In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 oktober 2023. De zaak betreft de waardevaststelling van een horecapand en de opgelegde aanslag rioolheffing door de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum. De heffingsambtenaar had de waarde van het pand vastgesteld op € 395.000 per waardepeildatum 1 januari 2019 en had een aanslag onroerendezaakbelasting en rioolheffing opgelegd. De rechtbank verklaarde de beroepen van belanghebbende ongegrond, maar kende wel vergoedingen voor immateriële schade en proceskosten toe aan belanghebbende. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 3 september 2025 heeft het Hof de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar gehoord. Belanghebbende betwistte de hoogte van de WOZ-waarde en de rechtmatigheid van de aanslag rioolheffing. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de aanslag rioolheffing terecht was opgelegd. Het Hof oordeelde echter dat de rechtbank ten onrechte had nagelaten het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden, en verklaarde het hoger beroep in zoverre gegrond. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige waardering en de rechtsbescherming van belanghebbenden in belastingzaken.