ECLI:NL:GHARL:2025:567

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
200.329.806
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over nakoming overeenkomst levering paardenmest en dwangsommen

In deze zaak heeft Hooymans Substrates B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 16 juni 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een kort geding over de nakoming van een grondstoffenovereenkomst tussen Hooymans en Mesthandel Kroon Waarland B.V. betreffende de levering van paardenmest. Kroon Waarland vorderde dat Hooymans werd bevolen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis alle beschikbare paardenmest af te nemen, op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen, met een beperking van de dwangsom tot een maximum van € 250.000.

Hooymans heeft in hoger beroep aangevoerd dat de grondstoffenovereenkomst is beëindigd en dat zij niet meer verplicht is om paardenmest af te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat Kroon Waarland de overeenkomst op 12 juli 2024 heeft ontbonden, waardoor er geen spoedeisend belang meer bestaat bij de vorderingen van Kroon Waarland. Het hof heeft het bevel van de voorzieningenrechter voor de periode tot aan het arrest in stand gelaten, maar de vorderingen van Kroon Waarland voor de periode na het arrest afgewezen.

Het hof oordeelt dat Kroon Waarland ten tijde van het kort geding vonnis een spoedeisend belang had, maar dat dit belang is komen te vervallen door de ontbinding van de overeenkomst. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor de periode tot aan het arrest, maar wijst de vorderingen van Kroon Waarland voor de periode na het arrest af. Hooymans wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.329.806
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 419912
arrest in kort geding van 4 februari 2025
in de zaak van
Hooymans Substrates B.V.
die is gevestigd in Kerkdriel
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde
hierna: Hooymans
advocaat: mr. S.P. Kamerbeek
tegen
Mesthandel Kroon Waarland B.V.
die is gevestigd in Waarland
en bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres
hierna: Kroon Waarland
advocaat: mr. M.A. Mak

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Hooymans heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter) op 16 juni 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het hof heeft bij arrest van 10 oktober 2023 bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Nadat de zaak in verband met een mediation ambtshalve is doorgehaald en op verzoek van Hooymans is hervat, heeft deze mondelinge behandeling op 13 december 2024 plaatsgevonden. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven
  • de memorie van antwoord
  • het tussenarrest van 10 oktober 2023
  • een akte van Hooymans met producties 57 t/m 59
  • een akte van Hooymans met producties 60 t/m 64
  • een akte van Kroon Waarland met producties 21 t/m 29
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 13 december 2024 is gehouden.
1.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Kroon Waarland en Hooymans hebben een grondstoffenovereenkomst gesloten die onder meer Hooymans verplicht alle bij Kroon Waarland beschikbare paardenmest, bestemd voor fase 1 compost en afkomstig van directe leveranciers (hierna: de paardenmest) af te nemen en Kroon Waarland verplicht die paardenmest aan Hooymans te leveren. Hooymans beroept zich erop dat zij niet meer tot afname van de paardenmest is verplicht omdat de grondstoffenovereenkomst is beëindigd, althans ontbonden.
2.2.
Kroon Waarland heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd dat Hooymans wordt bevolen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis alle bij Kroon Waarland beschikbare paardenmest voor fase 1 compost af te nemen overeenkomstig het gestelde in de grondstoffenovereenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag dat niet wordt voldaan aan dit bevel. Kroon Waarland heeft ook gevorderd dat Hooymans wordt geboden voor de aldus geleverde paardenmest een voorlopige prijs te betalen van € 14 per ton paardenmest (vermeerderd met de overeengekomen toeslagen en (additionele) vergoedingen die thans nog van toepassing zijn), totdat partijen een nieuwe marktconforme prijs voor de paardenmest zijn overeengekomen, althans totdat hierover in een bodemprocedure is beslist. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 juni 2023, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Kroon Waarland toegewezen, behoudens dat de dwangsom is beperkt tot een maximum van € 250.000. Hooymans is ook veroordeeld in de proceskosten. De bedoeling van het hoger beroep van Hooymans is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen. Kroon Waarland concludeert tot verwerping van het hoger beroep.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing
3.1.
Het hof schaart zich achter het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat Hooymans ten tijde van het kort geding vonnis was gehouden de grondstoffenovereenkomst na te komen en dat Kroon Waarland toen een spoedeisend belang bij haar vorderingen had. Doordat de grondstoffenovereenkomst echter na het kort geding vonnis door Kroon Waarland is ontbonden, heeft Kroon Waarland inmiddels geen spoedeisend belang meer bij haar vorderingen. Het hof zal daarom het door de voorzieningenrechter aan Hooymans gegeven bevel en gebod voor de periode tot aan dit arrest in stand laten en de vorderingen van Kroon Waarland voor de periode na dit arrest afwijzen.
De feiten
3.2.
Kroon Waarland is leverancier van paardenmest, slachtkuikenmest, gips en stro. Hooymans is compostproducent. De bestuurder van Hooymans de heer [de bestuurder] , is via de vennootschap JAM Beheer B.V. (mede-)aandeelhouder van Kroon Waarland.
3.3.
Op 28 januari 2011 hebben partijen een overeenkomst gesloten tot levering van grondstoffen, met een looptijd tot 28 januari 2026 (hierna: de overeenkomst) die op 1 juli 2019 is aangevuld met een addendum (hierna: het addendum). Op grond van de overeenkomst en het addendum (hiervoor en hierna samen: de grondstoffenovereenkomst) gelden tussen partijen – voor zover van belang voor deze procedure – de volgende bepalingen:
[artikel 1 overeenkomst]
“Dat zij [hof: Hooymans en Kroon Waarland] voor bepaalde tijd een niet tussentijds opzegbare verbintenis met elkaar aangaan voor het leveren c.q. afnemen van paardenmest, slachtkuikenmest, gips en stro welke benodigd zijn voor de compostering”.
[artikel 2 overeenkomst]
“Kroon Waarland zal niet, behoudens met goedkeuring van Hooymans, enige paardenmest, slachtkuikenmest, gips en stro bestemd voor compostering, leveren aan derden.”
[artikel 3 overeenkomst, gewijzigd bij artikel 2a addendum]
“Hooymans verplicht zich alle bij Kroon Waarland beschikbare paardenmest, bestemd voor de bereiding van Fase 1 compost en afkomstig van de directe leveranciers (zoals bijvoorbeeld maneges en pensionstallen; niet zijnde paardenmest-handelaren), af te nemen van Kroon Waarland. Hooymans is vrij en gerechtigd paardenmest bij andere paardenmest-handelaren rechtstreeks af te nemen en dus zonder interventie van Kroon Waarland. (..)”
[artikel 9 overeenkomst, aangevuld bij artikel 2 sub c onder iv. addendum]
“Gedurende de tijdsduur van deze overeenkomst zullen steeds, voor de paardenmest per 3 jaar, nieuwe marktconforme prijzen worden afgesproken, en conform afspraak en/of overeenkomst met andere leveranciers van Kroon Waarland. (…) Voor slachtkuikenmest, gips en stro gelden de marktprijzen. Voor het vaststellen van de marktprijzen zijn de op het moment van het vaststellen daarvan actuele prijzen in de markt leidend.”
[artikel 18 overeenkomst]
” Indien Kroon Waarland plotseling niet voldoende grondstoffen kan aanleveren doordat bijvoorbeeld één van hun leveranciers het contract niet wil verlengen, zal Kroon Waarland er alles aan doen dit tekort op te vangen, echter voor dit tekort kunnen zij niet aansprakelijk gesteld worden.”
3.4.
Partijen hebben de oorspronkelijke prijs per ton paardenmest van € 12,50 in het verleden gewijzigd naar € 13. In april 2022 zijn zij in overleg getreden over een per juli 2022 vast te stellen nieuwe prijs.
3.5.
Bij e-mailbericht van 9 november 2022 heeft de advocaat van Kroon Waarland de advocaat van Hooymans, kort gezegd, laten weten dat Kroon Waarland de grondstoffenovereenkomst ten aanzien van de paardenmest niet meer van toepassing acht omdat partijen ondanks onderhandelingen geen overeenstemming hebben bereikt over een prijs en dat de marktconforme prijs tussen € 16-18 ligt. In reactie hierop heeft de advocaat bij e-mailbericht van 18 november 2022, samengevat, laten weten dat Hooymans Kroon Waarland houdt aan de exclusieve leveringsverplichting en Kroon Waarland daarom niet zonder goedkeuring van Hooymans paardenmest aan derden mag leveren. Daarnaast verzoekt Hooymans Kroon Waarland om met haar in overleg te treden om tot vaststelling van de marktprijs te komen.
3.6.
Op 29 maart 2023 heeft een aandeelhoudersvergadering van Kroon Waarland plaatsgevonden, waar onder meer ‘leveranties aan derden, paardenmest’ op de agenda stond. De heer [de bestuurder] was bij deze vergadering aanwezig en heeft tegen de leveringen aan derden door Kroon Waarland bezwaar gemaakt.
3.7.
In een op 26 april 2023 gehouden mondelinge behandeling in een door Hooymans tegen Kroon Waarland ingestelde kortgedingprocedure bij de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) is onder meer aan de orde gekomen dat Kroon Waarland (ook) paardenmest leverde aan CNC Grondstoffen B.V. (hierna: CNC). In die procedure heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 mei 2023 onder meer Kroon Waarland verboden zonder toestemming van Hooymans aan andere partijen dan Hooymans de bij haar beschikbare paardenmest te leveren op straffe van een dwangsom en Kroon Waarland veroordeeld de bij haar beschikbare paardenmest exclusief aan Hooymans te (blijven) leveren tegen een voorlopige prijs van € 14 per ton paardenmest (en de overeengekomen en van toepassing zijn toeslagen en (additionele) vergoedingen), totdat partijen een nieuwe marktconforme prijs voor paardenmest zijn overeengekomen, althans totdat hierover in een bodemprocedure is beslist. Kroon Waarland heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld en, kort gezegd, gevorderd dat dat vonnis wordt vernietigd en de vorderingen van Hooymans op andere en beperktere wijze worden toegewezen.
3.8.
Bij brief van 19 mei 2023 heeft Hooymans onder meer het volgende aan Kroon Waarland geschreven:
“Tijdens het kort geding is Hooymans voor het eerst bekend geworden met het feit dat Kroon Waarland in strijd met deze exclusiviteitsverplichting al
maandenpaardenmest aan derden (concurrenten van Hooymans) levert en wel zeer materiele tonnages (…). Dit heeft Kroon Waarland gedaan in de
vollewetenschap dat Hooymans onverkort aanspraak maakte op de exclusiviteitsverplichting. Maar nog erger: Kroon Waarland heeft Hooymans laten denken dat zij duurzaam minder paardenmest beschikbaar had en kon leveren, waardoor Hooymans de inkoop van paardenmest ook elders heeft moeten organiseren en georganiseerd. Hooymans heeft daarin flink geïnvesteerd. (…)
Hooymans is van deze handelswijze van Kroon Waarland enorm geschrokken. Dit is aanleiding voor Hooymans geweest zich serieus te herbezinnen over haar positie. (…) Zij legt zich dan ook neer bij de herhaaldelijk door Kroon Waarland ingenomen positie dat de Grondstoffenovereenkomst haar geldigheid heeft verloren en niet meer van toepassing is.
Voor zover Kroon Waarland ineens een andere mening mocht zijn toegedaan, ontbindt Hooymans hierbij de Grondstoffenovereenkomst op de voet van artikel 6:265 BW. Als gezegd is sprake van structurele en serieuze tekortkomingen van Kroon Waarland in de nakoming van haar verplichtingen onder de Grondstoffenovereenkomst die de ontbinding van de Grondstoffenovereenkomst rechtvaardigen, waaronder niet in de laatste plaats de recente tekortkoming van Kroon Waarland in de nakoming van de exclusiviteitsverplichting. (…)
Hooymans is desalniettemin bereid om nog vier weken paardenmest bij Kroon Waarland af te nemen (…) tegen een prijs van EUR 13 per ton paardenmest.”
3.9.
Bij e-mailbericht van 23 mei 2023 heeft de advocaat van Kroon Waarland aan (de advocaat van) Hooymans medegedeeld dat Hooymans al lang op de hoogte was van het feit dat Kroon Waarland zich niet gebonden achtte aan het exclusiviteitsbeding en dat Kroon Waarland de ontbinding dan ook niet accepteert.
3.10.
Op 22 juni 2023 heeft Kroon Waarland het kortgedingvonnis van 16 juni 2023 aan Hooymans laten betekenen. Bij exploot van 29 augustus 2023 heeft Kroon Waarland jegens Hooymans de executie van dat vonnis aangezegd en bevel gedaan binnen twee dagen het bedrag van € 250.000 aan verbeurde dwangsommen te betalen. Hooymans heeft in een kortgedingprocedure voor de rechtbank Gelderland gevorderd primair Kroon Waarland te verbieden de dwangsommen te executeren en subsidiair de dwangsommen op te heffen, althans te verminderen tot nihil. De voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland heeft deze vorderingen bij vonnis van 26 januari 2024 afgewezen.
3.11.
Bij e-mailbericht van 12 juli 2024 aan Hooymans heeft Kroon Waarland de grondstoffenovereenkomst ontbonden.
Het kader van de beoordeling en het spoedeisend belang in hoger beroep
3.12.
Het hof stelt voorop dat als de voorzieningenrechter in kort geding een vordering heeft toegewezen en het hoger beroep zich (mede) richt tegen die veroordeling, de rechter in hoger beroep ambtshalve moet beoordelen of ten tijde van de beslissing in hoger beroep bij de toegewezen vordering nog spoedeisend belang bestaat. Als het spoedeisend belang op dat moment ontbreekt, zal de rechter in hoger beroep de vordering moeten afwijzen.
3.13.
Tussen partijen staat vast dat Kroon Waarland de grondstoffenovereenkomst op 12 juli 2024 heeft ontbonden. Kroon Waarland verlangt vanaf dat moment geen nakoming meer van de grondstoffenovereenkomst. Dat betekent dat zij vanaf dat moment ook geen belang meer heeft bij haar vorderingen in deze procedure en het hof haar vorderingen daarom zal moeten afwijzen. De omstandigheid dat ten tijde van de beslissing in hoger beroep het spoedeisend belang ontbreekt, behoeft er echter niet aan in de weg te staan dat het vonnis in eerste aanleg juist is gewezen. Dat kan betekenen dat Hooymans in de periode tussen de uitspraak van de voorzieningenrechter en de beslissing in hoger beroep dwangsommen heeft verbeurd.
3.14.
Met het oog daarop moet het hof beoordelen of de toewijzing van de vorderingen van Kroon Waarland met dwangsomveroordeling door de voorzieningenrechter terecht was. Dat moet het hof doen binnen de omvang van het door Hooymans ingestelde hoger beroep en het door haar bezwaren (grieven) tegen het vonnis ontsloten gebied, naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van de beslissing in hoger beroep. Het vereiste van spoedeisend belang in eerste aanleg moet echter worden beoordeeld naar de toestand zoals die zich destijds voordeed. Als het hof binnen dit beoordelingskader tot het oordeel komt dat de toewijzing van de vorderingen met dwangsomveroordeling in stand moet blijven, dan moet het hof aldus beslissen wat betreft de periode tot de uitspraak in hoger beroep. Het hof gaat echter niet over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd; die vraag hoort thuis bij de rechter die bevoegd is om van een executiegeschil ter zake van de dwangsommen kennis te nemen. [1]
Kroon Waarland had spoedeisend belang bij haar vordering in eerste aanleg
3.15.
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat Kroon Waarland voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen in eerste aanleg omdat Hooymans vanaf 19 juni 2023 geen paardenmest meer wilde afnemen van Kroon Waarland en daardoor bij haar een groot overschot aan paardenmest zou ontstaan. Volgens Hooymans kon Kroon Waarland haar paardenmest ook kwijt aan CNC en Waltersstrie, maar dat neemt niet weg dat in beginsel Kroon Waarland recht had op nakoming door Hooymans van haar uit de grondstoffenovereenkomst voortvloeiende verplichting tot afname van de paardenmest van Kroon Waarland tegen de daarvoor geldende condities en van Kroon Waarland niet gevergd kon worden dat zij ter vervanging van die verplichting met andere partijen afnameovereenkomsten sluit. Daarbij komt dat Kroon Waarland onweersproken heeft aangevoerd dat zij bij Waltersstrie en CNC maar een (beperkt) deel van haar paardenmest kwijt kon en bovendien directe leveranties aan CNC geen voor Kroon Waarland belangrijke toeslagen opleveren. Anders dan Hooymans betoogt, neemt de omstandigheid dat Kroon Waarland het vonnis een week nadat het is uitgesproken aan Hooymans heeft betekend de spoedeisendheid van de vorderingen niet weg. Hooymans is daarmee gelegenheid gegeven zonder betekening uitvoering aan het vonnis te geven, wat Kroon Waarland bezwaarlijk tegengeworpen kan worden.
Ontbinding van de grondstoffenovereenkomst door Hooymans niet gerechtvaardigd
3.16.
Hooymans heeft zich tegen de vordering van Kroon Waarland tot nakoming van de afnameverplichting uit hoofde van de grondstoffenovereenkomst verweerd met een beroep op ontbinding van die overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft in dat verband – in hoger beroep onbestreden – overwogen dat Kroon Waarland heeft bevestigd in de periode november 2022 tot en met mei 2023 (ook) paardenmest die was bestemd voor compostering te hebben geleverd aan CNC en dat daarmee sprake was van een tekortkoming die Hooymans in beginsel het recht geeft tot ontbinding van de grondstoffenovereenkomst over te gaan. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld wat de werkelijke omvang was van de leveringen door Kroon Waarland aan CNC en of en in hoeverre Hooymans in haar belangen is geschaad door de tekortkoming van Kroon Waarland. Gelet daarop, de ingrijpende gevolgen van de ontbinding voor Kroon Waarland en het feit dat partijen al twaalf jaar zaken doen, heeft de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aannemelijk geacht dat dat beroep in een bodemprocedure zonder meer zal opgaan en Hooymans vooralsnog is gehouden de grondstoffenovereenkomst na te komen.
3.17.
Hooymans bestrijdt dat oordeel en voert op zich terecht aan dat voor de beantwoording van de vraag of ontbinding van de grondstoffenovereenkomst gerechtvaardigd was alle omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn. Het hof komt echter aan de hand van de door Hooymans in dat verband aangevoerde en hierna te bespreken omstandigheden tot hetzelfde voorlopige oordeel als de voorzieningenrechter.
Grondstoffenovereenkomst niet meer van toepassing?
3.18.
Hooymans wijst erop dat Kroon Waarland zich voor het kortgedingvonnis van 17 mei 2023 herhaaldelijk op het standpunt heeft gesteld dat de grondstoffenovereenkomst niet meer van toepassing was.
3.19.
Het hof overweegt dat Kroon Waarland vond dat de grondstoffenovereenkomst ten aanzien van de paardenmest niet meer van toepassing was omdat partijen geen overeenstemming hadden weten te bereiken over een marktconforme prijs voor de paardenmest. Die overeenstemming was er in juli 2022 inderdaad niet en de grondstoffenovereenkomst bevatte voor deze situatie geen voorziening. Dat Kroon Waarland bij die stand van zaken vond dat de grondstoffenovereenkomst haar niet verplichtte paardenmest alleen aan Hooymans te blijven leveren, is dan ook niet zonder meer onbegrijpelijk. Om de impasse tussen partijen te doorbreken heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland in het kortgedingvonnis van 17 mei 2023 de voorlopige basisprijs op € 14 per ton paardenmest vastgesteld, zijnde het gemiddelde van de basisprijzen die partijen aan elkaar hadden voorgesteld. Dat Kroon Waarland zich ten aanzien van de paardenmest ook na dit vonnis niet meer gebonden achtte aan de grondstoffenovereenkomst of niet meer wilde dat Hooymans de paardenmest overeenkomstig de grondstoffenovereenkomst met inachtneming van de door de rechter vastgestelde prijs zou afnemen, is niet gebleken. Kroon Waarland heeft ook direct na de ontbinding door Hooymans op 23 mei 2023 aan Hooymans bericht dat zij de ontbinding niet accepteerde en nakoming van het vonnis van 17 mei 2023 wenste. Het hof acht het eerder door Kroon Waarland ingenomen standpunt daarom van weinig gewicht voor de vraag of de ontbinding na het kortgedingvonnis van 17 mei 2023 gerechtvaardigd was.
Andere eerdere tekortkomingen
3.20.
Hooymans voert aan dat Kroon Waarland op andere onderdelen van de grondstoffenovereenkomst structureel tekortkwam en daarmee de positie van Hooymans in gevaar bracht. Concreet stelt Hooymans dat Kroon Waarland (a) in strijd met artikel 9 van de grondstoffenovereenkomst en de bestaande praktijk tussen partijen geen inzage meer gaf in haar prijsafspraken met haar leveranciers waardoor partijen niet tot prijsafspraken konden komen en (b) in strijd met artikel 18 van de grondstoffenovereenkomst structureel niet in de behoefte van Hooymans aan grondstoffen voorzag en geen levergaranties voor de toekomst gaf. Kroon Waarland betwist die tekortkomingen.
3.21.
Het hof leest in de betreffende bepalingen (zie 3.3) geen verplichting voor Kroon Waarland om inzage te geven in haar prijsafspraken, te voorzien in de volledige behoefte van Hooymans aan grondstoffen of levergaranties te geven. Volgens de eigen stellingen van Hooymans heeft Kroon Waarland ook betwist hiertoe gehouden te zijn (punt 19 van de conclusie van antwoord en de bijbehorende productie 5). Hooymans heeft haar stellingen op deze punten in haar processtukken verder niet onderbouwd, zodat het hof niet kan vaststellen dat sprake is van tekortkomingen van Kroon Waarland die moeten meewegen bij de vraag of ontbinding van de grondstoffenovereenkomst door Hooymans gerechtvaardigd was.
De leveringen aan derden
3.22.
Hooymans vindt dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet heeft meegewogen dat Kroon Waarland paardenmest heeft geleverd aan Waltersstrie die was bestemd voor vergisting. Kroon Waarland heeft met die leveranties het exclusiviteitsbeding van artikel 2 van de overeenkomst (zie 3.3) geschonden omdat de geleverde paardenmest ook geschikt was voor compostering. Volgens Kroon Waarland vallen de leveranties aan Waltersstrie niet onder het exclusiviteitsbeding gelet op de in dat beding gebruikte woorden “paardenmest (..) bestemd voor compostering” en hebben partijen dat altijd ook zo begrepen. Zij ziet die uitleg gesteund door het – door Hooymans onweersproken – feit dat zij bij e-mail van 12 augustus 2022 de met Waltersstrie gesloten leveringsovereenkomst aan de advocaten van Hooymans heeft gestuurd en Hooymans daartegen niet heeft geprotesteerd. Het hof acht op voorhand deze uitleg van Kroon Waarland aannemelijk. Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof van de zijde van Hooymans ook bevestigd dat de aan Waltersstrie geleverde paardenmest niet geschikt was voor compostering en dat daarmee de exclusiviteitsverplichting niet werd overtreden. Het hof komt daardoor met de voorzieningenrechter voorlopig tot het oordeel dat de leveranties aan Waltersstrie geen schending van het exclusiviteitbeding vormen.
3.23.
Volgens Hooymans moet ook worden meegewogen dat Kroon Waarland al sinds eind 2021 in strijd met de grondstoffenovereenkomst paardenmest aan derden levert. Dat blijkt volgens Hooymans uit het gegeven dat de aanvoer van paardenmest door Kroon Waarland sinds het najaar 2021 structureel uit de pas loopt met die van andere leveranciers. Die beschuldiging is door Kroon Waarland weersproken met het argument dat zij sinds 2019 klanten is verloren aan partij [de afnemer] . Volgens Hooymans verklaart dat niet de teruglopende aanvoer van paardenmest sinds eind 2021, maar voor het hof is zonder toelichting – die ontbreekt – niet duidelijk waarom concurrentie door een andere partij vanaf 2019 ook in 2021 geen terugloop in de aanvoer zou kunnen veroorzaken. Om vast te stellen of Kroon Waarland al sinds eind 2021 in strijd met de grondstoffenovereenkomst paardenmest aan derden heeft geleverd is nadere bewijslevering in een bodemprocedure noodzakelijk. Voorshands is van een dergelijke tekortkoming echter onvoldoende gebleken.
3.24.
Tussen partijen is niet in geschil dat Kroon Waarland in dezelfde periode van haar directe leveranties aan CNC ook op instructie van Hooymans paardenmest aan CNC leverde. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft Kroon Waarland verteld dat Hooymans die instructie gaf omdat zij kampte met een mestoverschot en dat de directe leveringen aan CNC voor Hooymans ook niet ongunstig waren omdat zij daarmee niet de toeslagen aan Kroon Waarland hoefde te betalen die zij wel had moeten betalen als de leveringen aan CNC via Hooymans waren gelopen. Desgevraagd door het hof heeft Hooymans niet kunnen bevestigen dat zij van die directe leveranties daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Bij gebrek aan verdere feitelijke onderbouwing is dat nadeel naar oordeel van het hof daarom voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. Hierbij komt dat deze directe leveranties aan CNC plaatsvonden in het kader van een impasse over de door Hooymans voor de paardenmest te betalen prijs en niet evident was waaraan partijen zich hadden te houden. Dat alles vermindert naar het voorlopige oordeel van het hof het gewicht van deze tekortkoming. Dat volgens Hooymans sprake was van een schending van een kernprestatie, maakt dat niet anders.
De mededelingen van Hooymans na de mondelinge behandeling van 26 april 2023
3.25.
Hooymans vindt van belang dat zij bij haar e-mailbericht van 3 mei 2023, dus na de mondelinge behandeling van 26 april 2023 en voor de uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2023, Kroon Waarland al had laten weten serieuze twijfels te hebben over de betrouwbaarheid van Kroon Waarland en zich daarom over haar positie beraadde. Anders dan Hooymans stelt, valt in het e-mailbericht van 3 mei 2023 niet te lezen dat Hooymans overwoog de grondstoffenovereenkomst te ontbinden. Integendeel, Hooymans schrijft weliswaar dat zij zich beraadt over haar positie en al haar rechten voorbehoudt, maar ook dat zij alle grondstoffen zal afnemen, de in de grondstoffenovereenkomst overeengekomen exclusiviteit nog steeds van belang is voor Hooymans en zij daar nog steeds aanspraak op maakt. Dat zal naar het voorlopige oordeel van het hof eerder het gerechtvaardigd vertrouwen bij Kroon Waarland hebben gevoed dat de directe leveranties aan CNC, waarmee Hooymans in ieder geval toen bekend was, Hooymans geen aanleiding gaven de relatie met Kroon Waarland te beëindigen. Het hof ziet in de mededelingen van Hooymans dan ook geen omstandigheid die de ontbinding mede kan dragen.
De voorstellen aan Kroon Waarland
3.26.
Het hof volgt Hooymans niet in haar betoog dat voor de gerechtvaardigdheid van de ontbinding van de grondstoffenovereenkomst ook van belang is dat zij redelijke voorstellen aan Kroon Waarland heeft gedaan om tot een afwikkeling te komen van de grondstoffenovereenkomst, de aandeelhoudersovereenkomst tussen JAM Beheer B.V. en Kroon Waarland en een tussen Hooymans en Kroon Waarland gesloten leenovereenkomst. Of die voorstellen redelijk waren kan in het midden blijven, omdat het Kroon Waarland in beginsel vrij staat dergelijke voorstellen af te wijzen en niet valt in te zien waarom mede daardoor de ontbinding van de grondstoffenovereenkomst gerechtvaardigd zou zijn.
Nieuwe tekortkomingen
3.27.
Hooymans betoogt dat ook rekening gehouden moet worden met nieuwe gebreken die zich na haar ontbindingsverklaring van 19 mei 2023 hebben voorgedaan. Zij stelt concreet dat Kroon Waarland structureel tekort is geschoten in de nakoming van de grondstoffenovereenkomst door (i) paardenmest ‘van de plaat’ (een betonnen plaat waarop ingezamelde paardenmest wordt verzameld) te leveren die niet voldoet aan de kwaliteitseisen van Hooymans, (ii) geen rekening te houden met de aanvoerwensen van Hooymans en (iii) de door haar zelf aangezegde planning niet na te komen. Kroon Waarland betwist dat er sprake is van tekortkomingen. Volgens haar gaat het om bevelen van Hooymans om paardenmest te leveren niet (meer) van de plaat, alleen nog met kraanauto’s en binnen door Hooymans verordonneerde tijden. Met die laatste twee bevelen is zij noodgedwongen akkoord gegaan. Kroon Waarland wil echter slechts meewerken aan het leveren van paardenmest zonder overslag als zij een vergoeding ontvangt voor daarvoor benodigde extra materieel en mankracht, zoals voorzien in artikel 3 van de grondstoffenovereenkomst.
3.28.
Het hof overweegt dat Kroon Waarland terecht heeft aangevoerd dat de grondstoffenovereenkomst levering vanaf de plaat niet verbiedt en artikel 3 van de overeenkomst voorziet in de mogelijkheid van op- en overslag van de paardenmest door Kroon Waarland. Ook is voldoende gebleken dat levering van de plaat lange tijd tussen partijen gebruikelijk was. Van een overeengekomen verplichting van Kroon Waarland om alleen direct vanaf de maneges te leveren is verder niet gebleken. Of sprake was van kwaliteitsproblemen, of die van een dusdanige aard en omvang waren dat Hooymans van Kroon Waarland redelijkerwijs kon verlangen dat zij voortaan niet meer van de plaat zou leveren en of daarvoor een aanvullende vergoeding door Hooymans verschuldigd zou zijn geweest, vergt nadere bewijslevering waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Dat Kroon Waarland geen rekening hield met de aanvoerwensen van Hooymans is door Kroon Waarland gemotiveerd bestreden. Daarnaast vormen naar oordeel van het hof het niet voldoen aan aanvoerwensen van Hooymans en het enkele door haar aangehaalde voorval, dat – in het kader van een jarenlange relatie met duizenden leveranties – een lading paardenmest zeven uur later dan door Kroon Waarland aangekondigd werd geleverd, niet zonder meer tekortkomingen onder de grondstoffenovereenkomst. Het hof acht daarom onvoldoende aannemelijk dat na de ontbindingsverklaring van 19 mei 2023 sprake was van een structureel tekortschieten door Kroon Waarland dat moet meewegen in de beoordeling van die ontbinding.
De belangen van partijen
3.29.
Hooymans vindt dat de voorzieningenrechter in het kader van de beoordeling van ontbinding ten onrechte er niet vanuit is gegaan dat Kroon Waarland paardenmest kon blijven leveren aan CNC. Het hof wijst dat argument af gelet op hetgeen het hof hiervoor in 3.15 reeds overwoog, dat Kroon bij Waltersstrie en CNC maar een (beperkt) deel van haar paardenmest kwijt kon en bovendien directe leveranties aan CNC geen voor Kroon Waarland belangrijke toeslagen opleveren. Hooymans betoogt daarnaast dat haar belang bij nakoming van de grondstoffenovereenkomst sinds het kort geding was verdampt omdat er een overschot aan paardenmest was ontstaan. Daar stond naar oordeel van het hof echter tegenover het toegenomen belang van Kroon Waarland dat de grondstoffenovereenkomst in stand bleef.
Tussenconclusie
3.30.
Hert hof acht na weging van de omstandigheden, waaronder de wederzijdse belangen van partijen, voldoende aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de ontbinding van de grondstoffenovereenkomst door Hooymans op 19 mei 2023 niet gerechtvaardigd was.
3.31.
Het standpunt van Hooymans dat de grondstoffenovereenkomst met haar brief van 19 mei 2023 door wilsovereenstemming was geëindigd of dat Kroon Waarland toen haar recht op nakoming had verwerkt, stuit af op hetgeen het hof overwoog in 3.19. Hooymans kon na het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2023 niet (meer) het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gehad dat Kroon Waarland de grondstoffenovereenkomst ten aanzien van de paardenmest als beëindigd zag of van dat deel geen nakoming meer verlangde. Met dat vonnis werd immers de impasse ten aanzien van de voor de paardenmest verschuldigde prijs doorbroken, Hooymans bleef dus gehouden de grondstoffenovereenkomst na te komen en de paardenmest overeenkomstig die overeenkomst bij Kroon Waarland af te nemen.
De prijs voor de paardenmest
3.32.
Hooymans bestrijdt tot slot het oordeel van de voorzieningenrechter dat de bij Kroon Waarland beschikbare paardenmest moet worden afgenomen tegen een voorlopige basisprijs van € 14 per ton paardenmest. Volgens Hooymans is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd. Het hof passeert dit standpunt. Hooymans legt namelijk onvoldoende uit waarom dat oordeel onjuist zou zijn. Zij verwijst weliswaar naar een passage in haar conclusie van antwoord, maar daarin staat slechts uitgelegd het prijsvoorstel dat Kroon Waarland op 9 augustus 2022 deed aan Hooymans. Verder stelt Hooymans dat uit haar eigen onderzoek van medio 2022 zou blijken dat de marktprijs niet € 14, maar € 13 per ton paardenmest zou zijn. Kroon Waarland betwist dit echter en Hooymans legt vervolgens niet uit hoe zij tot een prijs van € 14 per ton paardenmest is gekomen. Die uitleg had temeer van Hooymans mogen worden verwacht omdat de voorzieningenrechter met haar oordeel op dit punt aanhaakt bij de prijs die de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 mei 2023 had vastgesteld en waartegen Hooymans geen hoger beroep heeft ingesteld.
Overige grieven
3.33.
Omdat het hof in 3.30 heeft geoordeeld dat Hooymans geen recht op ontbinding toekwam, hoeft het hof niet in te gaan op het oordeel van de voorzieningenrechter dat Hooymans dat recht heeft verwerkt en de daartegen door Hooymans gerichte bezwaren. Ook de bezwaren van Hooymans tegen de feitenvaststelling door voorzieningenrechter hoeven niet te worden behandeld omdat het hof de voor dit hoger beroep relevante feiten opnieuw heeft vastgesteld.
Geen aanpassing dwangsommen
3.34.
Het hof ziet geen aanleiding om ambtshalve de door de voorzieningenrechter vastgestelde dwangsom te herzien.
Conclusie
3.35.
Het hoger beroep van Hooymans faalt in zoverre dat het hof het door de voorzieningenrechter in het vonnis van 14 juni 2023 aan Hooymans onder 5.1 gegeven bevel en in 5.2 gegeven gebod tot aan deze uitspraak zal bekrachtigen. Omdat het spoedeisend belang van Kroon Waarland bij haar vorderingen nadien is komen te vervallen zal het hof de vorderingen voor de periode na deze uitspraak afwijzen.
3.36.
Omdat Hooymans grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof Hooymans veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [2]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het in het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 16 juni 2023 aan Hooymans in 5.1 gegeven bevel en in 5.2 gegeven gebod voor de periode tot aan dit arrest;
4.2.
vernietigt het in dat vonnis aan Hooymans in 5.1 gegeven bevel en in 5.2 gegeven gebod voor de periode vanaf dit arrest en wijst de vorderingen van Kroon Waarland alsnog af;
4.3.
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
4.4.
veroordeelt Hooymans tot betaling van de proceskosten van Kroon Waarland in hoger beroep, tot op heden begroot op € 2.428,- aan salaris van de advocaat van Kroon Waarland (2 procespunten x appeltarief II);
4.5.
bepaalt dat deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.C. Haasnoot, M. Wallart en J.L.Smeehuijzen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.

Voetnoten

1.HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1541, rov. 3.4.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853