Uitspraak
Schwarte Bau,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
- zijn de rechtbank en het hof bevoegd om over de zaak te oordelen;
- hoe moet de garantie moet worden uitgelegd;
3.Het oordeel van het hof
2.
6.
€ 156.069,42 incl. btw.
a) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken;
b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken, of
c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft of
Vermeerdering van eis
De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 20 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC4959,
NJ 2009, 21) en 19 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI8771) immers overwogen dat de in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusieregel ook de – ingevolge artikel 130 lid 1 in verbinding met artikel 353 lid 1 Rv – aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis, in hoger beroep beperkt in die zin dat hij in beginsel zijn eis slechts kan veranderen of vermeerderen niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord. Dit geldt ook als deze eisverandering of -vermeerdering niet als een grief moet worden aangemerkt.
Schwarte Bau stelt zich echter op het standpunt dat de rechtbank bij de uitleg van de garantiebepaling de Haviltex-maatstaf verkeerd heeft toegepast en zodoende tot een onjuiste conclusie is gekomen. Zij voert in dat verband het volgende aan.
De garantie was
uitsluitendvan toepassing op het lijmsysteem en niet op het onderliggende regelwerk, aangeduid als “latwerk”. Dat was wat Schwarte Bau en [naam1] destijds beoogden.
De oorzaak van de in 2019 geconstateerde gebreken is niet in de lijm gelegen, maar in een gebrek aan ventilatie en een verkeerde positionering van de latten. Daarom komt aan [geïntimeerden] geen beroep op de garantie toe.
De garantie was geen aanvulling op de door de lijmleverancier afgegeven garantie, maar
een aanvulling op de “normale” garantie die Schwarte Bau moet geven op basis van haar wettelijke verplichting de kwaliteit te leveren die van een gemiddeld aannemer verwacht mag worden. De garantiebepaling moet bovendien restrictief worden uitgelegd, omdat [geïntimeerden] geen enkele tegenprestatie jegens Schwarte Bau heeft geleverd voor het kunnen inroepen van de garantie, terwijl de consequenties van het feit dat ook derden (rechtsopvolgers van [naam1] ) een beroep op de garantie kunnen doen, groot zijn voor Schwarte Bau. Het zou in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als [geïntimeerden] de huidige gebreken op kosten van Schwarte Bau zouden kunnen laten herstellen.
Deze leverancier heeft vervolgens een garantieverklaring afgegeven voor dat lijmsysteem.
De garantie sub 4 (en 5) houdt immers niet alleen in:
nietis aangegeven dat dit beperkt is tot problemen veroorzaakt door het lijmsysteem. In het tweede deel van het citaat wordt uitdrukkelijk een garantie gegeven voor gebreken van andere aard ten aanzien van de gevelbeplating of het achterliggende regelwerk.
Zonder nadere toelichting van de zijde van Schwarte Bau, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de garantieverklaring, die door haar zelf is opgesteld, op deze manier is geformuleerd, wanneer het uitsluitend de bedoeling zou zijn geweest alleen een garantie voor het lijmsysteem te geven. Naar het oordeel van het hof ligt het juist veel meer in de rede dat Schwarte Bau indertijd een verderstrekkende garantie heeft verstrekt, die overeenkomt met de letterlijke bewoordingen van de door haar opgestelde verklaring. De problemen met de gevelbeplating deden zich immers al in 2012 voor, in het eerste jaar na de bouw van de woning. [naam1] behoefde dergelijke problemen bij een nieuwe woning niet te verwachten en Schwarte Bau moest op haar beurt instaan voor de kwaliteit van het werk. In die omstandigheden lag het in de rede dat Schwarte Bau [naam1] garandeerde dat zich ten aanzien van de gevelbeplating en het achterliggende regelwerk binnen 10 jaar niet opnieuw gebreken op het gebied van hechting of van andere aard zouden voordoen.
Nu Schwarte Bau geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat zij met [naam1] iets anders heeft afgesproken dan door haar zelf schriftelijk is vastgelegd, gaat het hof aan het bewijsaanbod van Schwarte Bau voorbij.
€ 156.069,42. [geïntimeerden] hebben bij hun vordering op deze begroting gebaseerd, met dien verstande dat zij genoemd bedrag hebben vermeerderd met een bedrag van
€ 11.640,02 wegens de sinds november 2021 gestegen bouwkosten. De rechtbank heeft het aldus gevorderde bedrag aan herstelkosten van € 167.709,44 toegewezen.
Voor het eerst bij memorie van grieven in hoger beroep heeft Schwarte Bau de stelling ingenomen dat de door de deskundige begrote herstelkosten ‘veel te hoog’ zijn. Schwarte Bau heeft die stelling niet van enige onderbouwing voorzien, maar heeft slechts aangekondigd dat zij een contra-expertise zou laten uitvoeren door de heer [naam5] van de firma Krantz & Polak Resolve te Bilthoven.
4.De beslissing
1 april 2025.