.3 tot en met 4.8 de wettelijke rente te betalen, voor de bedragen in r.o. 4.3 tot en met 4.7 vanaf de datum van betaling door ETS aan [werknemer] , zijnde 25 augustus 2024, en over het bedrag genoemd in r.o. 4.8 vanaf de datum van dit arrest, beiden tot aan het moment van betaling daarvan door [werknemer] ;
4.13.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de volgende proceskosten van ETS tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 1.628,- aan salaris van de advocaat van ETS (2 procespunten x het toepasselijke tarief van
€ 814,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van ETS in principaal hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 3.035,- aan salaris van de advocaat van ETS (2.5 procespunten x het toepasselijke tarief II)
en tot betaling van de volgende proceskosten van ETS in incidenteel hoger beroep:
€ 607,- aan salaris van de advocaat van ETS (1 procespunt x helft van het toepasselijke tarief II);
4.14.
bepaalt dat al deze proceskosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.15.
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.16.
verwerpt het hoger beroep van zowel ETS als van [werknemer] voor het overige en wijst daarmee af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.W.J.M. Kemperink, J.H. Kuiper en H.M.J. van den Hurk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.