Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk:
[appellant]en
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk:
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door twee buren, [appellant] en [appellante], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter. De buren hebben een geschil over de eigendom van een strook grond tussen hun percelen. [appellante] is sinds 1991 eigenaar van het perceel aan de [adres] 9, terwijl [geïntimeerden] in 2020 eigenaar zijn geworden van het perceel aan de [adres] 7. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellanten] door verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond, die zij sinds 1991 in gebruik hebben. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen, maar [appellanten] zijn in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de feiten opnieuw vastgesteld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen van [geïntimeerden]. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van [geïntimeerden] af. Tevens worden [geïntimeerden] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [appellanten].