ECLI:NL:GHARL:2025:2490

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
200.346.371
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Engeland afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar kinderen naar Engeland. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 23 juli 2024, dit verzoek afgewezen. De moeder, die de Amerikaanse nationaliteit heeft, en de vader, die de Italiaanse nationaliteit heeft, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De kinderen wonen bij de moeder en de ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag. De moeder heeft in hoger beroep de afwijzing van haar verzoek om toestemming voor verhuizing aangevochten, met als argument dat de kinderen in Engeland betere ontwikkelingsmogelijkheden zouden hebben. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder onvoldoende noodzaak voor de verhuizing heeft aangetoond en dat de verhuizing een grote impact zou hebben op het contact tussen de kinderen en hun vader. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep tegen de beschikking van 26 juni 2024. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.371
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 575136)
beschikking van 24 april 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.E. Bowmer,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P. Wieringa.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 juni 2024 en 23 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 september 2024;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht namens de moeder van 17 maart 2025 met een akte tot gedeeltelijke intrekking hoger beroep en producties.
2.2
[de minderjarige1] is uitgenodigd om te vertellen wat zij vindt van de verzoeken van de moeder, maar zij heeft geschreven dat zij niet komt.
2.3
[de minderjarige2] heeft op 24 maart 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij heeft verteld wat zij vindt van de verzoeken van de moeder.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 maart 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Engelse taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Engelse taal;
- een vertegenwoordiger van de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014.
3.2
De kinderen wonen bij de moeder. Bij genoemde beschikking van 26 juni 2024 zijn de ouders samen belast met het gezag over de kinderen.
3.3
De moeder heeft de Amerikaanse nationaliteit en de vader heeft de Italiaanse nationaliteit. De kinderen hebben de Amerikaanse en Italiaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 26 juni 2024 heeft de rechtbank de vader samen met de moeder belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
4.2
Bij beschikking van 23 juli 2024 heeft de rechtbank de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • de kinderen zijn om de week van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de vader;
  • de kinderen zijn in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de vader (in 2024 in
week 3 tot en met 5 en daarna het ene jaar de eerste drie weken en het andere jaar dc laatste drie weken);
  • de kinderen zijn in de meivakantie één aaneengesloten week bij dc vader;
  • de kinderen zijn in de kerstvakantie één aaneengesloten weck bij de vader (in het ene
jaar de eerste week en in het andere jaar de laatste week.
Verder heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] in Engeland te verhuizen en op een school aldaar in te schrijven afgewezen, alsook het verzoek van de moeder een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen na de verhuizing.
4.3
De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 26 juni 2024 en 23 juli 2024. Na akte tot gedeeltelijke intrekking hoger beroep zien de grieven van de moeder alleen nog op de beschikking van 23 juli 2024, te weten de afwijzing van haar verzoeken om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] in Engeland te verhuizen en op een school aldaar in te schrijven, alsook een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen na de verhuizing.
De moeder verzoekt het hof de beschikking van 23 juli 2024 te vernietigen en opnieuw beschikkende:
haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de
kinderen naar [plaats1] , Verenigd Koninkrijk.
Bij wijze van voorwaardelijke verzoeken in hoger beroep verzoekt de moeder:
- de navolgende zorgregeling vast te leggen:
  • de kinderen verblijven in de maanden dat er geen schoolvakantie valt eenmaal per maand van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 20:00 uur bij de vader in het Verenigd Koninkrijk, waarbij zij de vliegticket van de vader betaalt tegen het meest goedkope beschikbare vliegtarief, mits uiterlijk vier weken van te voren met elkaar overeengekomen;
  • de kinderen verblijven gedurende de Engelse voorjaarsvakantie een week aaneengesloten van zaterdagochtend tot de daaropvolgende zondagmiddag 15:00 uur bij de vader;
  • de kinderen verblijven gedurende de Engelse paasvakantie een week aaneengesloten van zaterdagochtend tot de daaropvolgende zondagmiddag 15:00 uur bij de vader;
  • de kinderen verblijven gedurende de May bank holiday (begin mei) twee tot drie aaneengesloten dagen bij de vader;
  • de kinderen verblijven gedurende de Engelse zomervakantie drie aaneengesloten weken van zaterdagochtend tot de laatste zondagmiddag 15:00 uur bij de vader;
  • de kinderen verblijven gedurende de Engelse herfstvakantie een week aaneengesloten van zaterdagochtend tot de daaropvolgende zondagmiddag 15:00 uur bij de vader;
  • de kinderen verblijven gedurende de Engelse kerstvakantie een aaneengesloten week bij de vader, waarbij de kinderen om het jaar kerst vieren bij de vader en het andere jaar bij haar;
- de navolgende regeling aangaande de belmomenten tussen de vader en de kinderen op te nemen in de beschikking:
de kinderen en de vader hebben iedere woensdagavond om 19:00 uur middels videobelmomenten contact met elkaar, waarbij zij via haar telefoon contact op zal nemen met de vader;
- haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op [naam1] , [plaats1] , Verenigd Koninkrijk.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Op het moment dat het inleidend verzoek in deze procedure bij de rechtbank werd ingediend, hadden de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland zodat de Nederlandse rechter bevoegd is. [1] Tegen de toepassing van Nederlands recht is geen grief gericht zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
Gedeeltelijke intrekking van het hoger beroep
5.2
De advocaat van de moeder heeft het hof bij voornoemd journaalbericht van 17 maart 2025 en de daarbij overgelegde akte tot gedeeltelijke intrekking hoger beroep laten weten dat de moeder haar hoger beroep tegen de beschikking van 26 juni 2024 wenst in te trekken.
Het hof maakt hieruit op dat de moeder de gronden van dit hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in hoger beroep tegen de beschikking van 26 juni 2024.
Vervangende toestemming tot verhuizing
Juridisch kader
5.3
Op grond van artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als dit, waarbij de ouders die met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn van mening verschillen over een verhuizing van het kind met een van de ouders, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. [2]
5.5
Uit het voorgaande volgt dat in zaken waarin verhuisproblematiek speelt een belangenafweging moet worden gemaakt. In de literatuur en feitenrechtspraak zijn verschillende lijsten met omstandigheden uitgewerkt die door de rechter kunnen worden meegenomen bij de te maken belangenafweging inzake een verhuizing. De volgende factoren zijn daarbij van belang: (1.) de noodzaak om te verhuizen, (2.) de voorbereiding van de verhuizing, (3.) de geboden alternatieven en compensatie voor de gevolgen van de verhuizing, (4.) de communicatie tussen de ouders, (5.) de rechten van het kind en de andere ouder op contact met elkaar, (6.) de verdeling en continuïteit van de zorg, (7.) de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing, (8.) de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin hij/zij is geworteld in zijn/haar omgeving en (9.) de kosten van de omgang na verhuizing. Hoewel een dergelijke lijst met opsomming van omstandigheden rechters richting geeft in het duiden van de relevante omstandigheden van het geval, staat voorop dat de opsomming niet uitputtend is en ook niet bindend. Rechters zijn dus niet gebonden om (al) deze factoren mee te nemen in de beoordeling en andere factoren kunnen eveneens in de beoordeling worden betrokken. Hoe deze factoren en omstandigheden vervolgens gewogen moeten worden, zal van geval tot geval verschillen. [3]
5.6
De ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de kinderen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
Oordeel van het hof
5.7
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen. Ook hebben zich sinds die beslissing geen omstandigheden voorgedaan die nu tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Net als de rechtbank is het hof na eigen onderzoek van oordeel dat in dit geval van doorslaggevend belang is dat een verhuizing naar [plaats1] in Engeland een grote impact heeft op het (fysieke) contact en de relatie van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met de vader. Ook heeft de moeder onvoldoende de noodzaak om te verhuizen aangetoond. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen 3.5 tot en met 3.9 van de rechtbank en neemt deze, na eigen onderzoek, over. Voor de leesbaarheid neemt het hof deze overwegingen hier op:
“Het contact tussen de vader en de kinderen
3.5.
De rechtbank vindt in dit geval van doorslaggevend belang dat een verhuizing van
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] grote impact heeft op het (fysieke) contact en de relatie met de vader. De vader en de kinderen zien elkaar nu om het weekend, van zaterdag tot en met zondag en een aantal weken in de vakanties. Dit is geen ruime regeling, maar het contact is frequent en stabiel en is voor de kinderen en de vader (en zijn moeder) belangrijk. Door de grote afstand tussen Nederland en Engeland zal de vader niet meer op regelmatige basis voor de kinderen kunnen zorgen en de kinderen feitelijk alleen tijdens de vakanties kunnen zien. Dat is niet wat de vader wil en de rechtbank vindt dit ook niet in het belang van de kinderen. De rechtbank ziet wel dat de moeder heel goed heeft nagedacht over een mogelijke nieuwe zorgregeling tussen de kinderen en de vader voor het geval zij met de kinderen naar Engeland zou verhuizen. De
zorgregeling die de moeder voorstelt komt er zelfs op neer dat de vader per saldo meer contactdagen heeft met de kinderen. Dc rechtbank vindt het belangrijk dat de vader en de kinderen regelmatiger dan alleen in de vakanties contact hebben met elkaar en dat dit ook in de gewone schoolweken door het jaar heen is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zeker als de kinderen ouder worden, zij naar verwachting de schoolvakanties op een andere manier zullen willen invullen, zodat zij ook leuke dingen met vrienden en/of vriendinnen kunnen doen. Daarnaast is denkbaar dat de moeder en haar nieuwe partner, zeker als hun kinderwens in vervulling gaat, ook een keer met het hele gezin op vakantie willen of een vakantie samen willen doorbrengen. De rechtbank is bang dat het contact tussen de vader en de
kinderen hierdoor steeds minder zal worden en een zware belasting zal vormen voor de kinderen (en de beide ouders). Dat is niet in het belang van de kinderen.
3.6.
De ingrijpende gevolgen van een verhuizing kunnen onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd zijn. De rechtbank begrijpt de wens van dc moeder om naar [plaats1] te verhuizen, maar zij zal hierna uitleggen waarom zij vindt dat er onvoldoende redenen zijn om die verhuizing toe te staan.
De noodzaak om te verhuizen
3.7.
De moeder heeft op de zitting uitgelegd dat zij vooral naar [plaats1] wil
verhuizen, omdat de kinderen de Engelse taal beter spreken dan de Nederlandse taal. Zij denkt daarom dat de ontwikkelmogelijkheden van de kinderen in Engeland beter zijn. Door de taalbarrière in Nederland hebben de kinderen op school namelijk moeite om mee te komen en in de Engelse taal maken zij makkelijker contact met anderen. De rechtbank vindt niet dat de kinderen om deze reden naar [plaats1] zouden moeten verhuizen. De kinderen zijn geboren en getogen in Nederland. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van de moeder dat de kinderen vooral moeite hebben met de Nederlandse taal omdat er in hun omgeving, en dan met name thuis, Engels wordt gesproken. De rechtbank ziet niet in waarom de kinderen geen extra hulp in Nederland zouden kunnen krijgen om de Nederlandse taal beter te beheersen. De rechtbank vindt dat dit, gelet op het feit dat de kinderen in Nederland zijn opgegroeid, meer voor de hand ligt dan een verhuizing naar Engeland. Tot nu toe hebben de kinderen vooral extra hulp gehad van de leraren op school, maar daarbuiten
niet tot nauwelijks. Daarnaast gaan de kinderen nu al naar een internationale school, waar zij Engels spreken. De rechtbank begrijpt niet waarom de kinderen zich in Nederland minder zouden kunnen ontwikkelen. Verder denkt de moeder dat er voor [de minderjarige1] , die een autismespectrumstoornis heeft, betere scholen zijn in Engeland dan in Nederland. De rechtbank vindt echter, net als de Raad, dat er in Nederland genoeg speciale scholen zijn die aansluiten bij de behoeftes van [de minderjarige1] . Deze school is inmiddels ook gevonden, zo bleek op de zitting. Dat deze wat verder rijden is dan de huidige school van [de minderjarige1] , is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de moeder te volgen in haar stelling dat [de minderjarige1] beter af is wanneer zij in Engeland naar school zou gaan.
Een andere belangrijke reden die de moeder aanvoert voor de voorgenomen verhuizing is dat zij en de kinderen meer (bonus)familie in [plaats1] hebben dan in Nederland. De nieuwe partner van de moeder komt namelijk uit [plaats1] . De moeder en de kinderen bezoeken de (bonus)familie nu ongeveer vier keer per jaar. De kinderen hebben fijn contact met de (bonusjfamilie. De moeder zegt dat zij in Nederland niemand heeft die haar kan ondersteunen bij de zorg voor de kinderen als dat nodig is en de vader heeft in Nederland maar een beperkte rol in de zorg voor de kinderen. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat de moeder (en de kinderen) de (bonus) familie graag dichtbij hebben, zeker gelet op de kinderwens die de moeder en haar partner hebben, maar de rechtbank vindt dal dit geen noodzaak oplevert om te verhuizen naar het buitenland. De moeder heeft ooit zelf de keuze gemaakt om samen met de vader een gezin te stichten in Nederland, waar zij geen groot (familie)netwerk hebben en waar een andere taal wordt gesproken dan Engels. De kinderen hebben hier hun vader en de rechtbank vindt dat het contact met de vader zwaarder weegt dan het contact met dc (bonus)familie.
De moeder heeft verder nog gezegd dat het voor haar makkelijker zal zijn om een nieuwe baan te vinden in Engeland dan in Nederland, omdat zij geen Nederlands spreekt. De rechtbank vindt echter dat zij onvoldoende heeft laten zien dat zij in Engeland meer mogelijkheden heeft dan hier. De moeder heeft tot kort geleden bij een internationaal bedrijf gewerkt in Nederland. De rechtbank gaat er daarom van uit dat zij ook in Nederland genoeg kansen heeft om een andere baan te vinden. De moeder heeft ook onvoldoende onderbouwd dat het voor het werk van haar partner nodig is om naar Engeland te verhuizen. Hij woont al een aantal jaar in Nederland en heeft hier ook gewerkt.
Hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht
3.8.
De rechtbank vindt daarnaast dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft
voorbereid en doordacht. Allereerst is niet gebleken dat de moeder daadwerkelijk met de kinderen in Engeland kan wonen. De moeder heeft weliswaar gesteld dat zij de juiste vergunningen kan krijgen om met de kinderen in Engeland te wonen en te werken, maar zij heeft deze vergunningen nog niet aangevraagd in afwachting van deze procedure. Hoewel dit op zichzelf begrijpelijk is, heeft de moeder niet met stukken onderbouwd dat zij de vergunningen zonder meer kan krijgen wanneer zij de aanvraag indient. Dat had wel op haar weg gelegen, omdat de vader gemotiveerd heeft betwist dat de vergunningen aan de moeder, die niet over een Engels paspoort beschikt, zullen worden verleend. De rechtbank vindt daarom dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat dit geen problemen gaat opleveren. De
moeder wil al op 1 augustus 2024 verhuizen, omdat [de minderjarige1] na de zomervakantie naar de middelbare school gaat. Voor haar komt er dus al een grote verandering aan. De moeder heeft nagedacht over waar zij met haar partner en de kinderen gaat wonen in [plaats1] , al heeft zij nog geen concrete woning op het oog. De moeder heeft uitgezocht op welke scholen de kinderen kunnen worden ingeschreven. Zij heeft uitgelegd dat er voor [de minderjarige1] sowieso plek is op een school door de wetgeving in Engeland, maar zij heeft niet concreet onderbouwd dat er ook voor [de minderjarige2] plek is op een school.
De leeftijd van de kinderen, hun mening en in hoeverre zij zijn gewend aan hun omgeving of juist aan verhuizingen
3.9.
Het is de rechtbank duidelijk dat de moeder het beste met de kinderen voor heeft en ervan overtuigd is dat zij een beter leven zullen krijgen in Engeland. De moeder zegt dat de kinderen op school positief hebben gepraat over de verhuizing naar [plaats1] , maar de vader zegt juist dat de kinderen aangeven dat zij niet willen verhuizen naar Engeland. De rechtbank kan niet vaststellen wat de kinderen willen, maar vindt afgezien daarvan dat de kinderen nog te jong zijn om de gevolgen van een dergelijke internationale verhuizing goed te overzien. De Raad heeft dit op de zitting bevestigd. De rechtbank merkt op dat de manier waarop de ouders de kinderen met deze kwestie hebben belast, niet in hun belang is. De kinderen kunnen hierdoor het gevoel krijgen dat zij tussen de ouders moeten kiezen. Dat is heel onwenselijk.
De moeder heeft verder nog aangevoerd dat de verhuizing moet worden gezien in de context van een expatgezin. De rechtbank ziet dit anders. De ouders zijn in het verleden vanuit een ander land naar Nederland verhuisd, en hebben ervoor gekozen om in Nederland een gezin te stichten. De kinderen zijn hier geboren en opgegroeid. Ze gaan hier naar school en spreken de taal. Verder zijn zij pas één keer in hun leven verhuisd, namelijk na de scheiding van de ouders. De kinderen zijn dus gewend aan de omgeving waar zij nu wonen en zijn hier geworteld. Een verhuizing zou betekenen dat de kinderen uit hun vertrouwde omgeving weg worden gehaald. Hier komt nog bij dat een verhuizing voor [de minderjarige1] mogelijk extra ingewikkeld zal zijn, omdat zij een autismespectrumstoornis heeft.
5.8
Aanvullend overweegt het hof het volgende. Het hof begrijpt de wens van de moeder om te verhuizen naar [plaats1] in Engeland. De moeder verwacht samen met haar huidige partner in de zomer van 2025 een baby en haar partner is in [plaats1] opgegroeid, zijn familie woont daar en anders dan in Nederland zullen zij dan een steunend netwerk hebben. Het hof is echter van oordeel dat de moeder met het voorgaande niet dan wel onvoldoende heeft aangetoond dat zij een noodzaak heeft om te verhuizen naar Engeland en dat een verhuizing in het belang van de kinderen moet worden geacht. Zoals ook de rechtbank heeft geconstateerd wil de moeder het beste voor haar kinderen en is zij ervan overtuigd dat zij een beter leven zullen krijgen in Engeland. Alleen is dat voor het hof, op de gronden die de moeder heeft aangevoerd, niet komen vast te staan. Het hof acht een verhuizing naar Engeland juist niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Zij wonen al hun hele leven in Nederland, gaan hier naar school en hebben hier hun sociale leven en een goede omgangsregeling met de vader. Anders dan de moeder stelt, heeft het hof in het gesprek met [de minderjarige2] kunnen vaststellen dat in elk geval [de minderjarige2] de Nederlandse taal goed beheerst. [de minderjarige2] heeft verteld over haar sociale leven in Nederland waar zij veel waarde aan hecht en ook heeft zij verteld graag met de moeder in [woonplaats1] te willen blijven wonen. Over [de minderjarige1] leest het hof in het dossier dat bij haar sprake is van een autismespectrumstoornis en dat op school onder meer wordt gezien dat [de minderjarige1] het lastig vindt om vriendschappen te maken, maar ook dat [de minderjarige1] moeite heeft met het uiten en reguleren van haar emoties en bij controleverlies boos kan worden, aandacht kan vragen of ongemakkelijk gedrag kan vertonen. Vanwege haar persoonlijke problematiek zal een grote gebeurtenis als een verhuizing naar het buitenland heel ingewikkeld kunnen zijn, zeker nu de moeder stelt dat [de minderjarige1] niet goed tegen veranderingen kan, hetgeen ook passend is bij haar problematiek. De stelling van de moeder dat het onderwijs in Engeland vooral voor [de minderjarige1] beter is, is voor het hof op basis van de door de moeder overgelegde stukken niet komen vast te staan. Maar al zou het onderwijs beter aansluiten bij de onderwijsbehoefte van [de minderjarige1] dan nog staat naar het oordeel van het hof de noodzaak om te verhuizen daarmee niet vast. Tevens neemt het hof in aanmerking dat de moeder weliswaar informatie heeft overgelegd ten aanzien van de mogelijkheden wat betreft wonen, scholen en werk voor haar partner in Engeland, maar concreet bestaat op deze punten op dit moment nog geen zekerheid en is vooral onzeker of de moeder en de kinderen zich definitief in Engeland zouden mogen vestigen, omdat zij niet de Britse nationaliteit hebben. Ook hetgeen de moeder voor het overige heeft aangevoerd weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen het belang van de kinderen dat zij twee betrokken ouders in hun leven blijven houden in hun directe omgeving en zij op regelmatige basis contact met de vader hebben, zoals ook geadviseerd door de raad op de mondelinge behandeling. Een verhuizing naar Engeland zou betekenen dat het contact van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met de vader anders gaat worden. De moeder heeft een alternatieve zorgregeling voorgesteld waarbij de vader vooral tijdens schoolvakanties de kinderen veel zou kunnen zien, maar het hof is het met de vader eens dan ondanks de geboden compensatie zijn vaderrol anders gaat worden. Er bestaat een aanmerkelijk risico dat bij de verhuizing op de langere termijn sprake zal zijn van verminderd contact tussen de vader en de kinderen en de verhuizing gevolgen zal hebben voor de mogelijkheden van de vader om invulling te blijven geven aan het ouderschap en zijn betrokkenheid bij de kinderen. Zeker nu niet ter discussie staat dat de vader een betrokken ouder is. Doordat het sociale netwerk en de activiteiten van de kinderen zich uitbreiden naarmate ze ouder worden, zullen zij steeds meer behoefte krijgen aan een flexibelere zorgregeling en dat is met ouders die in verschillende landen wonen niet mogelijk.
5.9
De wens van de moeder om samen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen naar [plaats1] in Engeland, acht het hof – nog los van de eerdere overweging dat de noodzaak onvoldoende is onderbouwd – onder de gegeven omstandigheden ondergeschikt aan het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij het behoud van een (goede) relatie met hun beide ouders en het belang van de vader om als ouder een substantiële rol in het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te hebben en invulling te kunnen blijven geven aan zijn ouderschap.
5.1
Nu het hof het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing afwijst, komt het hof niet toe aan de voorwaardelijke verzoeken van de moeder.
5.11
Het hof zal de beschikking van 23 juli 2024 wat betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] in Engeland te verhuizen, bekrachtigen.
De proceskosten
5.12
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat ieder de eigen kosten draagt, nu de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de tijdens die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 juni 2024;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 juli 2024 voor zover daarbij het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] in Engeland te verhuizen, is afgewezen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, H. Phaff en A.L.H. Ernes en is op 24 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 7 Brussel II-ter