ECLI:NL:GHARL:2025:395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.304.907/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep over schadevergoeding door aardbevingen veroorzaakt door gaswinning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat is ingesteld door een vennootschap onder firma (VOF) en twee appellanten tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM). De appellanten vorderen schadevergoeding voor de schade aan hun woon- en bedrijfspand, die is ontstaan door trillingen als gevolg van gaswinning. De rechtbank had eerder NAM veroordeeld tot betaling van een deel van de gevorderde schade, maar zowel de appellanten als NAM waren het niet eens met de uitspraak. De appellanten vorderden in totaal € 427.000,- aan herstel- en herhuisvestingskosten, maar de rechtbank kende slechts een bedrag van € 138.000,- toe aan herstelkosten en € 3.000,- aan buitengerechtelijke kosten. In de tussenuitspraak heeft het hof de vermeerdering van eis van de appellanten buiten beschouwing gelaten, omdat deze in strijd was met de goede procesorde. Het hof heeft tevens een deskundige benoemd om de schade te onderzoeken en te rapporteren over de overlap tussen herstelwerkzaamheden en versterkingswerkzaamheden die door de NCG zijn uitgevoerd. Het hof heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd en het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 8.000,-, te betalen door NAM. De deskundige moet zijn rapport vóór 1 mei 2025 indienen. De verdere beslissing in de zaak is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.304.907/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 131864
arrest van 28 januari 2025
in de zaak van

1.[appellante1] VOF,

die is gevestigd in [plaats1] ,
2. [appellant2],
die woont in [plaats1] ,

3. [appellante3] ,

die woont in [plaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eisers in conventie en gedaagden in reconventie,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk
de vof, [appellant2]en
[appellante3],
advocaat: mr. M.J. Blokzijl te Groningen,
tegen
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.,
die is gevestigd in 's-Gravenhage,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
NAM.,
advocaat: mr. P.A.Th. Kostwinder te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 25 juni 2024 hebben partijen de volgende processtukken gewisseld:
- een ‘akte uitlaten na (tussen)arrest d.d. 25 juni 2024’ door NAM;
- een ‘akte na tussenarrest d.d. 25 juni 2024 tevens verzoek tot benoeming van een deskundige tevens akte wijziging van eis’ (met producties) door [appellanten] ;
- een akte uitlaten eiswijziging door NAM.
1.2 Vervolgens hebben partijen de processtukken bij het hof ingediend en heeft het hof een datum vastgesteld waarop dit arrest wordt gewezen.

2.De procedure tot nu toe2.1Het woon- en bedrijfspand van [appellanten] is beschadigd door trillingen wegens aardbevingen, die zijn veroorzaakt door de gaswinning. [appellanten] vorderen vergoeding van de kosten van herstel van het pand en van gevolgschade, zoals verhuiskosten en bedrijfsschade.

2.2
[appellanten] hebben bij de rechtbank gevorderd dat NAM wordt veroordeeld tot betaling aan hen van (in afgeronde bedragen) € 427.000,- aan herstelkosten en tijdelijke huisvestingskosten, € 11.000,- aan bestede tijd in het schadedossier (‘eigen uren’), € 65.000,- aan herinrichtingskosten en € 5.000,- aan buitengerechtelijke kosten.
2.3
De rechtbank heeft NAM veroordeeld tot betaling van (afgerond) € 138.000,- aan herstelkosten en € 3.000,- aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft NAM verder veroordeeld tot vergoeding van de bij staat op te maken schade van [appellanten] vanwege huisvestings- en herinrichtingskosten en eigen uren en haar veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 150.000,- op die schade.
2.4
[appellanten] waren het niet eens met een deel van dit vonnis. Zij vonden dat de rechtbank aan herstelkosten € 155.650,19 had moeten toewijzen, de herhuisvestingskosten had moeten vaststellen op - afgerond - € 255.000,- en de eigen uren op ruim € 11.000,-.
2.5
Ook NAM was het niet eens met het vonnis. Volgens haar dienen de vorderingen van [appellanten] alsnog geheel te worden afgewezen. NAM voerde een nieuw verweer, dat erop neerkwam dat de door [appellanten] gevorderde kosten al door de NCG vergoed werden in het kader van de door de NCG als noodzakelijk beoordeelde versterking van het pand van [appellanten]
2.6
In het
tussenarrest van 24 januari 2024 [1] heeft het hof een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de beoordeling van de vorderingen van [appellanten] Op basis van die uitgangspunten overwoog het hof dat en waarom het voor de beoordeling van de vorderingen van [appellanten] relevant is dat het hof kan beschikken over alle relevante informatie betreffende de versterking van het pand van [appellanten] door de NCG. Het hof beval [appellanten] de in het arrest vermelde informatie over de versterking door de NCG in het geding te brengen.
2.7
In het
tussenarrest van 25 juni 2024 [2] overwoog het hof dat [appellanten] hadden voldaan aan de hun door het hof opgelegde verplichting tot informatieverstrekking. Verder overwoog het hof dat om de vordering van [appellanten] betreffende de herstelkosten te kunnen beoordelen een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, omdat het hof niet zelf kan beoordelen of sprake is van een overlap tussen de herstelwerkzaamheden en de versterkings-werkzaamheden. Het hof stelde partijen in de gelegenheid zich uit te laten over de benoeming van een of meer deskundigen en de aan hen te stellen vragen.
Verder overwoog het hof in dit tussenarrest dat het nog niet kon beslissen op de vordering betreffende de herhuisvesting omdat uit de informatie over de versterkingsoperatie naar voren was gekomen dat [appellanten] een voorschot op de kosten van herhuisvesting van de NCG hebben ontvangen en geen huur betalen voor het vervangende bedrijfspand. Het hof stelde verder vast dat de cijfermatige onderbouwing van de vordering van [appellanten] op dit punt te wensen overliet. Het hof gaf [appellanten] daarom in overweging om in de volgende akte uiteen te zetten welk bedrag aan herhuisvestingskosten zij nog vorderen op basis van de daadwerkelijk door hen gemaakte (en nog te verwachten) kosten aan herhuisvesting, rekening houdend met de bedragen die zij inmiddels van de NCG voor de herhuisvesting hebben ontvangen.

3.3. De vermeerdering van eis

3.1
[appellanten] hebben zich in hun akte niet alleen uitgelaten over de benoeming van een deskundige, maar zij hebben ook hun eis vermeerderd. Zij vorderen nu naast de al gevorderde bedragen nog € 871.899,- (akte onder nr. 25). Het hof gaat er vanuit dat dit bedrag op een vergissing berust, omdat in de bijgevoegde berekening waar de eisvermeerdering op is gebaseerd een bedrag van € 849.913,- wordt genoemd. Het bedrag van de eisvermeerdering is de optelling van een aantal schadeposten, zoals de huur van een loods, omzetverlies, extra personeelskosten en de kosten van beveiliging van het leegstaande pand en de leegstandswaarde van dat pand. Subsidiair vorderen [appellanten] nu dat een deskundige wordt benoemd om hun schade vast te stellen.
3.2
NAM heeft zich verzet tegen de vermeerdering van eis. Zij heeft gewezen op de twee-conclusieregel en meent bovendien dat de vermeerdering van eis vanwege de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten.
3.3
Zoals hiervoor is vermeld hebben [appellanten] in de procedure bij de rechtbank vergoeding van concrete bedragen aan herstel-, herhuisvestings- en herinrichtingskosten gevorderd en daarnaast vergoeding van eigen uren en de kosten van rechtsbijstand. In de memorie van grieven hebben zij opnieuw aanspraak gemaakt op vergoeding van (alleen) deze schadeposten. Het debat tussen partijen had dan ook alleen betrekking op deze schadeposten. Het hof tekent daarbij aan dat [appellanten] in hun akte van 11 juli 2023 al wel hadden aangevoerd dat zij nog meer schade hadden geleden dan zij tot dan gevorderd hadden en in dat verband een aantal schadeposten noemden die ook onderdeel vormen van het bedrag van € 849.913,- waarmee zij nu hun eis vermeerderen. Zij voegden daaraan toe
(nr. 10 van die akte) dat zij hun vordering in deze procedure niet vermeerderen maar hun stellingen handhaven. In een akte van 5 maart 2024 (naar aanleiding van het tussenarrest van 23 januari 2024, verwezen [appellanten] naar een Excel sheet met schadeposten, die (wel) sloot op een bedrag van € 871.899,-. Ook toen vermeerderden [appellanten] hun vordering niet.
3.4
[appellanten] hebben ter toelichting op de eisvermeerdering aangevoerd dat zij forse schade hebben geleden, dat de schadeafwikkeling - volgens hen door de succesvolle vertragingstactieken van NAM - al heel lang loopt en dat de procedure nu er toch een deskundige benoemd moet worden niet nodeloos vertraagd wordt door de vermeerdering van eis.
3.5
Het hof is het niet met [appellanten] eens dat de vermeerdering van eis niet tot nodeloze vertraging leidt. Als de eisvermeerdering wordt ‘weggedacht’ is het geschil beperkt tot enkele - deels weliswaar complexe - schadeposten, te weten de kosten van herstel, kosten van herhuisvesting, eigen uren en buitengerechtelijke kosten. Daar komen met de eisvermeerdering meer dan 10 schadeposten bij. [appellanten] hebben die posten summier onderbouwd en NAM heeft er alleen kort op kunnen reageren. De posten met het grootste materiële belang zijn zeer complex. Het gaat om personenschade van [appellant2] en [appellante3] (de vraag of zij inkomsten en de v.o.f. omzet hebben gemist vanwege arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van de schade en de schadeafwikkeling) en om bedrijfsschade van de v.o.f. (extra loonkosten door alle perikelen rond de schade en de verhuizing). Voor alle nieuwe schadeposten geldt dat bewijsstukken (facturen, jaarrekeningen, etc.) ontbreken. Het debat over deze schadeposten verkeert dan ook in een pril stadium, terwijl redelijkerwijs te verwachten valt dat voor een beslissing over de belangrijkste nieuwe schadeposten onderzoek door deskundigen (een arts, arbeidsdeskundige en een bedrijfseconoom) noodzakelijk zal zijn. Onder deze omstandigheden is het instellen van een vermeerdering van eis in dit stadium van de procedure (ver na de memorie van grieven) in strijd met de eisen van de goede procesorde, ook al is het voor de beslissing op de oorspronkelijke vordering noodzakelijk om een deskundigenonderzoek te gelasten.
3.6
Het hof zal de vermeerdering van eis dan ook buiten beschouwing laten.

4.4. De verdere beoordeling van het geschil

4.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 25 juni 2024 een aantal mogelijke vragen voor de te benoemen deskundige geformuleerd. De vragen draaien om de kernvraag, te weten of er een overlap bestaat tussen de door Bouwbedrijf Tadema in de begroting van
16 december 2019 vermelde herstelwerkzaamheden en de werkzaamheden die nodig zijn om de versterking van het pand conform de door EconStruct op 5 juni 2020 gemaakte tekeningen te realiseren.
4.2
NAM heeft twee extra vragen voorgesteld. [appellanten] hebben zich daartegen niet verzet. Het hof vindt dat de vragen relevant zijn en zal ze overnemen. [appellanten] hebben er terecht op gewezen dat nog niet bekend is wanneer de versterkingswerkzaamheden plaatsvinden. Daarvoor is zij afhankelijk van het door de NCG uit te stippelen tijdpad. Het hof zal dat aspect ook in de vraagstelling tot uiting brengen. Ook zal het hof de deskundige vragen de door Bouwbedrijf Tadema vermelde prijzen te actualiseren.
4.3
Uit wat hiervoor is overwogen over de vermeerdering van eis volgt dat het hof geen deskundige zal benoemen met een bredere opdracht als door [appellant2] voorgesteld.
4.4
Al met al zal het hof de deskundige de volgende vragen voorleggen:
a. Waaruit bestaan de versterkingswerkzaamheden zoals uitgewerkt in de tekeningen van EconStruct van 5 juni 2020 precies?
b. Worden het gebouw of onderdelen van het gebouw in het kader van deze versterkingswerkzaamheden volledig afgewerkt en tot welk niveau van afwerking?
c. Waaruit bestaan de herstelwerkzaamheden zoals die zijn begroot in de begroting van Bouwbedrijf Tadema van 16 december 2019?
d. Is sprake van overlap tussen de in uw antwoord op vraag a. genoemde versterkingswerkzaamheden en de in uw antwoord op vraag c. vermelde herstelwerkzaamheden?
e. Indien sprake is van overlap, wilt u aangeven op welke onderdelen sprake is van overlap en waar die overlap uit bestaat?
f. Indien sprake is van overlap, welke van de werkzaamheden die zijn opgenomen in de begroting van Bouwbedrijf Tadema kunnen achterwege blijven wanneer de versterkingswerkzaamheden eerst worden uitgevoerd?
g. Indien de in de begroting van Bouwbedrijf Tadema voorziene werkzaamheden eerst worden uitgevoerd, is het dan redelijkerwijs mogelijk om een deel van die werkzaamheden achterwege te laten vanwege de nog volgende versterkingswerkzaamheden? Maakt het daarbij uit hoeveel tijd er is gelegen tussen de herstelwerkzaamheden en de versterkingswerkzaamheden?
h. Wat is de prijs per 1 januari 2025 van de in de begroting van Bouwbedrijf Tadema voorziene werkzaamheden (met uitzondering van de opslag voor werken buiten reguliere werktijden)?
i. Indien uw antwoord op vraag f. bevestigend luidt, welke besparing is, uitgaande van de prijzen per 1 januari 2025, gemoeid met de werkzaamheden die achterwege kunnen blijven?
j. Indien uw antwoord op vraag g. bevestigend luidt, welke besparing is, uitgaande van de prijzen per 1 januari 2025, gemoeid met de werkzaamheden die achterwege kunnen blijven?
k. Kunt u nagaan of een deel van de door Tadema begrote werkzaamheden al is verricht? Zo ja, welke werkzaamheden betreft het en welke bedragen (uitgaande van de begroting van Tadema) zijn daarmee gemoeid?
4.5
Partijen zijn het erover eens dat volstaan kan worden met één deskundige. Over de persoon van de deskundige verschillen ze van mening. Ze hebben over en weer bezwaren tegen de door de ander aangedragen deskundigen. Het hof zal dan ook een andere deskundige benoemen. Het betreft [de deskundige] . [de deskundige] heeft ervaring in calculaties in de bouw. Hij is verbonden aan abtWassenaar, een bureau waaraan diverse ingenieurs verbonden zijn met kennis en kunde in andere aspecten van de bouwkunde, zodat wanneer buiten het gebied van de calculatie expertise vereist zou zijn die voor [de deskundige] betrekkelijk eenvoudig te verkrijgen is.
4.6
[de deskundige] heeft aangegeven dat hij vrij staat tegenover partijen en ook tegenover Bouwbedrijf Tadema en EconStruct en bereid is een benoeming te aanvaarden. Het hof zal het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op € 8.000,- . Dit bedrag is gebaseerd op een uurtarief van € 160,- ex btw en een te verwachten tijdsbesteding van 40 uren. NAM zal worden belast met de kosten van het voorschot. De reden daarvan is dat het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de schade te begroten waarvoor NAM aansprakelijk is.

5.De beslissing

Het hof:
Benoeming deskundige
5.1
Het hof benoemt tot deskundige: [de deskundige] verbonden aan abtWassenaar, Boumaboulevard 680, 9723ZT Groningen, e-mail: [de deskundige] @abtwassenaar.nl,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de over de vragen in rechtsoverweging 4.4.
5.2
Het hof stelt het voorschot van de deskundige vast op € 8.000,-- (inclusief omzetbelasting). NAM moet het voorschot betalen. Indien een van partijen zich niet met de hoogte van dit voorschot kan verenigen, dient zij dit binnen 14 dagen na heden schriftelijk aan het hof te vermelden, waarna het hof op de bezwaren tegen de hoogte van het voorschot zal beslissen.
Aanwijzingen voor de deskundige
5.3
Pas als de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald, hoeft de deskundige met het onderzoek te beginnen.
5.4
De deskundige moet schriftelijk antwoorden op de hiervoor geformuleerde vragen.
5.5
Bij de uitvoering van het onderzoek moet de deskundige de Leidraad deskundige in civiele zaken volgen die is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
5.6
Als de deskundige vragen heeft, kan hij die stellen aan mr. H. de Hek als raadsheer
commissaris.
5.7
De deskundige zal zijn concept-rapport naar de advocaten van partijen sturen en hen in de gelegenheid stellen op het concept te reageren. In het definitieve rapport zal hij de reacties op het concept-rapport bespreken.
5.8
Het ondertekende deskundigenbericht moet vóór 1 mei 2025 worden gestuurd aan de griffie van dit hof (postbus 1704, 8901 CA in Leeuwarden).
Aanwijzingen voor partijen
5.9
Het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal aan NAM een voorschotfactuur sturen van € 8.000,- (inclusief btw). Dit voorschot moet binnen 4 weken na de datum op de factuur zijn betaald.
5.1
[appellanten] moeten aan de deskundige een kopie van het dossier sturen. De griffier stuurt de deskundige een kopie van dit arrest.
5.11
Partijen moeten de deskundige de inlichtingen geven waarom deze vraagt.
5.12
Op dinsdag 17 juni 2025 kunnen partijen op het deskundigenbericht reageren.
5.13
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M.M.A. Wind en J.E. Wichers en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
28 januari 2025.