In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van 30 augustus 2023 en een eindvonnis van 23 mei 2023, uitgesproken door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden. Dexia, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, trad op als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De afnemer, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Maliepaard, trad op als eiser in conventie en verweerder in reconventie.
De procedure in hoger beroep begon met de roldatum van 9 april 2024, waarop de afnemer verscheen. Op 21 mei 2024 had Dexia geen memorie van grieven ingediend, wat leidde tot een uitstel van vier weken. Op 18 juni 2024 werd wederom geen memorie van grieven ingediend, wat resulteerde in een akte van niet dienen. Dexia overhandigde op 2 juli 2024 de stukken voor het wijzen van arrest.
Het hof oordeelde dat het ontbreken van een tijdige memorie van grieven in principe zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Echter, omdat er een memorie van grieven in het procesdossier zat, gaf het hof Dexia de gelegenheid om een akte te nemen over de vraag of zij tijdig een memorie van grieven had ingediend. De afnemer kreeg de kans om hierop te reageren. Het hof besloot om verdere beslissingen aan te houden en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door Dexia.