Onderdeel 7 klaagt dat het hof de bewijsaanbiedingen van Van Mossel c.s. op onjuiste en ontoereikende gronden heeft verworpen. Het onderdeel wijst onder meer op de volgende bewijsaanbiedingen:
- dat alleen de financieel directeur en de werkneemster toegang hadden tot de ING-rekening (vanwaar de frauduleuze betalingen plaatsvonden), onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de financieel directeur en de werkneemster;
- dat geen sprake was van een liquiditeitsprobleem of -krapte, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster en de accountant van de Van Mosselgroep;
- dat alle betalingen en boekingen van de Van Mosselgroep gebaseerd zijn op daaraan voorafgaande bescheiden en dat geen enkele betaling zonder (administratieve) onderbouwing plaatsvond, zoals een factuur of een mail met instructie, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster, boekhoudkundig medewerkers en de accountant;
- dat alle betalingen van de Van Mosselgroep plaatsvonden op rekeningen die aangehouden worden bij Nederlandse banken, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster en de accountant;
- dat door het gebruik van projectnamen een verschil zit tussen de omschrijving van de bij het project behorende betaling (de projectnaam) en de tenaamstelling van de rekening (de begunstigde), en dat de werkneemster dat wist, althans dat behoorde te weten, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster;
- dat de werkneemster wist, althans had moeten weten dat de Van Mosselgroep geen betalingen verricht via ‘Stichting Pay.nl’ of gelijksoortige betaaldienstverleners, én wat ‘Stichting Pay.nl’ is, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster;
- dat binnen de Van Mosselgroep gewerkt wordt met beperkte volmachten, dat dit algemeen bekend is bij medewerkers met een soortgelijke functie als de werkneemster, en dat dit bij de werkneemster (dus) ook bekend geweest moet zijn, onder meer door het als getuige horen van medewerkers;
- dat betalingen niet lichtvaardig verricht mogen worden, dat daar interne procedures voor zijn die gevolgd moeten worden en dat verweerster daarmee bekend was, onder meer door het als getuige horen van voormalig directe collega’s van de werkneemster;
- dat de werkneemster effectief de betaalopdrachten van de ING-rekening verrichtte met van de financieel directeur verkregen TAN-codes;
- dat de werkneemster weet dat de aanduiding ‘BTC’ staat voor Bitcoins, zeker nu de financieel directeur op de werkvloer veelvuldig sprak over cryptocurrencies, waaronder bitcoins, door het horen van collega’s van de financieel directeur en de werkneemster.
Het onderdeel klaagt onder meer dat gelet op deze bewijsaanbiedingen onjuist en/of onbegrijpelijk is het oordeel van het hof in rov. 3.9.7 dat de “meeste” bewijsaanbiedingen van Van Mossel “niet dienend” zouden zijn. Het onderdeel klaagt verder onder meer dat onjuist of onbegrijpelijk is het oordeel van het hof dat aan “bewijslevering niet toegekomen dient te worden gelet op de selectieve gegevensverstrekking”.