Uitspraak
1.[appellant1]
2. [appellant2]
3. [appellant3]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven (met producties)
- de memorie van antwoord (met producties)
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 maart 2025 is gehouden en de daarin vermelde stukken
- de reactie van Rabobank op het proces-verbaal
- de reactie van [appellant1 t/m 3] c.s. op het proces-verbaal.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
niet zonder meer vanzelfsprekend [acht] dat Wertha over het totaal van haar financiering telkens vaste rente zou zijn overeengekomen in het geval de renteswaps niet waren aanbevolen”. En het blijkt uit de overweging van dit hof dat een gedifferentieerd beeld van de hypothetische situatie bestaat en dit hof vervolgens verschillende mogelijkheden oppert, zonder daarin een keuze te maken. Rov. 3.42 van het arrest in de hoofdzaak over het causale verband verwijst terug naar rov. 3.40 en sluit in zijn oordeel dat voldoende “
aannemelijk” is dat Wertha (gedeeltelijk) tot andere keuzes zou zijn gekomen ook aan bij de maatstaf die geldt om te bepalen of een verwijzing naar de schadestaatprocedure kan worden uitgesproken. Dit hof kan in de onderhavige procedure dan ook oordelen over de vraag welk hypothetisch scenario zich zou hebben voorgedaan.
In juli 2008 greep de bank steeds terug op het renterisico. Wij wilden het renterisico op een andere wijze regelen, net zoals bij andere financieringen. Dat wilde FGH[Rabobank, toev. hof]
op dat moment niet.” Waarom dat eerder anders zou zijn geweest ziet het hof niet in.