ECLI:NL:GHARL:2025:4874

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
200.336.352
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een Porsche Carrera GT

In deze zaak heeft Stormont Holdings LLC hoger beroep ingesteld tegen Marstede B.V. en een onbekende geïntimeerde, naar aanleiding van een geschil over de koop van een Porsche Carrera GT uit 2005. Stormont vorderde schadevergoeding van Marstede, omdat zij meende dat Marstede tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst. De rechtbank had de vorderingen van Stormont afgewezen op grond van een klachtplicht, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat Marstede niet had gemeld dat de auto bij aankoop als total loss was verklaard, wat een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst opleverde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat Marstede aansprakelijk was voor de schade die Stormont had geleden. Het hof kende Stormont een schadevergoeding toe van 300.000 US Dollar, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Marstede veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De aansprakelijkheid van de bestuurder van Marstede, [geïntimeerde1], werd afgewezen, omdat hem geen persoonlijk ernstig verwijt kon worden gemaakt. Het hof oordeelde dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter op basis van de Verordening Brussel I-bis was vastgesteld, en dat het Weens Koopverdrag van toepassing was op de koopovereenkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.336.352
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 415596)
arrest van 5 augustus 2025
in de zaak van
Stormont Holdings LLC
die is gevestigd in Whitefish, Montana (Verenigde Staten van Amerika)
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: Stormont
advocaat: mr. O.L. van der Pol
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats1]
2. Marstede B.V.
die is gevestigd in [woonplaats1]
die bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna: [geïntimeerde1] en Marstede en samen Marstede c.s.
advocaat: mr. Y.K. van Dijk

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

2.1
Na het tussenarrest van 27 februari 2024 heeft op 25 april 2024 een enkelvoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van de mondelinge behandeling is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).
2.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven met producties
- de memorie van antwoord met producties
- de aanvullende productie 8 van de zijde van Marstede c.s., bij het hof binnengekomen op 18 april 2025
- de akte houdende eiswijziging van de zijde van Stormont, bij het hof binnengekomen op 24 april 2025
- de antwoordakte houdende bezwaar tegen eiswijziging, bij het hof binnengekomen op 25 april 2025
- de spreekaantekeningen van de advocaat van Stormont
- de spreekaantekeningen van de advocaat van Marstede c.s.
- het verslag van de mondelinge behandeling (proces-verbaal) die op 29 april 2025 bij het hof heeft plaatsgevonden.
2.3
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De kern van de zaak en de beslissing

3.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of Marstede is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Stormont over de koop en levering van een Porsche Carrera GT uit 2005, en zo ja, of Stormont recht heeft op schadevergoeding. Daarnaast speelt de vraag of ook [geïntimeerde1] als bestuurder van Marstede persoonlijk aansprakelijk is voor deze schade.
3.2
Stormont heeft bij de rechtbank gevorderd Marstede c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van primair 300.000 US Dollar en subsidiair van € 279.969. Aan de vordering tegen Marstede heeft Stormont primair bedrog en subsidiair dwaling ten grondslag gelegd. [geïntimeerde1] is daarnaast als bestuurder van Marstede persoonlijk aansprakelijk omdat hij heeft bewerkstelligd dat Marstede een overeenkomst is aangegaan terwijl hij wist dat de vennootschap deze niet behoorlijk kon nakomen. Daarvan kan [geïntimeerde1] een persoonlijk verwijt worden gemaakt, aldus Stormont.
3.3
De rechtbank heeft de vorderingen van Stormont afgewezen omdat zij niet op de voet van artikel 6:89 BW binnen bekwame tijd na ontdekking van het door haar gestelde gebrek aan de auto bij Marstede heeft geklaagd. Dat heeft tot algeheel verval van haar rechten geleid. Aan de vraag naar de bestuurdersaansprakelijkheid van [geïntimeerde1] is de rechtbank dan ook niet toegekomen.
de beslissing in het kort
3.4
Het hof is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en zal deze vernietigen. De zaak dient ten aanzien van de contractuele aansprakelijkheid van Marstede aan de hand van de bepalingen uit het Weens Koopverdrag beoordeeld te worden, en niet zoals de rechtbank heeft gedaan naar Nederlands recht (meer in het bijzonder artikel 6:89 BW). Het hof is van oordeel dat het niet melden door Marstede dat de auto bij aankoop
total losswas verklaard een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert, gelet op het feit dat Stormont de Porsche als beleggingsobject had gekocht. Omdat Marstede hiervan op de hoogte was, kan zij zich er niet op beroepen dat Stormont niet tijdig over een door haar gesteld gebrek aan het voertuig heeft geklaagd. Marstede is daarom aansprakelijk voor de schade die Stormont ten gevolge van de tekortkoming heeft geleden. Stormont heeft ook nog aangevoerd dat Marstede onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, maar gelet op het voorgaande heeft zij geen belang bij een afzonderlijke behandeling van die grondslag. Het beroep van Stormont op onrechtmatig handelen door [geïntimeerde1] als bestuurder (bestuurdersaansprakelijkheid), dat naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, zal worden afgewezen. Van een ernstig persoonlijk verwijt van zijn zijde is geen sprake. Het hof legt zijn oordeel hierna uit, dit na het schetsen van de achtergrond van het geschil.

4.De achtergrond van het geschil

4.1
Stormont is een bedrijf dat handelt in bijzondere auto’s en zich met name bezig houdt met het repatriëren en exporteren van bijzondere voertuigen. Het bedrijf is gespecialiseerd in het verplaatsen van dergelijke auto’s van regio’s waar de auto minder populair is, naar locaties waar er meer vraag naar is. [naam1] is directeur en aandeelhouder van Stormont.
4.2
Marstede exploiteert een onderneming in de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. [geïntimeerde1] is bestuurder en enig aandeelhouder van Marstede. [geïntimeerde1] is een verzamelaar van zeldzame en waardevolle auto’s. Die auto’s staan in zijn garage onder zijn woning.
4.3
Marstede heeft op 24 april 2020 een Porsche Carrera GT uit 2005 (hierna ook: de Porsche) gekocht van autohandelaar [naam4] in Hamburg voor € 290.000. Het gaat om een bijzondere auto die in zeer beperkte oplage is gebouwd (tussen 2004-2006 zijn er 1.270 exemplaren verkocht waarvan 644 aan kopers in de Verenigde Staten). De Porsche was eerder betrokken bij een schade-ongeval.
4.4
Voorafgaand aan de aankoop hebben (op verzoek van [geïntimeerde1] ) de heren [naam2] en [naam3] op dezelfde dag de Porsche in Hamburg geïnspecteerd. [naam2] is specialist in gebruikte Porsche-onderdelen en schade-Porsches en is tevens familie van [geïntimeerde1] . [naam3] is 15 jaar als monteur werkzaam geweest bij erkende Porsche dealers en heeft door Porsche verzorgde opleidingen gevolgd, waaronder een specialisatieopleiding voor de Porsche Carrera GT.
4.4
Aansluitend op het onderzoek door [naam3] en de inventarisatie van de onderdelen met schade die vervangen dan wel gerepareerd moeten worden, heeft [naam2] ter plekke met [naam4] over de vraagprijs van € 295.000 onderhandeld. Na deze onderhandelingen nam [naam2] contact op met [geïntimeerde1] , waarna de koopovereenkomst van de Porsche voor € 290.000 werd gesloten. Er is geen schriftelijke koopovereenkomst opgesteld. Op de factuur staat onder meer vermeld:
‘-
Unfallfahrzeug, Totalschaden, nicht fahrbereit!!
4.5
[naam2] en [geïntimeerde1] hebben de auto op 8 mei 2020 in Hamburg opgehaald. De auto is vervolgens voor verder onderzoek en demontage van de beschadigde delen in de garage van [geïntimeerde1] gezet. De beschadigde carbononderdelen zijn naar een daarin gespecialiseerd bedrijf (Vianen) gebracht en na herstel door [naam3] in de Porsche teruggeplaatst. Hierna heeft Marstede op 2 oktober 2020 een taxatie van de Porsche laten uitvoeren door Maikel de Munnik Taxaties. In het rapport van 5 november 2020 wordt de Porsche getaxeerd op € 650.000.
4.6
Op 13 oktober 2021 heeft Marstede de Porsche te koop aangeboden door het plaatsen van een advertentie op internet. [naam1] reageerde op deze advertentie via de berichtenservice met onder meer de vraag: ‘
Any accidents?
In antwoord hierop berichtte [naam2] : ‘
The car had a very light accident in January 2020, there was replacement from frontbonnet, headlamp, and 2 Magnesium wheels. So there was some new paintwork, but its done in high standard. Every check by a porsche dealer is alowed.
4.7
Op 23 november 2021 heeft Porsche Centrum Gelderland een volledige (technische) aankoopkeuring voor de Porsche uitgevoerd (een zogenaamde 111 point check). Het keuringsrapport, met daarin opgesomd alle technische mankementen aan de Porsche, heeft [geïntimeerde1] op verzoek van [naam1] aan hem toegestuurd. Ook ontving [naam1] foto’s van de Porsche waarop de schade te zien is en een video van de gerepareerde auto.
4.8
Tussen partijen is vervolgens een koopovereenkomst gesloten. Marstede heeft de Porsche aan Stormont verkocht voor € 760.000. De koopovereenkomst is op 10 respectievelijk 12 februari 2022 door partijen ondertekend. Op 11 februari 2022 hebben [naam1] en [geïntimeerde1] telefonisch met elkaar gesproken. In dat gesprek (zo hebben [geïntimeerde1] en [naam1] op de zitting bij het hof toegelicht) heeft [geïntimeerde1] op de vraag van [naam1] of de Porsche bij een ongeval betrokken is geweest geantwoord dat de auto door een servicemonteur tegen de vangrail is gereden en dat de voorste bumper, de voorkoplamp, het wiel en de remschijven beschadigd waren.
4.9
De Porsche is op 11 maart 2022 aan Stormont geleverd en op 14 maart 2022 naar de Verenigde Staten vervoerd.
4.1
[naam1] had in de zomer van 2022 een potentiële koper in de Verenigde Staten voor de Porsche die vragen stelde over de auto. Daarom vroeg hij [geïntimeerde1] en [naam2] om de volledige factuur van de reparatie die aan de auto was uitgevoerd na het ongeval in Hamburg en aanvullende informatie over de punten die vermeld stonden in het 111-punten keuringsrapport van Porsche Centrum Gelderland. Aangezien [naam1] niet tevreden was over de antwoorden die [geïntimeerde1] hem vervolgens gaf en deze [naam1] zelfs zorgen baarden, heeft hij contact opgenomen met de eerste eigenaar van de Porsche ( [naam5] ) en bij hem nadere informatie over de Porsche opgevraagd. [naam5] heeft hem toen een door [naam6] opgesteld schaderapport van 18 maart 2020 toegezonden (hierna: het [naam6] -rapport). In dit rapport is onder meer het schadeveroorzakend ongeval met de Porsche beschreven (p. 45) en het schadebeeld (p. 46 e.v.). De reparatiekosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 757.760,77 (p. 161). Daarbij is het volgende vermeld: ‘
Im Hinblick auf den über dem Wiederbeschaffungswert liegenden Reparaturkosten handelt es sich um einen Totalschaden.
4.11
Stormont heeft in september 2022 de Porsche laten controleren bij Repasi Motorworks, een Porsche Carrera GT specialist in de Verenigde Staten. Repasi heeft in een e-mail bericht van 8 september 2022 onder meer het volgende aan [naam1] geschreven:

After lifting the vehicle to inspect the vehicle’s chassis we have stopped the inspection as this vehicle is unsafe to be driven and further inspection will be unnecessary until major repairs have been completed. It is clear that this vehicle has absorbed a significant amount of energy to the driver side of the vehicle during an impact of some kind. Many suspension components have clearly be replaced due to the impact.’
4.12
Stormont heeft op 6 december 2022 de Porsche aan Graham Rahal Performance LLC doorverkocht voor 800.000 US Dollar. In juni 2023 heeft het bedrijf Hünefeld NDT GmbH & Co op verzoek van Stormont ultrasonisch onderzoek gedaan naar het
carbon fibre(koolstofvezel) van de Porsche. Ten aanzien van positie 4 van de auto ‘
Vehicle overview, Pos. 4, Engine carrier bottom side’(onderste deel van de motordrager) staat bij Result: ‘
Delamination, depth 0.5 mm and deeper. Cracks
4.13
Op 18 januari 2023 heeft Stormont Marstede c.s. aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Zij heeft kort erop conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van Marstede, op diverse onroerende zaken van [geïntimeerde1] en op de door hem in een vennootschap gehouden aandelen.

5.De beoordeling van het hof

5.1
Het hof gaat aan de eiswijziging van de zijde van Stormont, waartegen bezwaar is gemaakt door Marstede, als tardief en in strijd met de twee conclusie regel voorbij.
bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk recht
5.2
Deze zaak heeft een internationaal karakter. De internationale bevoegdheidsregels zijn in procesrechtelijke zin van openbare orde. [1] Het hof dient daarom eerst ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. Aangezien de verwerende partijen Marstede en [geïntimeerde1] in een EU-land (Nederland) zijn gevestigd en wonen, moet de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegdheid toekomt aan de hand van de Verordening Brussel I-bis [2] worden beantwoord. Deze bevoegdheid kan in dit geval (onder meer) worden gebaseerd op artikel 4 Verordening Brussel I-bis. Partijen hebben hierover ook niet iets anders bepleit.
5.3
De rechtbank heeft zich niet expliciet uitgelaten over de vraag welk recht van toepassing is op de aangevoerde verschillende rechtsgrondslagen. De rechtbank heeft naar Nederlands recht (meer in het bijzonder artikel 6:89 BW) beoordeeld of er sprake is van schending van de klachtplicht.
5.4
Stormont heeft terecht naar voren gebracht dat Marstede en Stormont in artikel 17 van de koopovereenkomst zijn overeengekomen dat op deze overeenkomst het Weens Koopverdrag [3] van toepassing is en Nederlands recht voor zover er punten zijn waarin het Weens Koopverdrag niet voorziet. De rechtbank heeft daarom ten onrechte artikel 6:89 BW toegepast. Het hof zal de contractuele relatie tussen Stormont en Marstede beoordelen aan de hand van het Weens Koopverdrag. Uitsluitend voor zover er geschilpunten zijn waarin het Weens Koopverdrag niet voorziet (wat ten aanzien van de vraag naar non conformiteit en de klachtplicht niet aan de orde is), geldt op deze contractuele verhouding Nederlands recht. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 3 lid 1 Rome I [4] omdat partijen in zoverre immers een rechtskeuze in de koopovereenkomst hebben gemaakt.
5.5
Stormont heeft daarnaast ten opzichte van zowel Marstede als [geïntimeerde1] een niet-contractuele grondslag aangevoerd, namelijk onrechtmatig handelen van Marstede en van [geïntimeerde1] . Het toepasselijk recht voor deze grondslagen moet worden beoordeeld aan de hand van Rome II [5] .
Op grond van artikel 14 van Rome II is ook ten aanzien van de gestelde niet-contractuele verbintenissen Nederlands recht van toepassing. Beide partijen hebben immers hun stellingen hierover gebaseerd op het Nederlandse recht, zodat sprake is van een rechtskeuze die voldoende duidelijk blijkt uit de omstandigheden van het geval.
ten aanzien van Marstede
tekortkoming wegens non-conformiteit
5.6
Stormont verwijt Marstede dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door een auto te leveren die niet aan de beloofde eigenschappen voldeed. Daardoor is sprake van een wezenlijke tekortkoming in de zin van artikel 25 Weens Koopverdrag. Daarvoor voert Stormont twee grondslagen aan: (i) de auto heeft ernstige constructieve schade en (ii) de auto was betrokken bij een zwaar ongeval met een
total loss-verklaring wat het voertuig bij doorverkoop aanzienlijk minder waard maakt.
5.7
Ten aanzien van de eerste grondslag voert Stormont aan dat de Porsche zich volgens Marstede in een perfecte staat zou bevinden. Uit het [naam6] -rapport, het Hünefeld-rapport en de bevindingen van Repasi blijkt echter dat dit niet het geval was. Integendeel, de auto heeft ernstige constructieve schade waardoor hij een gevaar op de weg is. Marstede heeft werkzaamheden aan de Porsche laten verrichten om de auto in een goede visuele conditie te brengen, maar de schade aan het monocoque en daarmee verbonden chassis zijn niet hersteld volgens de door Stormont ingeschakelde deskundigen. Uit het rapport van Hünefeld is duidelijk naar voren gekomen dat sprake is van een scheur in het chassis.
Ten aanzien van de tweede grondslag voert Stormont aan dat zij de Porsche als beleggingsobject heeft gekocht. Zij was daarom aanvankelijk op zoek naar een schadevrij voertuig omdat een ongevalsvoertuig per definitie een aanzienlijk lagere waarde heeft. Anders dan haar door Marstede was voorgespiegeld, was de Porsche niet betrokken bij een licht ongeval met lichte schade, maar bij een zwaar ongeval waarbij de auto total loss is verklaard. Uit het taxatierapport van The Auto Appraisers blijkt dat een voertuig dat total loss is verklaard zelfs na een ‘tot in perfectie’ uitgevoerde reparatie aanmerkelijk minder waard is dan indien het voertuig zou hebben verkeerd in de door Marstede beloofde staat, aldus Stormont.
stelplicht en bewijslast
5.8
Het Weens Koopverdrag bevat wat betreft de vraag of sprake is van schadeplichtigheid wegens non-conformiteit en wat betreft de vraag of sprake is van schending van de klachtplicht geen expliciete verdeling van de stelplicht en bewijslast. In de literatuur en rechtspraak is inmiddels algemeen aanvaard dat de partij die de voordelige juridische gevolgen wil ontlenen aan een bepaling in het Weens Koopverdrag de feitelijke vereisten van die bepaling moet stellen en bewijzen en de partij die een beroep doet op een uitzondering de feiten en omstandigheden daartoe moet stellen en bewijzen. Gelet op hetgeen in 5.6 en 5.7 is overwogen, rust de stelplicht (en eventueel de bewijslast) op Stormont.
5.9
Het hof zal eerst de tweede reden behandelen die Stormont ten grondslag legt aan de volgens haar wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door Marstede.
Van een wezenlijke tekortkoming als bedoeld in artikel 25 Weens Koopverdrag is sprake, indien zij leidt tot zodanige schade voor Stormont dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten en dat dit voor de tekortschietende partij voorzienbaar was. Marstede moet als verkoper op grond van artikel 35 Weens Koopverdrag een auto afleveren die voldoet aan de in de overeenkomst gestelde eisen. Hetgeen Stormont uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten, wordt vastgesteld door middel van uitleg van de overeenkomst overeenkomstig artikel 8 Weens Koopverdrag. Op grond van het eerste lid van dit artikel moeten verklaringen van een partij worden uitgelegd in overeenstemming met hun bedoeling, wanneer de andere partij die bedoeling kende of daarvan niet onkundig kon zijn. Bij het bepalen van die bedoeling dient op grond van artikel 8 lid 3 rekening te worden gehouden met alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de onderhandelingen, eventuele handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn, gewoonten en alle latere gedragingen van partijen. Ter vaststelling van hetgeen Stormont uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten, acht het hof van belang dat Marstede wist dat Stormont de Porsche als beleggingsobject wilde kopen. Volgens de eigen stellingen van Marstede is Stormont een specialist in de aan- en doorverkoop van bijzondere en zeldzame voertuigen en ziet Stormont de auto waar het hier om gaat als een beleggingsobject, onderhevig aan aanzienlijke prijsfluctuaties. Stormont heeft de auto niet als gebruiksobject maar als beleggingsobject gekocht, aldus Marstede. Dit blijkt ook uit de Whatsapp-wisseling in mei 2022 tussen [geïntimeerde1] en [naam1] waarbij [geïntimeerde1] hem een advertentie stuurt van twee andere Porsche Carrera’s GT die te koop staan voor € 1.500.000 resp. € 1.350.000, vergezeld van de tekst:
‘(...)
You did a great deal!! See the rapidly rising prices very best investment’, waarop [naam1] antwoordt: ‘
Yes, thank you, so far so good!’
5.1
Anders dan Marstede betoogt, is het niet melden dat de auto bij aankoop
total losswas verklaard een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, gelet op het feit dat Stormont de Porsche als beleggingsobject had gekocht. Op grond van artikel 35 lid 2 onder a en b Weens Koopverdrag moet de verkoper immers zaken afleveren die aan de overeenkomst beantwoorden. Zaken beantwoorden aan de overeenkomst, indien zij geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt (onder a) dan wel indien zij geschikt zijn voor een bijzonder gebruik (onder b). In het laatste geval moet bij het sluiten van de overeenkomst aan de verkoper het beoogde bijzondere gebruik uitdrukkelijk of stilzwijgend ter kennis zijn gebracht en de verkoper mag hiertegen niet hebben geprotesteerd. Stormont meent dat de Porsche niet beantwoordde aan de door Marstede beloofde eigenschappen. Zij heeft in dat kader aangevoerd dat een voertuig als een Porsche Carrera GT vanwege de bijzondere aard ook een beleggingsobject is, waarbij in algemene zin geldt dat dergelijke voertuigen meer waarde hebben naarmate deze voertuigen een lagere kilometerstand hebben en zo origineel mogelijk zijn. Een ongevalsvoertuig heeft volgens Stormont per definitie een aanzienlijk lagere waarde. Daarom was zij aanvankelijk ook op zoek naar een schadevrij voertuig. Toen zij van Marstede had vernomen dat de Porsche bij een licht ongeluk was betrokken en er bovendien slechts in zeer beperkte mate herstelwerkzaamheden aan de auto hadden plaatsgevonden (‘cosmetische schade die niet traceerbaar was hersteld’), ging zij ervan uit dat de waarde van de auto niet (sterk) onder het ongeval zou lijden. Dat leidde Stormont ook af uit de marktconforme koopprijs. Naderhand bleek echter dat de auto bij een zwaar ongeluk met
total lossverklaring was betrokken. Daardoor was de Porsche aanzienlijk minder waard en beantwoordde het verkochte niet aan de door Marstede beloofde (algemene en bijzondere eigenschappen). Marstede heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Voor haar verweer heeft zij verwezen naar ‘deel A’ van haar memorie van antwoord (randnummer 78). Daarin is zij echter niet ingegaan op de stelling van Stormont dat door de
total lossverklaring de auto sterk in waarde is gedaald, maar heeft zij zich beperkt tot het verweer dat met de auto niets aan de hand was, dat de schade door de aanrijding vakkundig is hersteld en dat de kooprijs reëel was. Marstede heeft dit evenmin gedaan in haar processtukken van de eerste aanleg (waar het hof gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep acht op heeft geslagen).
5.11
Het hof is gezien het voorgaande van oordeel dat Marstede Stormont op de hoogte had moeten brengen dat de auto
total losswas verklaard omdat Marstede immers
wistdat Stormont de Porsche als beleggingsobject wilde kopen. Marstede wist als verzamelaar van zeldzame en kostbare auto’s ook, althans had dit behoren te weten, dat een
total lossverklaring een sterk waardedrukkend effect op een dergelijke auto had. Zij verkocht immers ook weleens auto’s als zich de gelegenheid voordeed, zoals hier het geval was. Op de zitting heeft [geïntimeerde1] op de vraag van het hof waarom hij de
total lossverklaring niet aan Stormont heeft gemeld, geantwoord dat hij de bewoordingen op de factuur van de Porsche had zien staan. Hij heeft toen ook aan de verkoper [naam4] gevraagd waarom dat er stond. Daarop was het antwoord volgens [geïntimeerde1] dat dit heel vaak gebeurt bij schadevoertuigen omdat men niet wil dat er achteraf nog gereclameerd kan worden. [geïntimeerde1] betwist ook dat de auto
total lossis geweest; dat was hij niet en is hij niet. In het verlengde daarvan heeft [geïntimeerde1] op de zitting de conclusies uit de rapporten van [naam6] , Repasi en Hünefeld betwist.
5.12
Het feit dat Marstede zélf van mening was dat de Porsche feitelijk niet
total losswas, ontslaat hem echter niet van de verplichting om dit feit (de
total lossverklaring op de factuur) aan Stormont mee te delen. Deze verplichting ziet niet zozeer op de technische mankementen als wel op het feit dat de auto als beleggingsobject is verkocht. Of de auto op het moment van verkoop aan Stormont door de reparaties nog steeds
total losswas (wat Stormont stelt en Marstede betwist) is in dit verband niet doorslaggevend. Het gaat er immers om dat de Porsche dit volgens de factuur wél is geweest en dat een
total lossverklaring invloed heeft op de waarde van de auto als beleggingsobject. Het hof acht hierbij van belang dat Marstede gelet op de lage kooprijs van € 290.000 voor een dergelijke zeldzaam voertuig er niet zonder meer van had mogen uitgaan dat hetgeen op de factuur stond (‘-
Unfallfahrzeug, Totalschaden, nicht fahrbereit!!’) geen betekenis had.
5.13
Gezien wat hiervoor is overwogen, kan het hof onbesproken laten de stellingen van partijen over de tekortkoming die er zou zijn in verband met de gebreken die zien op de technische aspecten (de eerste grondslag). Dit is de andere grond voor de tekortkoming, maar het hof heeft de wezenlijke tekortkoming al aangenomen op de tweede grondslag. Hetzelfde geldt voor de door Stormont naar voren gebrachte grondslag van de onrechtmatige daad. Stormont heeft niet toegelicht dat gegrondbevinding van deze grondslag tot andere gevolgen (dan gegrondbevinding op grond van wanprestatie) zou moeten leiden, anders dan de algemene opmerking dat een onrechtmatige daad beoordeeld moet worden aan de hand van het Nederlandse recht.
klachtplicht
5.14
Marstede heeft ter afwering van het beroep op wanprestatie door Stormont een beroep gedaan op artikel 39 Weens Koopverdrag. Volgens Marstede had Stormont spoedig na aflevering van de Porsche onderzoek moeten doen naar eventuele gebreken en non-conformiteit. Stormont beschikte ten tijde van het sluiten van het contract en al vóór de feitelijke aflevering van de Porsche immers over essentiële informatie op grond waarvan zij de auto spoedig had moeten onderzoeken. Zo wist [naam1] uit het telefoongesprek met [geïntimeerde1] op 11 februari 2022 dat de auto schade had opgelopen door een aanrijding tegen een vangrail op de snelweg en dat diverse onderdelen waren vervangen. [naam1] had daarnaast een keuringsrapport van Porsche Gelderland ontvangen met als bijlage de uitdraai uit het Porsche-systeem met de vermeldingen ‘Karosserieschaden’ en ‘Carrera GT wieder komplet’ vergezeld van 51 foto’s waarop onder meer de schade te zien was. Op Stormont rustte bovendien een verzwaarde onderzoeksplicht omdat zij beroepsmatig in dit soort speciale voertuigen handelt. In de ogen van Stormont zelf is de auto immers bijzonder, zeldzaam, technisch geavanceerd en gevaarlijk. Dat rechtvaardigt volgens Marstede eens te meer dat Stormont spoedig onderzoek na de feitelijke aflevering had moeten verrichten. Dit heeft zij echter niet gedaan, omdat Stormont haast had met het doorverkopen van de Porsche zodat zij de totale aankoopkosten van ruim 900.000 US Dollar snel kon terugverdienen. Stormont heeft hiertegen ingebracht dat doordat Marstede de (essentiële)
total lossverklaring bewust heeft verzwegen, Marstede geen beroep toekomt op eventuele schending van haar klachtplicht als bedoeld in de artikelen 38 en 39 Weens Koopverdrag.
5.15
Het beroep van Marstede op de schending van de klachtplicht gaat niet op. Uit artikel 40 Weens Koopverdrag volgt dat een verkoper (Marstede) zich niet kan beroepen op het bepaalde in de artikelen 38 en 39 Weens Koopverdrag, als het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst betrekking heeft op feiten die hij kende of waarvan hij niet onkundig had kunnen zijn en die hij niet aan de koper (Stormont) heeft bekend gemaakt. In dergelijke gevallen komt immers de zin van deze verplichtingen te vervallen. Hiervoor is vastgesteld dat Marstede ervan op de hoogte was dat Stormont de Porsche wilde kopen als beleggingsobject. Marstede wist, als autoliefhebber en verzamelaar van zeldzame en kostbare auto’s, ook dat een
total lossverklaring een zwaar waardedrukkend effect heeft op een zeldzaam beleggingsobject als de Porsche Carrera GT. Desalniettemin heeft zij Stormont hiervan niet op de hoogte gesteld. Aanvankelijk had [naam2] aan Stormont gemeld dat de Porsche betrokken was bij een ‘
very light accident’ (zie rov. 4.6). Naderhand heeft [geïntimeerde1] weliswaar aan [naam1] meegedeeld dat de auto bij een proefrit door een servicemonteur op de snelweg tegen een vangrail was terechtgekomen, maar heeft daarbij niet laten weten dat de auto toen
total losswas verklaard. Nu Marstede met het gebrek (namelijk dat de Porsche
total losswas verklaard) bekend was en Stormont hiervan niet op de hoogte heeft gebracht terwijl zij dat wel had moeten doen, kan Marstede zich er niet op beroepen dat Stormont heeft verzuimd tijdig te klagen.
schade
5.16
Stormont vordert een schadevergoeding van primair 300.000 US Dollar en subsidiair (voor het geval een veroordeling in buitenlandse valuta niet mogelijk is) € 279.969 aan gederfde winst. Op grond van artikel 74 Weens Koopverdrag heeft een partij recht op schadevergoeding vanwege een tekortkoming van de andere partij bestaande uit een bedrag gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst. Volgens Stormont blijkt uit meerdere taxaties dat de Porsche voor 1.1 mio US Dollar verkocht had kunnen worden in de door Marstede beloofde ‘perfecte staat’. Stormont heeft de Porsche, door de naderhand ontdekte
total lossverklaring, voor 800.000 US Dollar verkocht. De totale schade komt daarmee op 300.000 US Dollar dan wel € 279.969, te vermeerderen met rente en kosten, aldus Stormont.
Dat de auto bij doorverkoop 1.1 mio US Dollar zou opleveren heeft Stormont volgens het hof voldoende onderbouwd met het taxatierapport van The Auto Appraisers en Merit Partners. Dat deze taxaties niet objectief zijn en daarom voor onjuist moeten worden gehouden, zoals door Marstede gesteld, blijkt onvoldoende. In het licht van de onderbouwing door Stormont is de betwisting van Marstede waarbij zij verwijst naar een overzicht van prijsfluctuaties 2023/2024 te mager. In de eerste plaats is het overzicht te algemeen en in de tweede plaats gaat het erom wat de waarde van een Porsche Carrera GT 2005 is
op het moment van de tekortkoming, te weten 11 februari 2022. Rond het sluiten van de koopovereenkomst hebben [naam1] en [geïntimeerde1] immers op 11 februari 2022 telefonisch met elkaar gesproken, waarop [geïntimeerde1] de vraag van [naam1] of de Porsche bij een ongeval betrokken is geweest, weliswaar bevestigend heeft beantwoord maar daarbij
nietgemeld dat de auto toen ook total loss was verklaard. Uit het overzicht dat Marstede heeft overgelegd, blijkt niet wat de verkoopwaarde van een vergelijkbare Porsche Carrera GT in 2022 was. Marstede heeft met dit overzicht dus niet onderbouwd betwist dat de verkoopwaarde van het voertuig lager ligt dan de bedragen die blijken uit de door Stormont ingebrachte taxaties. Dit betekent dat de door Stormont gevorderde schade van 300.000 US Dollar (die voor het overige onvoldoende gemotiveerd is weersproken) zal worden toegewezen.
rente
5.17
Stormont heeft gevorderd dit bedrag van 300.000 US Dollar te vermeerderen met wettelijke handelsrente, vanaf 11 maart 2022. Stormont heeft recht op rente over de te betalen schadevergoeding door Marstede, maar niet op de wettelijke handelsrente. Nu het in dit geval om toewijzing van een vordering tot schadevergoeding gaat, mist artikel 6:119a BW toepassing. [6] Uit het Weens Koopverdrag vloeit niet het tegendeel voort. [7] Artikel 78 Weens Koopverdrag bepaalt slechts dat ingeval van vertraging in de voldoening van een geldsom rente verschuldigd is, zonder de hoogte daarvan te specificeren. Het hof zal de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over 300.000 US Dollar toewijzen met ingang van 8 februari 2023. Marstede c.s. hebben de door Stormont gevorderde ingangsdatum van 11 maart 2022 betwist en Stormont heeft de door haar bepleite ingangsdatum niet nader toegelicht. Het hof zal daarom aansluiten bij de datum van dagvaarding in eerste aanleg.
buitengerechtelijke kosten
5.18
Stormont vordert ook buitengerechtelijke kosten voor een bedrag van primair € 16.167,46, bestaande uit een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 3.227,32) en een bedrag aan onderzoekskosten (€ 12.940,14). Stormont stelt dat zij omvangrijk onderzoek heeft verricht om de aansprakelijkheid van Marstede c.s. vast te stellen en dat zij Marstede c.s. schriftelijk heeft verzocht om tot betaling over te gaan. De onderzoekskosten betreffen volgens Stormont redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid. Marstede betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn. Zij meent dat Stormont daar geen recht op heeft omdat uit niets blijkt waaruit het door Stormont gestelde omvangrijke onderzoek om de aansprakelijkheid vast te stellen precies heeft bestaan. Volgens Marstede zijn de kosten onredelijk en niet noodzakelijk. De bijlage waar Stormont naar verwijst (productie 11 bij akte overlegging producties) houdt volgens Marstede geen onderbouwing van de kosten in maar slechts een renteberekening.
5.19
Op grond van artikel 74 Weens Koopverdrag kan aanspraak worden gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het Weens Koopverdrag bepaalt niets over de samenstelling en de hoogte van de in aanmerking komende kosten. Het hof zal gelet op hetgeen is overwogen in rov. 5.5 aansluiten bij het Nederlands recht, zoals partijen ook hebben gedaan.
Het hof vindt dat Stormont voldoende heeft onderbouwd dat zij onderzoek door deskundigen
(Hünefeld) heeft moeten laten verrichten naar de schade van de Porsche. De kosten die Stormont in dat verband heeft gemaakt acht het hof ook redelijk, met dien verstande dat alleen de declaratie van Hünefeld met betrekking tot haar onderzoek voor vergoeding in aanmerking zal komen
(€ 6.502,97) en niet ook de facturen voor de transportkosten. Wat betreft deze transportkosten is onvoldoende toegelicht waarom dit voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn.
Het door Stormont gevorderde bedrag van € 3.227,32 zal worden afgewezen. Stormont heeft namelijk onvoldoende toegelicht dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. De enkele opmerking dat zij Marstede schriftelijk een aanmaning heeft verstuurd, volstaat in dit verband niet.
ten aanzien van [geïntimeerde1]
geen onrechtmatig handelen [geïntimeerde1]
5.2
Stormont stelt daarnaast dat [geïntimeerde1] aansprakelijk is als bestuurder op grond van de
Beklamelnorm [8] . Volgens Stormont wist [geïntimeerde1] dat de Porsche op essentiële punten werd verkocht onder een opzettelijke verkeerde voorstelling van zaken. Hij wist of behoorde te weten dat Marstede de gesloten overeenkomst niet behoorlijk zou nakomen. Daarom valt [geïntimeerde1] een persoonlijk ernstig verwijt te maken. Zelfs al mocht [geïntimeerde1] aannemen dat de Porsche deskundig was hersteld (wat Stormont betwist), kan hem dit niet baten. Dat laat immers onverlet dat hij de
total lossverklaring heeft verzwegen én een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over de herstelwerkzaamheden aan het voertuig.
[geïntimeerde1] heeft ook onrechtmatig gehandeld conform de maatstaf zoals neergelegd in het arrest
Spaanse Villa. [9] Door mee te werken aan een verkoop waarin een voertuig in het verkeer is gebracht dat ‘
nicht fahrbereit’ was verklaard, heeft [geïntimeerde1] het risico genomen dat een ongeluk met zeer ernstige gevolgen zou kunnen plaatsvinden. Hierdoor heeft hij een persoonlijk op hem rustende zorgvuldigheidsnorm geschonden. Dit levert een ernstig verwijtbare onrechtmatige daad op.
5.21
Het hof gaat niet mee in het betoog van Stormont. Uitgangspunt is dat als een vennootschap tekort schiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Daarvoor geldt de (hoge) drempel van een ernstig persoonlijke verwijtbaarheid. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Doorslaggevend zou dan moeten zijn dat [geïntimeerde1] zoals Stormont stelt bedrieglijk heeft gehandeld bij het sluiten van de overeenkomst. Daarvan is echter geen sprake. Bedrieglijk handelen door [geïntimeerde1] kan immers in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde1] niet worden vastgesteld. Het feit dat [geïntimeerde1] geen melding heeft gemaakt van de total loss verklaring terwijl dit voor de beleggingswaarde relevant was en Marstede een non-conform voertuig heeft verkocht onder de door Stormont geschetste omstandigheden, is onvoldoende om [geïntimeerde1] een persoonlijk ernstig verwijt te maken.
[geïntimeerde1] is evenmin als bestuurder aansprakelijk op grond van het arrest
Spaanse Villa. Alle handelingen die [geïntimeerde1] heeft verricht, heeft hij verricht in zijn hoedanigheid van bestuurder van Marstede. Dat hij die handelingen (ook) privé of in een andere hoedanigheid heeft verricht, is gesteld noch gebleken, zodat onduidelijk is waarom [geïntimeerde1] in zoverre een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Dat betekent dat zijn handelen beoordeeld moet worden aan de hand van de verzwaarde maatstaf voor bestuurdersaansprakelijkheid. Voor het aannemen van een zodanige aansprakelijkheid is als gezegd vereist dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarvan is geen sprake.
bewijs
5.22
Het hof gaat gelet op wat hiervoor is overwogen voorbij aan de verschillende bewijsaanbiedingen van Marstede en [geïntimeerde1] als niet ter zake doende, omdat deze betrekking hebben op de technische mankementen van de Porsche (randnummers 129-133 van de memorie van antwoord). Bij het bewijsaanbod in randnummer 134 van de memorie van antwoord hebben Marstede en [geïntimeerde1] geen belang omdat het hof bestuurdersaansprakelijkheid van de hand heeft gewezen. Het hof gaat verder aan de bewijsaanbiedingen van Stormont voorbij, omdat zij daarbij geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden.
slotsom
5.23
Het hoger beroep van Stormont voorzover gericht tegen Marstede slaagt en voorzover gericht tegen [geïntimeerde1] faalt. Omdat Marstede in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof Marstede veroordelen tot betaling van de proceskosten zowel van de eerste aanleg als van het hoger beroep zoals hierna vermeld. Onder de kosten in hoger beroep vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak, welke kosten hieronder niet worden begroot. [10] In de procedure tussen Stormont en [geïntimeerde1] krijgt Stormont ongelijk en zal het hof Stormont veroordelen in de proceskosten van [geïntimeerde1] . Aangezien niet is gebleken dat [geïntimeerde1] hiervoor ten opzichte van de procedure tussen Stormont en Marstede afzonderlijke kosten heeft moeten maken, begroot het hof deze kosten op nihil.
5.24
Stormont heeft ook vergoeding gevorderd van beslagkosten, in verband met de op haar verzoek ten laste van Marstede en [geïntimeerde1] gelegde beslagen. Deze kosten worden toegewezen zoals hierna wordt vermeld.
5.25
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
6.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 oktober 2023 en doet opnieuw recht:
6.2
veroordeelt Marstede om aan Stormont te betalen het bedrag van 300.000 US Dollar, vermeerderd met de wettelijk rente op grond van artikel 6:119 BW met ingang van 8 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3
veroordeelt Marstede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan de zijde van Stormont vastgesteld op € 6.502,97;
6.4
veroordeelt Marstede tot betaling van de volgende proceskosten van Stormont tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 5.061,00 aan griffierecht
€ 134,73 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Marstede c.s.
€ 5.290,00 aan salaris van de advocaat van Stormont (2 procespunten x € 2.645,00);
en tot betaling van de volgende proceskosten van Stormont in hoger beroep:
€ 6.561,00 aan griffierecht
€ 129,14 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Marstede c.s.
€ 13.284,00 aan salaris van de advocaat van Stormont (3 procespunten x appeltarief VI);
6.5
veroordeelt Marstede tot betaling van de volgende beslagkosten:
€ 2.645,00 aan salaris advocaat voor het beslagrekest,
€ 1.167,01 aan betekeningskosten;
6.6
veroordeelt Stormont in de proceskosten van [geïntimeerde1] in eerste aanleg en in hoger beroep en begroot deze kosten op nihil;
6.7
bepaalt dat al deze proceskosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6.8
verklaart dit arrest wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.9
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, C. Bakker en M. Kool en is
in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

Voetnoten

1.HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1077.
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (Verordening Brussel I-bis).
3.Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken
4.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
5.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
6.HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40
7.HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70
8.HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521
9.HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881
10.HR 20 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853