ECLI:NL:GHARL:2025:5283

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
23/2934
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en waardevermindering door schadeverleden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap onder firma (v.o.f.) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 5.356 werd gehandhaafd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelt de belanghebbende dat er rekening gehouden moet worden met een waardevermindering van de auto van € 12.500, als gevolg van een ernstig schadeverleden. De Inspecteur betwist dit en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Het Hof heeft op 17 juli 2025 de zitting gehouden, waarbij de belanghebbende en de Inspecteur hun standpunten hebben toegelicht. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de taxatiewaarde van de auto te hoog is vastgesteld en dat er geen recht is op de bepleite waardevermindering. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2934
uitspraakdatum: 26 augustus 2025
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
v.o.f. [belanghebbende]te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 27 oktober 2023, nummer ARN 22/2103 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen/Team auto bpm(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 5.356.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft op 27 november 2024 en op 2 april 2025 regiezittingen gehouden. In dat verband hebben partijen schriftelijke inlichtingen verstrekt. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend en de Inspecteur een conclusie van dupliek.
1.6.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Namens belanghebbende is [naam1] verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam2] , [naam3] en [naam4] verschenen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 11 juni 2021 in Duitsland een personenauto van het merk Jaguar (hierna: de auto) gekocht voor een prijs van € 50.500 (exclusief btw). Op de factuur is vermeld dat de kilometerstand 200 bedraagt en dat sprake is van een ‘Gebrauchtwagen mit Reparierten Unfallschaden’. De datum van eerste toelating van de auto is 28 augustus 2020.
2.2.
De auto is op 17 juni 2021 door de RDW goedgekeurd. Belanghebbende heeft op 20 juni 2021 voor de auto aangifte BPM gedaan naar een verschuldigd bedrag van € 13.158. De daarbij gehanteerde vermindering (afschrijving) heeft belanghebbende berekend aan de hand van een door [naam5] van [naam6] op 11 juni 2021 opgesteld taxatierapport. Daarin is onder meer uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto van € 73.878 op basis van een XRAY-koerslijst, verminderd met 30% daarvan (= € 22.163) wegens schadeverleden. In het rapport is het volgende opgenomen:
‘(…)
TAXATIE VOERTUIG
MOTOR: voor zover waarneembaar in goede staat
VERSNELLINGSBAK: voor zover waarneembaar in goede staat
REMSYSTEEM: voor zover waarneembaar in goede staat
STUURINRICHTING: voor zover waarneembaar in goede staat
WIELOPHANGING: voor zover waarneembaar in goede staat
ONDERSTEL: voor zover waarneembaar in goede staat
AANDRIJVING: voor zover waarneembaar in goede staat
CARROSSERIE: in goede staat, geen bijzonderheden waargenomen
INTERIEUR: in goede staat
BEKLEDING: in goede staat
VELGEN & BANDEN: in goede staat
LAKWERK: in goede staat, geen bijzonderheden waargenomen
RUITEN: in goede staat
AIRBAGS: voor zover waarneembaar in goede staat
GORDELSPANNERS: voor zover waarneembaar in goede staat
STAAT VAN ONDERHOUD: in een goede staat van onderhoud
ONDERHOUDSDOCUMENTEN: aanwezig
HERSTELDE SCHADE: ernstig schadeverleden
DEEL HERSTELDE SCHADE: niet geconstateerd
Algemene Indruk van het voertuig:
Voertuig verkeerd naast de geconstateerde schade in een goede conditie.
Motivatie / Waarde beïnvloedende factoren
100% aftrek van de geconstateerde schade minus gebruiksporentabel i.v.m. jonge leeftijd en lage km-stand.
Door het feit dat het onderhavige voertuig een zeer ernstig schadeverleden heeft is er 30% afgetrokken van de gebruikte koerslijstwaarde.
Zie bijgevoegde foto's van het voertuig in beschadigde toestand.
Xray koerslijst = € 73.878,- -30% = € 51.714,60
De handelsinkoop waarde is vastgesteld op € 51.714,-
(…)’.
In een ‘Bijlage verklaring waardeverminderende factoren betreffende een import-motorvoertuig’ bij het taxatierapport is voorts vermeld: ‘een (ernstig) schadeverleden ook al is deze professioneel gerepareerd zal een waardevermindering teweeg brengen van min. 30% op de in de handel gebruikte koerslijstwaardes’. Tot slot heeft de taxateur vastgesteld dat op de inspectiedatum 11 juni 2021 de kilometerstand van de auto 634 beliep
.
2.4.
Belanghebbende heeft de auto op 24 juni 2021 op verzoek van de Inspecteur getoond bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). DRZ heeft op basis van het onderzoek met dagtekening 29 juni 2021 een rapport opgesteld. DRZ heeft een schade vastgesteld van € 923 en 100% daarvan als waardevermindering in aanmerking genomen. De handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat heeft DRZ op basis van een koerslijst van XRAY bepaald op € 73.415, zodat de handelsinkoopwaarde volgens DRZ € 72.492 beloopt. Voor een waardevermindering wegens schadeverleden zag DRZ geen grond.
2.5.
De tenaamstelling van de auto in het Nederlandse kentekenregister heeft op 26 juni 2021 plaatsgevonden.
2.6.
De Inspecteur heeft op basis van voornoemd DRZ-rapport de onderhavige naheffingsaanslag BPM aan belanghebbende opgelegd.
2.7.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag tevergeefs bezwaar en beroep aangetekend.
2.8.
In hoger beroep heeft belanghebbende een op 12 mei 2025 gedagtekend rapport van [naam7] , verbonden aan [naam8] , overgelegd. Daarin is vermeld – kort gezegd – dat de waardevermindering van de auto als gevolg van zijn schadeverleden (minimaal) € 12.500 bedraagt.

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in de kern in geschil of in het kader van de afschrijving rekening mag worden gehouden met een (extra) waardevermindering van € 12.500 op de handelsinkoopwaarde van de auto van € 72.492 wegens het schadeverleden van de auto.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.402. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Het in aanmerking nemen van een (extra) waardevermindering wegens een (ernstig) schadeverleden van een auto kan door een belastingplichtige in een concreet geval op twee manieren worden bewerkstelligd, te weten (i) via de weg van de in artikel 10, leden 8 en 9, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) vervatte taxatiemethode of (ii) via de weg van het in artikel 110 VWEU vervatte discriminatieverbod (vgl. HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.6.2).
Nationaal recht: taxatiemethode
4.2.
Wat betreft de toepassing van de taxatiemethode en de daarbij geldende bewijsregels verwijst het Hof naar hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:310.
4.3.
De Inspecteur betoogt dat het belanghebbende niet is toegestaan de taxatiemethode toe te passen omdat haar taxatierapport gebrekkig is en daardoor niet zou voldoen aan de met betrekking tot de taxatiemethode geldende wettelijke vereisten. Nog daargelaten dat de Inspecteur zelf bij het opleggen van de naheffingsaanslag is uitgegaan van de taxatiemethode, gaat het Hof voorbij aan dit betoog van de Inspecteur en gaat het Hof – veronderstellenderwijs – ervan uit dat de taxatiemethode in dit geval mag worden toegepast.
4.4.
Zoals volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad ligt het op de weg van belanghebbende te stellen en – zoals hier – bij betwisting aannemelijk te maken dat de Inspecteur de taxatiewaarde van € 72.492 als geheel genomen te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende stelt dat die waarde met € 12.500 te hoog is vastgesteld omdat in die waardebepaling ten onrechte geen rekening is gehouden met een waardevermindering wegens ernstig schadeverleden. Nu de Inspecteur dit gemotiveerd betwist, dient belanghebbende aannemelijk te maken – kort gezegd – dat sprake is van een auto met een schadeverleden waarvan een blijvende waardevermindering uitgaat en, zo daarvan sprake is, hoeveel die waardevermindering beloopt.
4.5.
Anders dan belanghebbende betoogt, rust op de Inspecteur in dit kader geen bewijslast en is een waardebepaling in goede justitie door de rechter niet aan de orde. Het Hof verwijst hiervoor naar zijn uitspraak van 26 september 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8227. Hieraan voegt het Hof nog toe dat de Hoge Raad in zijn arresten van 20 mei 2022, ECLI:2022:640 en 7 maart 2025, ECLI:2025:310 ervan uitgaat dat pas aan een waardebepaling van de handelsinkoopwaarde in goede justitie wordt toegekomen wanneer zowel de door de belanghebbende als de door de inspecteur verdedigde handelsinkoopwaarde van het desbetreffende voertuig niet bruikbaar is voor het bepalen van de afschrijving ervan. Voor de auto is – los van de kwestie van het schadeverleden – als uitgangspunt evenwel niet in geschil dat de door de Inspecteur gehanteerde handelsinkoopwaarde van € 72.492 bruikbaar is.
4.6.
Belanghebbende is naar het oordeel van het Hof niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat met betrekking tot de auto ten opzichte van de koerslijstwaarde sprake is van een waardevermindering wegens het schadeverleden. Het taxatierapport dat door belanghebbende bij de aangifte is gebruikt, is daartoe niet toereikend. Daarin is immers – zonder enige deugdelijk onderbouwde toelichting – slechts vermeld dat ‘een (ernstig) schadeverleden ook al is deze professioneel gerepareerd (…) een waardevermindering teweeg [zal] brengen van min. 30% op de in de handel gebruikte koerslijstwaardes’. Dat acht het Hof (ruim) onvoldoende voor het in aanmerking nemen van de bepleite waardevermindering. Met het in hoger beroep overgelegde rapport van [naam7] maakt belanghebbende evenmin haar aanspraak op de waardevermindering wegens schadeverleden aannemelijk. Uit dat rapport volgt namelijk dat deze taxateur niet zelf de auto aan een gedegen fysieke opname heeft onderworpen, zodat zijn bevindingen voortborduren op het niet toereikende, bij de aangifte gebruikte taxatierapport, inclusief het niet concreet onderbouwde standpunt dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij dit soort auto’s een dergelijk schadeverleden een blijvende waardeverminderende invloed zal hebben. Dit betekent dat belanghebbende in zoverre geen recht heeft op de door haar in hoger beroep bepleite vermindering wegens schadeverleden.
Artikel 110 VWEU
4.7.
De omstandigheid dat belanghebbende niet via de taxatiemethode haar aanspraak op een waardevermindering wegens schadeverleden kan verzilveren, laat onverlet dat zij in dit concrete geval met succes een beroep zou kunnen doen op het discriminatieverbod van artikel 110 VWEU. In dat geval moet belanghebbende ter weerlegging van de onderhavige naheffingsaanslag aannemelijk maken dat het geheven bedrag aan bpm hoger is dan het restbedrag aan bpm dat is vervat in de handelswaarde van een of meer gelijksoortige, gebruikte personenauto’s die al in het binnenland zijn geregistreerd. Daartoe moet belanghebbende de werkelijke handelswaarde van de auto aantonen. Om dat te staven moet belanghebbende op basis van deskundigenonderzoek aantonen dat er ten tijde van de registratie een gelijksoortige, gebruikte personenauto met een vergelijkbaar schadeverleden in Nederland was geregistreerd en wat de waardeverminderende invloed van dat schadeverleden op de handelsinkoopwaarde werkelijk is geweest ten opzichte van gelijksoortige, gebruikte personenauto’s die toentertijd in Nederland waren geregistreerd en niet een dergelijk schadeverleden kenden. Een verwijzing naar een algemeen bekend feit en/of een schatting in goede justitie is niet voldoende (vgl. HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.6.2).
4.8.
Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof niet aan deze bewijslast voldaan. Noch het bij de aangifte gebruikte taxatierapport noch het rapport dat door belanghebbende in hoger beroep is overgelegd, voldoet aan deze door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf. Dit betekent dat belanghebbende ook via het Unierecht geen recht heeft op de door haar in hoger beroep bepleite vermindering wegens schadeverleden.
Slotsom
4.9.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen grond voor vergoeding van het griffierecht en/of proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. J.M.W. van de Sande, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.