ECLI:NL:GHARL:2025:2454

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
200.341.379
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontruiming wegens geluidsoverlast door huurder

In deze zaak heeft [appellant], een huurder van een woning van Woonstichting De Kernen, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland. De kantonrechter had op 17 april 2024 geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden vanwege aanhoudende geluidsoverlast die [appellant] veroorzaakte door het draaien van harde muziek, ook 's nachts. Buren hadden herhaaldelijk geklaagd over de overlast, en zowel De Kernen als de politie hadden [appellant] aangesproken om de overlast te verminderen, wat niet leidde tot verbetering. De kantonrechter heeft de vorderingen van De Kernen toegewezen en [appellant] in verzet gekomen, maar het bestreden vonnis werd bekrachtigd.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat er voldoende bewijs was van de geluidsoverlast, waaronder verklaringen van andere bewoners en politierapportages. [appellant] voerde aan dat De Kernen meer onderzoek had moeten doen naar de overlast, maar het hof oordeelde dat de klachten voldoende waren onderbouwd en dat [appellant] niet had aangetoond dat er sprake was van vooroordelen van de andere bewoners. Het hof concludeerde dat het hoger beroep faalde en dat het vonnis van de kantonrechter in stand bleef. [appellant] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.379
zaaknummer rechtbank 10927162
arrest van 22 april 2025
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde en als eiser in de verzetprocedure
hierna te noemen: [appellant]
advocaat: mr. V.W.J.H. Kobossen
en
WOONSTICHTING DE KERNEN
die is gevestigd in Maasdriel
en bij de rechtbank optrad als eiseres en als gedaagde in de verzetprocedure
hierna te noemen: De Kernen
advocaat: mr. R. Boekhoff

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de kantonrechter) op 17 april 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • het nagezonden bericht van de zijde van [appellant] met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter van 18 maart 2024
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 26 maart 2025 is gehouden.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] huurde sinds eind 2022 een woning van De Kernen in een appartementencomplex. Vanaf toen hebben zijn buren geklaagd over geluidsoverlast die [appellant] veroorzaakte door het draaien van harde muziek, ook ’s nachts. Ook zeiden zij last te hebben van de lucht van wiet en zijn agressieve manier van doen als zij iets zeiden van de muziek. De Kernen en de politie hebben hem herhaaldelijk aangesproken om iets aan de overlast te doen. Dat leidde niet tot een afname van klachten. Nadat de kantonrechter daarom heeft geoordeeld dat de overlast reden was om de huurovereenkomst te ontbinden, is de woning ontruimd.
2.2.
De Kernen vorderde bij de kantonrechter dat die per datum vonnis de huurovereenkomst zou ontbinden en dat [appellant] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning diende te ontruimen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
2.3.
De kantonrechter heeft op 15 november 2023 een verstekvonnis gewezen waarin hij de vorderingen toewees. [appellant] is in verzet gekomen. Dat heeft geleid tot het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter het verstekvonnis heeft bekrachtigd. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen van De Kernen alsnog worden afgewezen.
2.4.
Het hof zal beslissen dat het hoger beroep faalt. Dat betekent dat het vonnis van de kantonrechter in stand blijft. Het hof licht dat toe in het navolgende.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

3.1.
De Kernen heeft in de procedure in eerste aanleg voorafgaand aan en na het verstekvonnis en in hoger beroep verklaringen van de andere bewoners van het appartementencomplex en geluidsfragmenten in het geding gebracht. Die verklaringen bevatten klachten over de overlast die [appellant] veroorzaakt. De kantonrechter heeft, op basis van de verklaringen die toen waren overgelegd, geoordeeld dat is komen vast te staan dat [appellant] in elk geval sinds januari 2023 geluidsoverlast heeft veroorzaakt voor de andere bewoners. [appellant] voert daartegen als bezwaar aan dat De Kernen zelf meer onderzoek had moeten doen om de geluidsoverlast objectief vast te stellen. Volgens hem zijn de klachten (mogelijk) ingegeven door vooroordelen van de andere bewoners over [appellant] ’ uiterlijk en gedrag (anders dan het eigenlijke overlast gevende gedrag). Bovendien had er met hem gecommuniceerd moeren worden, voert hij aan, zodat hij de kans had gehad zijn gedrag aan te passen. Die bezwaren falen.
3.2.
Het hof stelt vast dat er van alle bewoners van het appartementencomplex klachten zijn ontvangen over geluidsoverlast (dat is door [appellant] niet tegengesproken) en dat die zijn gespecificeerd naar datum en soort van overlast, dat de verschillende verklaringen elkaar ondersteunen en de hele periode beslaan dat [appellant] in de woning heeft gewoond. Er blijkt ook uit dat de andere bewoners er soms wanhopig van worden dat zij keer op keer midden in de nacht door harde stampende muziek wakker worden gemaakt. In hoger beroep is een bestuurlijke rapportage van de politie overgelegd. Deze ziet op (ongeveer) het laatste half jaar dat [appellant] in de woning woonde. Uit dat rapport blijkt eveneens dat er bij de politie in die periode vaak meldingen zijn gemaakt van overlast die [appellant] veroorzaakte, dat de politie meermalen zelf heeft geconstateerd dat sprake was van harde muziek midden in de nacht en dat [appellant] daar verschillende keren voor is bekeurd (meer dan de twee keer die hij toegeeft, eerder vier of vijf keer) en dat de politie behalve het uitdelen van bekeuringen ook diverse waarschuwingsgesprekken met [appellant] heeft gevoerd. [appellant] heeft niet tegengesproken dat de klachten over overlast er pas zijn gekomen sinds [appellant] in de woning woont.
3.3.
Tegenover dit alles stelt [appellant] alleen dat De Kernen ander of meer onderzoek had moeten nadoen. [appellant] heeft niet voldoende concreet toegelicht hoe dat andere of meer onderzoek er dan uit had moeten zien. Het recht bevat geen regel dat geluidsoverlast alleen door objectief meten kan worden vastgesteld. De Kernen hééft onderzoek gedaan: zij is immers met de bewoners, de politie en met [appellant] in gesprek gegaan – dat laatste voor zover dat mogelijk was, want volgens De Kernen gaf [appellant] meermalen geen thuis, terwijl medewerkers van De Kernen waarnamen dat hij wel in de woning was. Ook uit de politierapportage blijkt dat de politie soms moeilijk met [appellant] in contact kwam, ook als hij thuis was. De geluidsoverlast is dan ook deugdelijk onderbouwd door De Kernen. Bovendien is deze op zichzelf niet (voldoende) weersproken door [appellant] . Ook stelt het hof vast dat het [appellant] niet kan zijn ontgaan dat anderen overlast van hem ondervonden. Dat volgt uit de politierapportage voor de periode na september 2023, maar al op 5 januari 2023 is er een stopgesprek gevoerd met [appellant] . Dit alles betekent dat het verwijt aan De Kernen dat zij meer of beter onderzoek had moeten doen in de lucht blijft hangen en niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter.
3.4.
Verder is er door [appellant] niets aangevoerd dat redelijkerwijs kan worden opgevat als een argument waarom de huurovereenkomst ondanks de voortdurende overlast niet zou moeten worden ontbonden. Nu de grieven falen, komt het hof aan overige verweren van [appellant] , zoals gevoerd in eerste aanleg, niet toe. Voor zover de advocaat van [appellant] door een algemene verwijzing naar de stukken in eerste aanleg heeft geprobeerd ook die te betrekken bij de inhoud van de grieven, volgt het hof hem daarin niet. Een dergelijke algemene verwijzing is immers te vaag en algemeen en het is niet redelijk om van de wederpartij te verwachten tegen alles wat [appellant] eerder heeft aangevoerd, of wat daarin gelezen zou moeten worden, verweer te voeren zonder te weten hoe en op welke wijze die argumenten in hoger beroep een rol spelen.
3.5.
[appellant] maakt ten slotte bezwaar tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad; hij is het er niet mee eens dat het vonnis van de kantonrechter kon worden uitgevoerd terwijl er nog hoger beroep mogelijk was. Nu naar het oordeel van het hof de kantonrechter een juiste belangenafweging heeft gemaakt gelet op de voortdurende overlast voor de andere bewoners en de ontruiming bovendien feitelijk al is bewerkstelligd, heeft [appellant] zijn bezwaar onvoldoende onderbouwd. Hij heeft er hoe dan ook geen belang bij.
De conclusie
3.6.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 17 april 2024;
4.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de proceskosten van De Kernen, tot zover begroot op:
€ 798,- aan griffierecht
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van De Kernen (2 procespunten x het toepasselijke tarief II);
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
4.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Verkijk, C. Hoogland en M.F.J.N. van Osch, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.