ECLI:NL:GHARL:2025:4785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
200.338.073/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bestuurders van een BV en de rechtsgeldigheid van aandeelhoudersvergaderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van het ontslag van vader en zoon [geïntimeerden] als bestuurders van Q.A.T.I. Group B.V. De zaak ontstond na een geschil over de oproeping van aandeelhoudersvergaderingen en de daaropvolgende besluiten tot ontslag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de ontslagbesluiten van 18 maart 2021 en 12 augustus 2021 nietig waren, omdat de statutaire procedures niet correct waren gevolgd. Het hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de bezwaren van Qati tegen de eerdere beslissing niet gegrond waren. Het hof benadrukte dat de statuten van de vennootschap de mogelijkheid boden voor aandeelhouders om een vergadering bijeen te roepen, en dat de belangen van de vennootschap voorop moesten staan. De uitspraak concludeerde dat de ontslagbesluiten nietig waren en dat de proceskosten voor Qati werden vastgesteld. De zaak illustreert de noodzaak van correcte procedures bij aandeelhoudersvergaderingen en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.073/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 212543
arrest van 8 juli 2025
in de zaak van
Q.A.T.I. Group B.V.,
die is gevestigd in Stadskanaal,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
Qati,
advocaat: mr. D.J.M. Lange te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats1] ,

2. [geïntimeerde2] ,

die woont in [woonplaats1] ,
3. Essa Holding B.V.,
die is gevestigd in Stadskanaal,
4. Growcan Holding B.V.,
die is gevestigd in Stadskanaal,
en die bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1] (vader),
[geïntimeerde2] (zoon), Essaen
Growcan,
advocaat: mr. R.M. Beltzer te Weesp.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 14 januari 2025 heeft op 9 mei 2025 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
1.2
[geïntimeerden] hebben het hof ten slotte nog verzocht een fout in het proces-verbaal te herstellen: het cruciale woord ‘geen’ ontbreekt op blad 4 in de zin “De Bibob-procedure heeft problemen voor ons opgeleverd.” Dat verzoek is terecht gedaan, omdat is opgemerkt dat deze procedure probleemloos is doorlopen. Het hof herstelt het proces-verbaal op dat punt overeenkomstig dit verzoek.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak moet de vraag worden beantwoord of vader [geïntimeerde1] en zoon [geïntimeerde2] in 2021 rechtsgeldig zijn ontslagen als bestuurders van Qati. Die vraag heeft de hierna geschetste achtergrond. Voor de duidelijkheid: deze feitelijke opsomming dient er alleen toe het kader van het geschil te schetsen. Voor zover andere door Qati aangevoerde feiten en omstandigheden van belang zijn, worden die later bij de beoordeling betrokken.
2.2
Qati, dat tot doel heeft een bijdrage te leveren aan het legaliseren van (de productie van) hennep en hasj in Nederland, is op 18 juni 2020 opgericht. Vader en zoon [geïntimeerden] , [naam1] en [naam2] zijn toen tot bestuurders benoemd.
2.3
Essa en Growcan zijn de persoonlijke holdings van vader en zoon [geïntimeerden] . De persoonlijke holding van [naam1] is Green Quality Holding B.V. (kortweg Green Quality). Die van [naam2] is [naam2] Holding B.V. Deze vennootschappen houden de aandelen in het kapitaal van Qati (respectievelijk 25,75%, 18,75%, 27,25%, en 18,75%), tezamen met twee andere natuurlijke personen ( [naam3] en [naam4] ; samen 9,5%). Green Quality ( [naam1] ) financierde bij aanvang de onderneming.
2.4
In artikel 16 van de statuten van Qati is het volgende bepaald.
(…)
3. Het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (…).
(…)
6. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct en indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, is het bestuur toch bevoegd hieromtrent te besluiten.
2.5
In artikel 22 lid 4 van de statuten van Qati is het volgende bepaald.
Andere algemene vergaderingen worden gehouden zo dikwijls daartoe door het bestuur wordt opgeroepen, het bestuur is tot zodanige oproeping verplicht wanneer één of meer vergadergerechtigden, die alleen of gezamenlijk ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, aan het bestuur schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen het verzoek richten een algemene vergadering bijeen te roepen. Het bestuur treft de nodige maatregelen, opdat de algemene vergadering binnen vier weken na het verzoek kan worden gehouden, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet.
Indien het bestuur niet binnen vier weken tot oproeping is overgegaan, zodanig dat de vergadering binnen zes weken na het verzoek kan worden gehouden, zijn de verzoekers zelf tot bijeenroeping bevoegd.
2.6
Op 19 februari 2021, kort voor een geplande bestuursvergadering, heeft [naam1] aan vader en zoon [geïntimeerden] verzocht om voorafgaand aan die vergadering een aandeelhoudersvergadering te plannen. In een reactie daarop deelden zij hem mee dat de bestuursvergadering door moest gaan omdat er urgentie kwesties waren; “Als jij graag een aandeelhoudersvergadering wilt, dan kun jij conform de statuten de ALV bij elkaar roepen.” Dat was voor [naam1] (lees: Green Quality) aanleiding om op 22 februari 2021 het bestuur van Qati te verzoeken een algemene vergadering bijeen te roepen en het ontslag van vader en zoon [geïntimeerden] te agenderen. Een dag later, op 23 februari, heeft de al eerder belegde bestuursvergadering plaatsgevonden. Het bestuur is daarna niet tot het uitroepen van een algemene vergadering overgegaan. [naam1] (Green Quality) heeft vervolgens op 25 februari 2021 zelf een oproeping tot een algemene vergadering voor 8 maart 2021 verzonden (die niet doorging), en op 9 maart 2021 een nieuwe oproep voor 18 maart 2021.
2.7
Op 11 maart 2021 heeft [geïntimeerde2] de andere bestuurders van Qati uitgenodigd voor een bestuursvergadering. Het verzoek van Green Quality is toen geagendeerd. Die bestuursvergadering is gehouden in de ochtend van 18 maart 2021. Van alle bestuursleden waren alleen vader en zoon [geïntimeerden] aanwezig. In de notulen staat het volgende.
Op 8 maart heeft Green Quality Holding B.V. een verzoek bij het bestuur ingediend voor een oproeping tot een AVA. Het bestuur van QATI heeft kennis genomen van dit verzoek en ook geagendeerd. De aanwezige bestuursleden hebben geen duidelijk beeld van de inhoud en beweegredenen van dit verzoek. [ [naam1] ] was niet aanwezig om dit verzoek toe te lichten en te onderbouwen. Wij willen de voortgang niet onnodig ophouden en zien mogelijkheden op termijn over te gaan tot oproeping van een AVA. Hiervoor is wel noodzakelijk dat het bestuur op korte termijn schriftelijke toelichting en antwoorden ontvangen op de gestelde vragen en actiepunten die vermeld zijn in dit verslag.
2.8
Diezelfde dag heeft ‘s middags de door Green Quality uitgeschreven algemene vergadering plaatsgevonden. Van alle vergadergerechtigden zijn bij die gelegenheid Essa en Growcan (lees: vader en zoon [geïntimeerden] ) niet verschenen. Blijkens de notulen heeft de algemene vergadering het besluit genomen tot verlening van ontslag aan vader en zoon [geïntimeerden] als bestuurders van Qati. Een week later heeft [naam1] hen als bestuurders laten uitschrijven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Het daartegen gerichte bezwaar van [geïntimeerden] heeft de Kamer van Koophandel op 30 juli 2021 gegrond verklaard.
2.9
De dag na deze gegrondverklaring - [naam2] was op dat moment al uitgetreden als bestuurder van Qati - heeft [naam1] althans Green Quality opnieuw een oproeping tot een algemene vergadering verzonden. Die vergadering heeft op 12 augustus 2021 plaatsvonden. Essa en Growcan zijn toen weer niet verschenen. Blijkens de notulen heeft de algemene vergadering het besluit genomen tot bekrachtiging van de eerdere ontslagbesluiten van 18 maart 2021 en daarnaast – voorwaardelijk en voor zover nodig – een besluit tot verlening van ontslag aan vader en zoon [geïntimeerden] als bestuurders van Qati per 12 augustus 2021. Daarna heeft [naam1] hen per 17 september 2021 als bestuurders laten uitschrijven. Het hiertegen door [geïntimeerden] gerichte bezwaar is op 10 december 2021 door de Kamer van Koophandel gegrond verklaard. Vijf dagen nadien, op 15 december 2021, heeft [naam1] vader en zoon [geïntimeerden] weer laten uitschrijven als bestuurders van Qati (met ingang van 18 maart 2021), en weer is het daartegen gerichte bezwaar gegrond verklaard.
2.1
Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat vader en zoon [geïntimeerden] de rechtbank onder meer hebben gevraagd uit te spreken (voor recht te verklaren) dat de op 18 maart 2021 en 12 augustus 2021 genomen ontslagbesluiten nietig zijn en dat vader en zoon [geïntimeerden] niet zijn opgehouden bestuurder van Qati te zijn. De rechtbank heeft die vorderingen toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Qati is dat alsnog afwijzing volgt.
2.11
Inmiddels zijn vader en zoon [geïntimeerden] met ingang van 3 juli 2023 rechtsgeldig als bestuurders van Qati ontslagen.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Het belang van Qati bij het hoger beroep
Het belang dat Qati bij dit hoger beroep heeft, is door [geïntimeerden] ter discussie gesteld. Naar het oordeel van het hof is het belang van Qati bij afwijzing van de door de rechtbank toegewezen vorderingen en veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten echter evident.
De geldigheid van de ontslagbesluiten van 18 maart 2021
3.2
De rechtbank heeft overwogen dat aandeelhouder Green Quality op 9 maart 2021 niet tot oproeping heeft mogen overgaan, omdat de in artikel 22 lid 4 van de statuten genoemde termijn nog niet was verstreken waarbinnen het bestuur had moeten reageren op het verzoek van Green Quality van 22 februari 2021. Gelet op het vereiste dat de algemene vergadering zou moeten plaatsvinden binnen zes weken na dat verzoek van Green Quality en de oproep voor die vergadering door het bestuur ten minste binnen vier weken na dat verzoek zou moeten plaatsvinden, verstreek de termijn waarbinnen het bestuur de oproep voor de verzochte vergadering had kunnen laten uitgaan op 22 maart 2021. Elke oproep door Green Quality vóór deze datum is daarom niet conform de statuten geschied. Dit heeft tot gevolg dat de tijdens de vergadering van 18 maart 2021 genomen ontslagbesluiten op grond van artikel 2:14 BW nietig zijn, aldus nog steeds de rechtbank.
3.3
Het bezwaar tegen deze beslissing richt zich niet tegen de door de rechtbank gemaakte berekening, maar is gebaseerd op de stelling dat al op 19 februari 2021 - dus ruim voorafgaand aan de oproeping van 9 maart 2021 - duidelijk was dat het bestuur van Qati zelf niet tot oproeping zou overgaan. In de redenering van Qati verschoof die bevoegdheid naar Green Quality doordat het bestuur - louter ter bescherming van de belangen van [geïntimeerden] - op 19, en later ook op 23 februari 2021 weigerde om te voldoen aan haar statutaire verplichting aan een algemene vergadering mee te werken. De voorgeschreven termijn van vier weken kon niet worden afgewacht, nu de benodigde investeerders in dezelfde periode kenbaar maakten dat zij zouden afhaken zolang de zittende bestuurders nog bij Qati betrokken zouden zijn. Het is in de ogen van Qati naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om onder die omstandigheden een beroep te doen op de statutaire termijnen.
3.4
Het hof gaat er bij de beoordeling van dit verweer veronderstellenderwijs vanuit dat op de bestuursvergadering van 23 februari 2021 inderdaad is bevestigd dat het bestuur van Qati niet tot oproeping zou overgaan.
3.5
Ook dan moet het verweer falen. Het hof schaart zich achter de verwerping ervan door de rechtbank en de daarbij gegeven motivering. Hieraan voegt het hof toe dat de statuten Green Quality in dit geval de mogelijkheid boden om vanaf 22 maart 2021 zelf een algemene vergadering uit te schrijven. Het is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om haar aan die termijn te houden, enkel en alleen omdat Green Quality reden had te veronderstellen dat het bestuur niet al
voordie datum zelf tot bijeenroeping zou overgaan.
3.6
Een dergelijke conclusie zou wel getrokken kunnen worden als van Green Quality in de gegeven situatie niet gevergd zou kunnen worden dat zij nog enkele weken met een oproep zou wachten, gelet op het dringende belang dat zijzelf of Qati had bij een vervroegde vergadering. In dat verband is aangevoerd dat de benodigde investeerders in die periode dreigden af te haken zolang vader en zoon [geïntimeerden] nog als bestuurders bij Qati betrokken zouden zijn. Dat is echter – ook na vragen erover ter zitting - niet onderbouwd. Meer in het bijzonder blijkt nergens uit dat er aanleiding was te veronderstellen dat deze investeerders de naleving van de statutaire bepalingen (en daarmee een vertraging van enkele weken) niet hadden willen afwachten.
3.7
Als de hiervoor behandelde grief al wel doel zou treffen, dan zou moeten worden uitgegaan van een geldige oproeping van de aandeelhouders voor de vergadering van 18 maart 2021. Voor die situatie zou dan echter ook gelden dat op die vergadering niet het gehele kapitaal was vertegenwoordigd. Essa en Growcan waren immers niet verschenen. Het hof stelt vast dat geen grief is aangevoerd tegen de overweging van de rechtbank dat dan om die reden evenmin een geldig besluit buiten vergadering kon worden genomen.
Bekrachtiging van de ontslagen en nieuwe ontslagbesluiten op 12 augustus 2021
3.8
Volgens Qati was [naam1]
als bestuurderen Green Quality
als aandeelhouderop 31 juli 2021 bevoegd om opnieuw het ontslag op een algemene vergadering te agenderen (door bekrachtiging of met nieuwe ontslagbesluiten). De rechtbank heeft ook dit verweer verworpen.
3.9
Ten eerste oordeelde de rechtbank dat
[naam1] als zelfstandig bestuurderniet tot oproeping kon besluiten. Bestuursbesluiten behoren namelijk te worden genomen als vrucht van onderling overleg (Hoge Raad 15 juli 1968, ECLI:NL:HR: 1968:AC4232). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Qati niet geconcretiseerd waaruit volgt dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken, omdat vader en zoon [geïntimeerden] niet in staat konden worden geacht het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0033) en dat zij zich bij hun handelen met name zouden laten leiden door hun persoonlijk belang (HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4394).
3.1
Ten tweede:
aandeelhouder Green Qualityis zich tot aan de gegrondverklaring door de Kamer van Koophandel op 30 juli 2021 op het standpunt blijven stellen dat de algemene vergadering geldige ontslagbesluiten had genomen. In de ogen van de rechtbank brengen de redelijkheid en billijkheid dan mee dat Green Quality na die uitspraak een nieuw verzoek tot oproeping van een algemene vergadering aan het bestuur had moeten doen.
3.11
Hiertegen zijn in dit hoger beroep de volgende bezwaren geformuleerd.
-
Bevoegdheid van [naam1] als bestuurder
3.12
[naam1] zou volgens Qati als enige bestuurder bevoegd zijn geweest een algemene vergadering uit te schrijven als het eerdere ontslag rechtsgeldig was.
3.13
Het hof gaat daaraan voorbij, omdat die situatie zich niet heeft voorgedaan, en omdat de zin en noodzaak van een nieuw ontslagbesluit of een bekrachtiging in dat geval zou hebben ontbroken.
3.14
Qati heeft verder aangevoerd dat de persoonlijke belangen van vader en zoon Weyzig met het uitroepen van een bijzondere algemene vergadering strijdig waren met die van de vennootschap. De vergadering werd immers uitgeroepen om hun ontslag aan de orde te stellen. Zij hebben zich door dat eigenbelang laten leiden met hun weigering een algemene vergadering bijeen te roepen. Dat betekent dat zij aan de beslissing een vergadering uit te schrijven niet konden deelnemen, en (dus) dat [naam1] die bevoegdheid als enig overgebleven bestuurder zelfstandig toekwam.
3.15
Het antwoord op de vraag of sprake is van een tegenstrijdig belang, hangt af van alle concrete omstandigheden van het geval [1] , en het hof volgt de rechtbank in de conclusie dat Qati om die reden dient te onderbouwen dat op 31 juli 2021 onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid kon worden betwijfeld of vader en zoon [geïntimeerden] in staat konden worden geacht de belangen van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van integere en onbevooroordeelde bestuurders mag worden verwacht [2] , en dat zij bij hun handelen zich met name zouden laten leiden door hun persoonlijk belang [3] .
3.16
Deze in artikel 2:239 lid 6 BW en artikel 22 lid 4 van de statuten beschreven gedragsnorm richt zich tot de betrokken bestuurders: zij dienen zich bij een tegenstrijdig belang te onthouden van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming. Daarop ziet de klacht niet, nu die alleen inzoomt op de oproeping voor een vergadering die aan die beraadslaging en besluitvorming voorafgaat. Voor de situatie dat het bestuur – om welke reden dan ook – niet tot een dergelijke oproeping overgaat, voorzien de statuten in de remedie waarvan de holding van [naam1] juist gebruik heeft willen maken: het als aandeelhouder overgaan tot een dergelijke oproeping. Daarop strandt het verweer van Qati al. Maar als er veronderstellenderwijs van zou worden uitgegaan dat de hiervoor genoemde regel ook op de oproeping voor een vergadering van aandeelhouders ziet, geldt bovendien het volgende.
3.17
Het gaat bij de regeling van het tegenstrijdig belang om de door de bestuurders zelf gemaakte keuze – om de vraag of
zijzich
bij hun eigen handelenal dan niet volledig hebben laten leiden door de belangen van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming [4] . Dit uitgangspunt komt erop neer dat door Green Quality gesteld en aannemelijk moet worden gemaakt dat vader en zoon [geïntimeerden] ondanks de aanwezige tegenstrijdige belangen ervoor hebben gekozen zich niet te onthouden van de beraadslaging en (of) besluitvorming omtrent de voorgestelde bijzondere aandeelhoudersvergadering. In dat geval zou een bestuursbesluit vernietigbaar kunnen zijn. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt echter, omdat de oproeping voor de vergadering door [naam1] geheel buiten [geïntimeerden] om is verzonden.
3.18
Tot slot: ook in dit hoger beroep heeft Qati niet geconcretiseerd dat vader en zoon [geïntimeerden] niet in staat konden worden geacht de belangen van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht en dat zij zich bij hun handelen (lees: een beslissing omtrent het al dan niet uitschrijven van een AVA waarop hun eigen ontslag zou zijn geagendeerd) met name zouden laten leiden door hun persoonlijk belang
-
Het uitschrijven van een vergadering door aandeelhouder Green Quality; het verstrijken van de statutaire termijn
3.19
Het bestuur had al in februari 2021 nagelaten aan het door Green Quality gedane verzoek tot oproeping gehoor te geven, en de in artikel 22 lid 4 van de statuten gestelde termijn was nadien ruimschoots verlopen. Partijen waren het er daarna niet over eens of de eerdere ontslagen rechtsgeldig waren. Het zou volgens Qati onder die omstandigheden juist ‘in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn’ als Green Quality opnieuw een bij voorbaat kansloos verzoek aan het bestuur zou moeten doen om tot oproeping van een algemene vergadering over te gaan.
3.2
Voor zover Qati hiermee bedoelt op te komen tegen het oordeel van de rechtbank dat de redelijkheid en billijkheid onder de gegeven omstandigheden meebrengen dat medio 2021 een nieuw verzoek had moeten worden gedaan, schaart het hof zich achter dat oordeel: op grond van de statuten is het bestuur tot oproeping verplicht wanneer Green Quality schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen het verzoek richt een algemene vergadering bijeen te roepen. Het enkele feit dat ooit eerder een dergelijke oproep is gedaan waaraan geen gevolg is gegeven, maakt niet dat die verplichting vervolgens nooit meer geldt. In dit specifieke geval zit een periode van bijna een half jaar tussen dat eerste verzoek en de oproeping van 31 juli 2021. Zoals de rechtbank al overwoog, waren door de Kamer van Koophandel op dat moment al bij herhaling uitschrijvingen van vader en zoon Weyzig ongedaan gemaakt, maar stelde Green Quality zich nog steeds op het standpunt dat de algemene vergadering geldige ontslagbesluiten had genomen. [geïntimeerden] verweerden zich daartegen, juist met een beroep op schending van de statutaire verplichtingen ten aanzien van oproeping door aandeelhouder Green Quality. Onder die omstandigheden kan die aandeelhouder niet volstaan met een beroep op een verzoek dat ongeveer een half jaar eerder is gedaan.
3.21
Voor zover is bedoeld dat een beroep op de hiervoor genoemde, ook medio 2021 geldende statutaire verplichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, wordt dat verweer eveneens verworpen. Het gaat immers om een overzichtelijke en eenvoudig uit te voeren opdracht, en Qati heeft geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd die het onaanvaardbaar zouden maken dat deze verplichting zou worden nageleefd.
Proceskosten
3.22
Omdat geen van de bezwaren die Qati tegen het bestreden vonnis heeft aangevoerd doel treft, en zij dus opnieuw in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [5] Het hof ziet geen aanleiding Qati in de feitelijke kosten van Essa c.s. te veroordelen, en zal uitgaan van de gangbare tarieven.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 10 mei 2023;
veroordeelt Qati tot betaling van de volgende proceskosten van Essa c.s.:
€ 798 aan procedurele kosten
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van Essa c.s. (2 procespunten x appeltarief II)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, J. Smit en M.M.A. Wind, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 29 juni 2007,
2.Zie de vorige noot.
3.HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4394 (Duplicado).
4.Zie HR 14 oktober 2011 (r.o. 3.5.4), NJ 2012/110; JOR 2011/363 (Van Welie/M.E. Beheer)
5.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.