Uitspraak
1.V.O.F. [appellante1] , ook handelend onder de naam [naam1] ,
3. [appellante3] ,
4. [appellant4],
die woont in [woonplaats2] ,
[appellant],
Hilterman,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
[appellant] heeft verweer gevoerd tegen deze vordering en heeft een aantal tegenvorderingen (vorderingen in reconventie) ingesteld. De belangrijkste tegenvorderingen zijn dat Hiltermann het onbetaald gebleven deel van de koopsom van de auto en ook schadevergoeding (bestaande uit stallingskosten en juridische kosten) aan [appellant] moet betalen en dat de kantonrechter uitspreekt (voor recht verklaart) dat Hiltermann schadeplichtig is jegens [appellant] .
In de procedure bij de kantonrechter heeft Hiltermann ook vorderingen ingesteld tegen de koper.
De bedoeling van het hoger beroep van Hiltermann is dat het hof een overweging van de kantonrechter corrigeert, waarmee Hiltermann het oneens is.
2.4 Het hof is het eens met het eindoordeel van de kantonrechter, maar niet volledig met de door de kantonrechter gevolgde redenering. Dat wordt hierna uitgelegd.
3.De relevante feiten
De in artikel 5.2 bedoelde algemene voorwaarden zijn als bijlage aan de overeenkomst toegevoegd.
4.4. De beoordeling van het geschil[appellant] heeft geen belang bij haar klacht over de goede procesorde bij de kantonrechter4.1 [appellant] beklaagt zich erover dat Hiltermann door de kantonrechter in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan de mondelinge behandeling een als ‘conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens antwoord akte afwijzing voorlopige voorziening, tevens houdende akte wijziging van eis’ in het geding te brengen. Daardoor is volgens haar de goede procesorde geschonden. Wat daar ook van zij, in deze procedure bij het hof hebben beide partijen, ook [appellant] , de gelegenheid gehad hun standpunten naar voren te brengen. De procedure bij het hof is ook bedoeld om eventuele omissies in de procedure bij de kantonrechter te herstellen. [appellant] heeft in het licht hiervan niet onderbouwd welk belang zij nog heeft bij een oordeel van het hof over de procedure bij de kantonrechter. Het hof zal dat oordeel dan ook achterwege laten.
a. [appellant] verkoopt de auto eerst aan [naam2] , maar draagt daarbij de eigendom onder opschortende voorwaarde van betaling van de koopsom aan hem over. [appellant] behoudt dus nog de eigendom van de auto zolang de koopsom niet volledig is betaald;
b. [appellant] en [naam2] zetten de koopovereenkomst om in een huurkoop overeenkomst. [appellant] behoudt bij deze omzetting de eigendom van de auto;
c. [appellant] draagt haar rechten en verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst vervolgens over aan Hiltermann. In dat kader wordt ook de (voorbehouden) eigendom van de auto door [appellant] aan Hiltermann overgedragen.
Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst voorziet in overdracht van de (voorbehouden) eigendom van de auto door [appellant] aan Hiltermann. De overeenkomst vormt dan ook een geldige titel.
In de volgende stap, stap c, wordt de overeenkomst tussen [appellant] en [naam2] (dus inclusief de BOVAG-voorwaarden) door [appellant] overgedragen aan Hiltermann, die bij die stap contractspartij van [naam2] wordt. Hiltermann treedt immers in de plaats van [appellant] . Als [appellant] zich al jegens [naam2] op een eigendomsvoorbehoud kon beroepen (al dan niet op grond van artikel 11.1 van de BOVAG-voorwaarden) gaat het recht om zich op dat voorbehoud te beroepen over op Hiltermann. Dat hebben Hiltermann en [appellant] trouwens ook expliciet afgesproken: de voorbehouden eigendom gaat over van [appellant] op Hiltermann (zie artikel 3.2 van de overeenkomst).
Op de overeenkomst zelf zijn de algemene voorwaarden van Hiltermann van toepassing. Partijen hebben dat uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 5.2 van de overeenkomst. In de overeenkomst wordt niet verwezen naar de BOVAG-voorwaarden.
[appellant] en [naam2] . [appellant] kan er dan ook jegens Hiltermann niet met succes een beroep op doen.
in beginselberoepen op een retentierecht, het recht om haar verplichting tot afgifte van de auto op te schorten totdat aan haar vordering tot betaling van de restant koopsom is voldaan. In beginsel, omdat de kantonrechter heeft overwogen dat de overeenkomst eraan in de weg staat dat [appellant] zich jegens Hiltermann op een retentierecht beroept. De kantonrechter heeft er in dat verband op gewezen dat in de overeenkomst het risico van het onbetaald blijven van het btw-deel van de koopsom op [appellant] is gelegd.
- ook de kantonrechter lijkt daarvan te zijn uitgegaan -, maar is hier niet het springende punt. Het gaat erom of de overeenkomst eraan in de weg staat dat [appellant] zich jegens Hiltermann op een retentierecht beroept, zoals de kantonrechter heeft overwogen. Dat punt stelt [appellant] nu juist niet aan de orde in grief 4, en de uitvoerige toelichting op die grief, waarin zij het retentierecht bespreekt. Het oordeel van de kantonrechter op dit punt is dan ook niet aangevochten, zodat het hof daarvan moet uitgaan.
- die van [appellant] of van Hiltermann - het ligt dat de vordering van [appellant] is opgelopen wegens stallingskosten en dergelijke. Natuurlijk hadden beide partijen zich veel kosten kunnen besparen wanneer zij meteen na het constateren van de problemen met [naam2] een regeling hadden getroffen en allebei water bij de wijn hadden gedaan. Maar uit het voorgaande volgt wel dat [appellant] zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat Hiltermann het btw-bedrag moest betalen en/of een zorgplicht heeft geschonden. Als [appellant] vervolgens in lijn met dat standpunt kosten heeft gemaakt, kan zij zich voor die kosten niet met succes op een retentierecht beroepen.
Belangrijker is dat de veronderstelling van [appellant] dat door de afgifte van de auto aan Hiltermann een nieuwe btw-belaste afgifte van de auto ontstaat, onjuist is. Hiltermann heeft in haar memorie van antwoord, onbestreden door [appellant] , uiteengezet dat de voorbehouden eigendom al door [appellant] aan Hiltermann geleverd is en dat de ‘btw-levering’ plaatsvindt aan degene die least, [naam2] . Op grond van artikel 3 lid 1 sub b Wet OB is de huurkoop met btw belast. Als Hiltermann de overeenkomst met [naam2] partieel ontbindt vanwege een tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen, zoals zij heeft gedaan, ontslaat dit [naam2] niet van de betalingsverplichting van de btw aan [appellant] . Dat gedeelte van de overeenkomst is niet aan Hiltermann overgedragen en ook niet ontbonden. [7]