Uitspraak
1.[appellante1] VOF,
3. [appellante3] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
de vof,
[appellant2]en
[appellante3],
NAM
1.De verdere procedure bij het hof
1.2 Vervolgens heeft het hof op verzoek van partijen een datum bepaald waarop arrest zal worden gewezen.
2.Het tussenarrest van 24 januari 2024
2.3 Het hof beschikte over twee brieven van het NCG, een brief van 25 mei 2022 waarin de vof werd geïnformeerd over de toekenning van een voorschot van ruim € 136.000,- en een brief van 15 december 2022, waarin melding werd gemaakt van een aanvullend voorschot van ruim € 20.000,-. In de laatste brief werd ook aangekondigd dat de eigenaar van het pand een versterkingsbesluit zal ontvangen waarin is vastgelegd dat het pand niet aan de veiligheidsnorm voldoet en welke veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om het pand weer aan de veiligheidsnorm te laten voldoen.
2.4 Het hof overwoog in 3.16 van het tussenarrest naar aanleiding van deze brieven:
“
Gelet op de inhoud van deze brieven vindt het hof het onaannemelijk dat nu, een jaar na de laatste brief, nog geen versterkingsbesluit is genomen en al helemaal niet dat [appellanten] niet bekend zijn met concrete plannen over de aard en de omvang van de versterking. Het ligt niet voor de hand dat het (ingrijpende) besluit om de vof te laten verhuizen en de kosten van de verhuizing te vergoeden, is genomen zonder dat er concrete plannen bestonden over de aard en de omvang van de versterking van het pand. [appellanten] dienen dan ook òf het versterkingsbesluit in het geding te brengen òf, indien dat er niet is, informatie waaruit volgt welke concrete plannen bestaan over de versterking van het pand. Zij dienen op basis van het besluit of de plannen ook aan te geven welke herstelwerkzaamheden aan het pand, waarvan zij vergoeding van de kosten vorderen, na realisering van de versterkingsmaatregelen nog mogelijk en zinvol zijn. Indien deze informatie niet beschikbaar is, dienen [appellanten] dat te onderbouwen met een brief van de NCG, waaruit blijkt dat de NCG kennis heeft genomen van dit arrest en waarin de NCG verklaart dat er nog geen concrete plannen bestaan over de versterking van het pand. Als [appellanten] deze informatie niet verstrekken, zal het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht (vgl. artikel
3.3. De verdere beoordeling van de standpunten van partijen[appellanten] hebben aan hun verplichting tot informatieverstrekking voldaan3.1 [appellanten] hebben een e-mailbericht van 4 maart 2024 van de heer [naam1] van de NCG aan [appellante3] en hun advocaat in het geding gebracht. In dit e-mailbericht schrijft[naam1] dat hij kennis heeft genomen van het tussenarrest van 23 januari 2024. Verder schrijft hij dat nog geen versterkingsbesluit is genomen. Hij licht dat als volgt toe:“Reden hiervoor is dat het een complex-dossier betreft. De afgelopen jaren hebben meerdere projectleiders binnen NCG zich met dit versterkingsdossier bezig gehouden. Zij zijn inmiddels allemaal vertrokken. Het versterkingsdossier wordt nu door mij opgepakt binnen het programma Complex en individueel.
NCG gaat het pand versterken; dit houdt in dat wij het pand constructief aanpassen. Dit
Er kan gelet op deze mededeling niet van worden uitgegaan dat het pand zal worden gesloopt. Het hof gaat daar dan ook niet vanuit. Het is aannemelijk dat het pand zal worden versterkt in lijn met het versterkingsadvies waarvan in de e-mail van [naam1] melding wordt gemaakt.
“
Of de kosten van herstel in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking komen vanwege de versterking van het pand, is afhankelijk van de aard en omvang van de versterking van het pand. Maar hierover heeft het hof nog geen informatie.”
Er zit een klein overlap tussen de werkzaamheden van de versterking en de schadeherstel werkzaamheden. Na de versterking van het pand is er nog steeds sprake van schade die hersteld moet worden. Te denken valt aan alle schade aan de buitenzijde van het pand, de rollagen etc. Maar ook binnen in het pand zijn er ruimtes waar de schade nog hersteld moet worden, bijvoorbeeld omdat er in die ruimtes geen versterkingsmaatregelen hebben plaatsgevonden.
- Is sprake van een overlap tussen de versterkingswerkzaamheden die zijn voorzien volgens het versterkingsplan (zoals uitgewerkt in de tekeningen van EconStruct van 5 juni 2020) en de werkzaamheden tot schadeherstel, die zijn vermeld in de schadebegroting van [naam2] van 16 december 2019?
- Indien sprake is van overlap, wilt u aangeven op welke onderdelen sprake is van overlap en waar die overlap uit bestaat?
- Indien sprake is van overlap, welke van de werkzaamheden die zijn opgenomen in de begroting van [naam2] kunnen achterwege blijven wanneer de versterkingswerkzaamheden worden uitgevoerd?
- Wat heeft uw antwoord op de vorige vraag voor gevolgen voor de omvang van de kosten van de herstelwerkzaamheden, uitgaande van de door [naam2] gehanteerde prijzen en tarieven (met uitzondering van de opslag voor werken buiten de reguliere werktijden)?
- Kunt u nagaan of een deel van de door [naam2] begrote werkzaamheden al is verricht? Zo ja, welke werkzaamheden betreft het en welke bedragen (uitgaande van de begroting van [naam2] ) zijn daarmee gemoeid?
€ 255.363,- (zie de memorie van grieven onder randnummer 53). In dat bedrag is
€ 80.000,- begrepen voor de huur van een vervangend bedrijfspand en € 29.400,- voor de huur van een vakantiewoning. Inmiddels staat vast dat [appellanten] geen huur of gebruiksvergoeding betalen voor het vervangende bedrijfspand. Zij verblijven sinds december 2023 in een andere woning, maar of zij een vergoeding betalen voor het gebruik van die woning is onduidelijk. Bovendien staat vast dat zij € 136.498,89 ex btw en
€ 20.637,01 incl. btw hebben ontvangen van de NCG als voorschot op de kosten van de tijdelijke herhuisvesting. Daarmee lijkt de oorspronkelijke grondslag voor hun vordering tot herhuisvesting weinig solide.
4.De beslissing
25 juni 2024.