In deze zaak heeft de Stichting Twickel een verzoek ingediend tot vernietiging van een gedoogbeschikking die door de minister van Infrastructuur en Waterstaat is opgelegd. Het hof heeft op 27 mei 2025 uitspraak gedaan en verklaarde de Stichting niet-ontvankelijk in haar verzoek. De Stichting had op 22 november 2024 een pro forma verzoekschrift ingediend zonder gronden, wat in strijd is met artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Stichting heeft later een tweede verzoekschrift ingediend met gronden, maar het hof heeft besloten om beide verzoekschriften als afzonderlijke zaken te behandelen. De Stichting is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, waaronder het griffierecht dat door de minister en TenneT is betaald. Het hof heeft de overige proceskosten aan de zijde van de minister en TenneT op nihil begroot, aangezien er geen extra kosten zijn gemaakt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de procedurele eisen die aan verzoekschriften worden gesteld.