Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Schadecentrum Dongen V.O.F.gevestigd in Waalwijk
Autobedrijf Van Mossel B.V.,
gevestigd in Waalwijk
Van Mossel Shared Services B.V.gevestigd in Waalwijk
International Car Lease Holding B.V.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het oproepingsexploot van 16 november 2023
- de memorie na verwijzing met producties van Van Mossel
- de antwoordmemorie na verwijzing met producties van [geïntimeerde]
- de akte van Van Mossel
- de antwoordakte van [geïntimeerde]
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 9 januari 2025 is gehouden.
2.De kern en omvang van de zaak na verwijzing en de processtukken
“
een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Schadecentrum door te bewerkstelligen dat Schadecentrum zonder enig recht of titel betalingen heeft verricht, zoals die zijn opgenomen in bijlage 6 van productie 60, en/of het verhullen van die betalingen in de administratie van Schadecentrum en dat [geïntimeerde] uit dien hoofde hoofdelijk gehouden is om alle schade die Schadecentrum daardoor lijdt te vergoeden, zulks indien en voor zover [naam1] niet reeds aantoonbaar heeft voldaan aan zijn daartoe strekkende betalingsverplichting uit hoofde van het vonnis”
en een schadevergoeding aan Schadecentrum ter hoogte van € 1.037.405,04 “
zulks indien en voor zover [naam1] niet reeds aantoonbaar heeft voldaan aan zijn daartoe strekkende betalingsverplichting uit hoofde van het vonnis”.
3.Het oordeel van het hof
(1) wat waren de verantwoordelijkheden [geïntimeerde] en hoe zagen haar dagelijkse werkzaamheden eruit?
(2) hoe was de administratie van Schadecentrum ingericht en welke maatregelen zijn genomen om fraude te vermijden?
functiebeschrijving hoofd financiële administratie” overgelegd. [geïntimeerde] voert aan zij dat stuk niet eerder heeft gezien. Het hof constateert dat Van Mossel op de zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat er geen functieprofiel hoofd administratie was vastgelegd. Nu er bovendien geen arbeidsovereenkomst of aanstellingsbrief is overgelegd kan het hof niet vaststellen dat de door Van Mossel (pas zeer laat in de procedure) ingebrachte functiebeschrijving op [geïntimeerde] van toepassing is. Het hof laat deze dan ook buiten beschouwing. Dit betekent dat ervan wordt uitgegaan dat [geïntimeerde] in de functie van hoofd administratie is gaan werken zonder dat is geregeld wat haar bijbehorende taken en verantwoordelijkheden waren. Dat die taken en verantwoordelijkheden uitdrukkelijk met haar zijn besproken is evenmin gesteld door Van Mossel, en zij heeft daarvoor ook geen enkele onderbouwing gegeven.
Welke werkzaamheden beheers goed?”:
“- Controleren boekingen / RC”. [geïntimeerde] heeft op de zitting toegelicht dat deze activiteit ziet op haar vraagbaakfunctie en dat is door Van Mossel niet weersproken. In hoeverre [geïntimeerde] een leidinggevende taak had is in het kader van de haar gemaakte verwijten niet van belang. De discussie daarover wordt dus buiten beschouwing gelaten. De door [geïntimeerde] in haar c.v. benoemde werkzaamheden (zie hiervoor) zijn vooral administratieve werkzaamheden.
interne afspraak” dat [naam1] en [geïntimeerde] slechts gezamenlijk betalingen mochten verrichten op de ING-rekening. Ook daarvan is geen stuk overgelegd. Het hof stelt vast dat er destijds geen protocollering was van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van het betaalproces. De algemene regels in de interne gedragscode van Van Mossel kwalificeren niet als zodanig. [geïntimeerde] voert aan dat [naam1] de onrechtmatige betalingen alle zelf heeft gedaan, en dat het wel vaker voorkwam dat hij betalingen alleen deed. Volgens [geïntimeerde] was het door haar klaarzetten van betalingen en het door [naam1] autoriseren daarvan wel de meest gebruikte werkwijze, maar was het niet zo dat afwijking daarvan niet mocht en in elk geval is haar die instructie nooit gegeven. Het klaarzetten van betalingen is puur een administratieve handeling en zij had in die zin een ondersteunende rol, aldus [geïntimeerde] . Het hof zal hierna nog specifiek op de frauduleuze betalingen ingaan. Hier constateert het hof dat destijds de financiële processen ten aanzien van de ING-rekening zo waren ingericht dat er slechts één persoon geautoriseerd was en dat er geen (technische) blokkades waren voor deze persoon om alleen betalingen te verrichten. Van Mossel verwijt [geïntimeerde] dat zij dat niet heeft gemeld, omdat dit in strijd was met het door Van Mossel gestelde 4-ogenprincipe. Zoals hiervoor is overwogen is dat principe in elk geval niet geprotocolleerd. Los daarvan geldt dat [naam1] de leidinggevende was van [geïntimeerde] . Als zij al een controlerende rol zou hebben gehad ten aanzien van de betalingen van de ING-rekening die meebracht dat zij moest melden als [naam1] betalingen alleen deed, dan zijn er vraagtekens te plaatsen bij het beleggen daarvan bij een ondergeschikte: [geïntimeerde] moest dan haar direct leidinggevende controleren. Het hof constateert verder dat de frauduleuze betalingen bij de steekproefcontroles door [naam7] ook niet aan het licht zijn gekomen.
(i) [geïntimeerde] heeft de aan de verduistering ten grondslag liggende betalingen samen, dan wel in opdracht van [naam1] verricht
(ii) [geïntimeerde] heeft deze betalingen geaccordeerd
totaaloverzicht onrechtmatige betalingen”, waarin in kolom 3 een opsomming is gegeven van de (volgens Van Mossel) door [geïntimeerde] geboekte frauduleuze betalingen. Die specificatie is echter niet voorzien van achterliggende stukken. Tegenover de betwisting door [geïntimeerde] dat zij alle daar gestelde boekingen heeft gedaan, is dus niet verifieerbaar welke betalingen zij wel en welke zij niet heeft geboekt. Het hof heeft dit Van Mossel voorgehouden tijdens de zitting. Van Mossel verklaarde bij monde van haar advocaat dat [naam2] alle betalingen heeft getraceerd in het procesdossier en dat zij dit in de fase van bewijslevering nader zal onderbouwen. Het rapport [naam2] bevat echter geen verwijzingen naar de producties bij de processtukken. Het hof heeft zonder die verwijzing in de producties gezocht, maar kan daar de door Van Mossel gestelde boekingen niet uithalen, hooguit enkele. In het rapport [naam5] zijn ten aanzien van één boeking stukken uit de grootboekadministratie overgelegd inzake een betaling van € 18.726,- op 14 maart 2017 met als omschrijving Phoenix. Ten aanzien van die boeking is dus inzichtelijke gemaakt dat deze door [geïntimeerde] is gedaan, omdat dat blijkt uit de aanduiding EVAA in de grootboekadministratie. Verder verwijst Van Mossel onder 4.66 van de memorie van grieven naar bijlage 23 van productie 60. Dat betreft een nauwelijks leesbaar overzicht dat door Van Mossel niet is toegelicht. In de rechter kolom zijn de letters EVAA te lezen, waaruit volgt dat het om boekingen door [geïntimeerde] gaat, maar de boekingen als zodanig zijn niet te lezen en ook niet in de processtukken benoemd. Ten aanzien van de andere frauduleuze betalingen ontbreekt de benodigde onderbouwing. Er zijn door Van Mossel geen onderliggende stukken uit de grootboekadministratie overgelegd, althans, voor zover deze al in het dossier zitten, heeft Van Mossel deze niet benoemd en in verband gebracht met haar stelling dat [geïntimeerde] de boekingen van de frauduleuze betalingen ter hoogte van het in kolom 3 genoemde bedrag heeft gedaan. Het is dus niet duidelijk of en hoe [naam2] dat in zijn onderzoek heeft vastgesteld.
dat al haar betalingen en de boeking daarvan” zijn gebaseerd op daaraan voorafgaande bescheiden, geldt dat dit een te algemeen geformuleerd bewijsaanbod is en door Van Mossel onvoldoende is onderbouwd dat ook bij boeking van al gedane betalingen steeds door degene die de boeking moest verzorgen onderliggende stukken voor de betaling opgevraagd moesten worden, zoals hiervoor is overwogen.
Phoenix” of “
Care”. Volgens Van Mossel kan [geïntimeerde] dit niet te goeder trouw gedaan hebben, omdat er vele verdachte omstandigheden waren waarop zij had moeten aanslaan, te weten:
-Van Mossel gebruikte bij overnames wel projectnamen, maar geen vennootschappen met diezelfde projectnaam
een gesprekje” is geweest over de betalingen, maar dat niet specifiek voorgelegd is of het vreemd was. Het hof concludeert uit een en ander dat [geïntimeerde] de betalingen op de 1090-rekening heeft geplaatst en dat zij ze in elk geval heeft besproken met de controller van Schadebedrijf. Als zij, zoals Van Mossel stelt, de bedoeling had de betalingen te verdoezelen dan had dat niet voor de hand gelegen. Van Mossel verwijt [geïntimeerde] mogelijk terecht dat zij de betalingen die zij op de 1090-rekening had geplaatst beter had moeten opvolgen en dat zij bij [naam1] op antwoorden had moeten aandringen ( [geïntimeerde] heeft daarover op de zitting verklaard dat ze daaraan door de vele werkzaamheden niet is toegekomen, maar dat ze de posten met vragen wel bij de stukken voor haar opvolger had laten liggen). Maar dat is geen zwaarwegende fout.
Vaak aan een half woord genoeg” duidt daar niet op, evenmin als de omstandigheid dat [geïntimeerde] en [naam1] veelvuldig contact hadden en een tijd een werkkamer hebben gedeeld. Ditzelfde geldt voor de e-mails waarop Van Mossel wijst. Zinnen als “
loop ff binnen” passen binnen een normale werkrelatie. Van Mossel heeft ook een korte whatsapp-wisseling tussen [naam1] en [geïntimeerde] overgelegd die vooraf ging aan de publicatie in De Telegraaf. [geïntimeerde] heeft daarvoor een verklaring gegeven en dit is niet langer onderwerp van het debat. Gezien de verklaring van [geïntimeerde] wijst dit ook niet op een bijzondere band of samenspanning als door Van Mossel gesteld. Van Mossel heeft het whatsapp-verkeer tussen [naam1] en [geïntimeerde] laten onderzoeken door Fox-IT en [naam5] heeft later de e-mailpostbussen en persoonlijke mappen geanalyseerd. Kennelijk heeft dat onderzoek geen nadere onderbouwing van de gestelde bijzondere relatie tussen [naam1] en [geïntimeerde] opgeleverd.
doe jij nog je ontslag brief vandaag insturen/mailen”). [geïntimeerde] betwist een en ander gemotiveerd. Zij stelt dat het bedrijf van Van Mossel de laatste jaren was gegroeid en veranderd en dat zij een hoge werkdruk ervoer. Ze heeft daarom haar c.v. op een sollicitatiesite gezet en kreeg een aanbod voor een baan bij een veel kleiner familiebedrijf. Dat heeft ze geaccepteerd en ze is daar per 1 december 2017 ook gaan werken. Ze heeft haar ontslag eerst mondeling bij haar leidinggevende [naam1] gemeld, die haar op 30 oktober 2017 eraan herinnerde dat dat ook schriftelijk moest, zodat hij de ontslagname aan personeelszaken kon sturen. Tijdens het gesprek over haar ontslag met de algemeen directeur is inderdaad gesproken over de (nogal chaotische) werkwijze van [naam1] , en zij heeft gezegd dat zij daar geen hinder van ondervond en haar besluit daar niet mee te maken had.