ECLI:NL:GHARL:2025:2030

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
200.338.684/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een door de aannemer afgegeven garantieverklaring en de rechten van opvolgend eigenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Schwarte Bau GmbH, een Duits aannemingsbedrijf, en de opvolgende eigenaren van een woning in [woonplaats1]. De zaak betreft de uitleg van een garantieverklaring die door Schwarte Bau is afgegeven na het constateren van gebreken aan de gevelplaten van de woning. De oorspronkelijke eigenaren, de familie [naam1], hadden in 2011 de woning laten bouwen en constateerden in 2012 gebreken aan de gevelplaten. Na de verkoop van de woning aan [geïntimeerden], die in 2019 opnieuw gebreken ontdekten, hebben zij een beroep gedaan op de garantie. Het hof moest oordelen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, de uitleg van de garantie en de hoogte van de schadevergoeding. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de garantie ook geldt voor de rechtsopvolgers van de oorspronkelijke eigenaren. De rechtbank had eerder de vordering van [geïntimeerden] tot schadevergoeding toegewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Het hof heeft ook de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke kosten toegewezen aan [geïntimeerden].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.684/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 141776
arrest van 1 april 2025
in de zaak van
Schwarte Bau GmbH,
die is gevestigd in Rhede-Brual, Duitsland,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
Schwarte Bau,
advocaat: mr. E.T. van Dalen te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

en
2. [geïntimeerde2],
die wonen in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. J.A.M. Janssen te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Schwarte Bau heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 22 maart 2023, 21 juni 2023 en 7 februari 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord
• een akte van Schwarte Bau
• een antwoord-akte van [geïntimeerden]

2.De kern van de zaak

2.1
Schwarte Bau heeft in opdracht van de familie [naam1] een woning gebouwd in [woonplaats1] . Nadat de familie [naam1] gebreken constateerde aan de gevelplaten van de woning heeft Schwarte Bau een garantieverklaring afgegeven. [geïntimeerden] hebben de woning van de familie [naam1] gekocht. [geïntimeerden] hebben, nadat zich opnieuw problemen voordeden, een beroep gedaan op de garantie en Schwarte Bau gesommeerd om tot herstel van de gevelbeplating over te gaan. Inmiddels vorderen [geïntimeerden] niet langer nakoming maar vervangende schadevergoeding.
2.2
Het gaat in deze procedure om de volgende vragen:
- zijn de rechtbank en het hof bevoegd om over de zaak te oordelen;
- hoe moet de garantie moet worden uitgelegd;
- wat is de omvang van de schade / de hoogte van de herstelkosten.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het vonnis moet worden bekrachtigd en aangevuld. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) tegen het vonnis zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De feiten
3.2
Schwarte Bau is een Duits aannemingsbedrijf dat zich ook richt op de Nederlandse markt.
3.3
In 2011 heeft Schwarte Bau in opdracht van de familie [naam1] een woning aan het [adres] te [woonplaats1] gebouwd.
3.4
In de zomer van 2012 heeft de familie [naam1] gebreken geconstateerd aan de gevelplaten van de woning. Naar aanleiding van deze gebreken heeft Schwarte Bau een garantieverklaring afgegeven waarin zij zich jegens de familie [naam1] en haar rechtsopvolgers verbindt herstelwerkzaamheden uit te voeren wanneer zich binnen de garantieperiode gebreken aan de gevelbeplating voordoen als vermeld in de verklaring. De garantieverklaring houdt het volgende in:
“1.
Tussen Schwarte Bau GmbH en [naam1] en [naam2] (" [naam1] ") is op 3 juni 2009 een overeenkomst gesloten waarbij Schwarte Bau GmbH zich heeft verplicht de woning van [naam1] aan het adres [adres] te [woonplaats1] te realiseren. Een onderdeel van de werkzaamheden betrof het aanbrengen van Cembrit gevelplaten, type Plannatural natuurgevelplaten, Granit 67, 6 mm dik.
2.
In de zomer van 2012 heeft [naam1] geconstateerd dat de gevelplaten aan de west- en de zuidgevel van de woning gebreken vertoonden. Gebleken is, dat de gevelbeplating niet conform de voorschriften was aangebracht.
3.
In de zomer van 2013 heeft Schwarte Bau GmbH middels inschakeling van een onderaannemer de geconstateerde gebreken aan de west- en de zuidgevel hersteld onder leiding van de heer [naam3] van HQ Bonding B.V. te Vlaardingen die voor het geleverde lijmsysteem bijgaande (*)
garantieverklaring heeft afgegeven.
4.
In aanvulling op de door HQ Bonding B.V. afgegeven garantie ten aanzien van het lijmsysteem
garandeert Schwarte Bau GmbH dat de gevelbeplating gedurende dezelfde periode van 10 jaren, dat wil zeggen tot 25 juli 2023, geen gebreken op het gebied van hechting van gevelbeplating aan het achterliggende regelwerk vertoont, noch gebreken van andere aard zich ten aanzien van de gevelbeplating of het achterliggende regelwerk zich voor zullen doen. Deze garantie betreft de gevelbeplating aan de zuid- en de westgevel van de woning.
5.
Schwarte Bau garandeert voorts ten aanzien van de gevelbeplating aan de noord- en de oostzijde van de woning, dat de gevelbeplating gedurende een periode van 10 jaren, dat wil zeggen tot 25 juli 2023, geen gebreken op het gebied van hechting van gevelbeplating aan het achterliggende regelwerk vertoont, noch gebreken van andere aard zich ten aanzien van de gevelbeplating of het achterliggende regelwerk zich voor zullen doen.
6.
Klachten ten aanzien van de gevelbeplating binnen de garantieperiode dient [naam1] schriftelijk aan Schwarte Bau GmbH kenbaar te maken, waarna Schwarte Bau GmbH onverwijld zal overgaan tot verrichting van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden.
7.
De onder 4 en 5 door Schwarte Bau GmbH afgegeven garanties jegens [naam1] gelden eveneens ten opzichte van rechtsopvolgers van [naam1] , die gedurende de garantieperiode het eigendom van de woning onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen.”
3.5
Medio 2019 ontdekten [geïntimeerden] gebreken aan de (bevestiging van de) gevelbeplating aan de woning, zowel aan de zuid- en noordzijde, als aan de west- en oostkant van de woning. Bij de bevestiging van de gevelbeplating zijn de normen voor een toereikende ventilatie niet in acht genomen. Dat resulteert erin dat de gevelplaten gedeeltelijk krom trekken. Ook zijn de houtlatten waarmee de gevelbeplating werd verlijmd niet juist aangebracht. De verlijming is ook niet overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant geschied.
3.6
[geïntimeerden] hebben in een brief van 28 oktober 2019 melding gemaakt van de gebreken en een beroep gedaan op de garantie. Zij hebben Schwarte Bau verzocht en voor zover nodig gesommeerd om de gebreken uiterlijk 15 december 2019 te herstellen.
3.7
Schwarte Bau heeft vervolgens een aantal malen verzocht om de hersteltermijn te verlengen, laatstelijk tot eind januari 2020. [geïntimeerden] zijn daarmee akkoord gegaan.
3.8
[geïntimeerden] hebben op 16 november 2020 een verzoek ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft bij beschikking van 25 januari 2021 een deskundigenonderzoek bevolen. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam4] van Ingenieursbureau voor Bouwtechniek Goedstikker-De Vries B.V.
3.9
Op 21 oktober 2021 heeft de deskundige zijn rapport uitgebracht. De deskundige heeft in antwoord op de door de rechtbank gestelde vragen – samengevat – aangegeven dat er geen sprake is van goed en deugdelijk werk, dat de ventilatie en de positie van de latten niet deugt, dat de platen kromtrekken, losraken en verticaal scheuren en dat het noodzakelijk is alle platen te verwijderen en op de door de deskundige omschreven wijze te herplaatsen. De kosten daarvan zijn door de deskundige begroot op een bedrag van
€ 156.069,42 incl. btw.
3.1
Nadat partijen het deskundigenrapport hadden ontvangen, heeft Schwarte Bau wederom toegezegd de gevelbeplating te zullen herstellen, maar zij heeft dat niet gedaan.
3.11
In een e-mail van 29 april 2022 hebben [geïntimeerden] Schwarte Bau een laatste termijn tot 30 juni 2022 gegeven. Daarbij hebben ze aangezegd dat zij, indien herstel niet plaatsvindt binnen die termijn, vervangende schadevergoeding zullen vorderen.
3.12
[geïntimeerden] hebben in een e-mail van 26 juli 2022 aanspraak gemaakt op schadevergoeding. Daarbij hebben zij aansluiting gezocht bij de schadeberekening uit het deskundigenrapport, en aanspraak gemaakt op een bedrag van € 156.069,42, te vermeerderen met een bedrag van € 11.640,02 wegens de sinds november 2021 gestegen bouwkosten. Schwarte Bau is vervolgens niet tot betaling overgegaan.
3.13
[geïntimeerden] hebben bij de rechtbank gevorderd Schwarte Bau te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 167.709,44 vermeerderd met rente en kosten.
3.14
De rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Schwarte Bau is dat de toegewezen vordering alsnog wordt afgewezen.
Bevoegdheid
3.15
Schwarte Bau, die gevestigd is in Duitsland, stelt zich op het standpunt dat de Duitse rechter bevoegd is om over de zaak te oordelen, omdat artikel 4 van de ten deze van toepassing zijnde Verordening EG nr 1215/2012 (hierna: Brussel I-bis) bepaalt dat een gedaagde die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in beginsel wordt opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.
3.16
Het hof is evenwel met de rechtbank van oordeel dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen bevoegd was, zodat ook het hof bevoegd is. Het hof legt dat hierna uit.
3.17
Uit artikel 5 Brussel I-bis, dat uitzonderingen mogelijk maakt op de hoofdregel van artikel 4, volgt dat degenen die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, slechts voor het gerecht van een andere lidstaat kunnen worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk II Brussel I-bis gegeven regels (de artikelen 7 tot en met 26).
3.18
Afdeling 4 (de artikelen 17 tot en met 19) bevat bevoegdheidregels voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Artikel 17 bepaalt dat voor overeenkomsten gesloten door een consument voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, de bevoegdheid in afdeling van Brussel I-bis wordt geregeld wanneer
a) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken;
b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken, of
c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft of
dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere
staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.
3.19
De situatie als vermeld onder c) doet zich hier voor: Schwarte Bau is een Duitse rechtspersoon die commerciële activiteiten ontplooit in Nederland. Zij heeft voor de familie [naam1] een woning gebouwd en heeft in het kader van die commerciële activiteiten een garantie verstrekt voor de kwaliteit van de gevelbeplating. Daarbij is uitdrukkelijk overeengekomen dat niet alleen [naam1] , maar ook diens rechtsopvolgers [geïntimeerden] rechten aan die garantieovereenkomst kunnen ontlenen. Zowel [naam1] als [geïntimeerden] zijn aan te merken als consumenten en de overeenkomst, die zag op een ter zake van de bouw van een woning afgegeven garantie, is een overeenkomst die niet als bedrijfs- of beroepsmatig voor [naam1] en/of [geïntimeerden] kan worden beschouwd.
3.2
Artikel 18 bepaalt dat de rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen een wederpartij bij de overeenkomst, onder meer kan worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft.
3.21
[geïntimeerden] , die de rechtsvordering tegen Schwarte Bau hebben ingesteld, hebben woonplaats in [woonplaats1] zodat aan de rechtbank en het hof bevoegdheid toekomt. [1]
Toepasselijk recht
3.22
[geïntimeerden] hebben zich in de procedure bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat Duits recht van toepassing is. Schwarte Bau is van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank op dit punt. [geïntimeerden] zijn aan te merken als consumenten. Daardoor valt de rechtsverhouding van partijen onder de werkingssfeer van de Verordening EG nr 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome-I). In artikel 6 Rome-I is bepaald dat een consumentenovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. [geïntimeerden] hebben woonplaats in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Niet-ontvankelijkheid
3.23
Schwarte Bau heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank van 23 maart 2023, 21 juni 2023 en 7 februari 2024. Tegen het vonnis van 23 maart 2023 zijn geen grieven gericht. In zoverre is Schwarte Bau niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep.
Vermeerdering van eis
3.24
[geïntimeerden] hebben hun vordering bij memorie van antwoord tevens akte vermeerdering van eis vermeerderd met de kosten van het voorlopig deskundigenbericht dat voorafgaand aan deze procedure heeft plaatsgehad.
3.25
Schwarte Bau heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vermeerdering van eis niet mogelijk is omdat [geïntimeerden] geen incidenteel appel hebben ingesteld.
3.26
Het hof overweegt als volgt. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad dienen als grieven te worden aangemerkt alle gronden die worden aangevoerd ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd (ECLI:NL:HR:2006:AU8278). Als grief moet daarom ook worden aangemerkt een verandering of vermeerdering van eis in hoger beroep indien toewijzing daarvan zou meebrengen dat het dictum van het vonnis van de rechtbank door een ander moet worden vervangen zodat het vonnis vernietigd moet worden.
3.27
[geïntimeerden] voeren aan dat geen sprake is van een (incidentele) grief. Zij willen geen vernietiging van het dictum - zij concluderen tot bekrachtiging van het vonnis - maar willen een aanvulling daarop. Zij vorderen een aanvullend bedrag, namelijk de kosten van het voorlopig deskundigenbericht en buitengerechtelijke kosten.
3.28
De discussie of deze vermeerdering van eis al dan niet als een grief in het incidenteel hoger beroep moet worden aangemerkt, is in deze zaak niet relevant, omdat [geïntimeerden] hun eis tijdig, namelijk bij memorie van antwoord hebben vermeerderd.
De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 20 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC4959,
NJ 2009, 21) en 19 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI8771) immers overwogen dat de in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusieregel ook de – ingevolge artikel 130 lid 1 in verbinding met artikel 353 lid 1 Rv – aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis, in hoger beroep beperkt in die zin dat hij in beginsel zijn eis slechts kan veranderen of vermeerderen niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord. Dit geldt ook als deze eisverandering of -vermeerdering niet als een grief moet worden aangemerkt.
3.29
Het hof zal daarom recht doen op de vermeerderde eis van [geïntimeerden]
De uitleg van de garantieverklaring
3.3
Schwarte Bau betwist niet dat de gevelbeplating gebreken vertoont en dat deze gebreken zich binnen de garantietermijn hebben geopenbaard en herstel behoeven.
Schwarte Bau stelt zich echter op het standpunt dat de rechtbank bij de uitleg van de garantiebepaling de Haviltex-maatstaf verkeerd heeft toegepast en zodoende tot een onjuiste conclusie is gekomen. Zij voert in dat verband het volgende aan.
De garantie was
uitsluitendvan toepassing op het lijmsysteem en niet op het onderliggende regelwerk, aangeduid als “latwerk”. Dat was wat Schwarte Bau en [naam1] destijds beoogden.
De oorzaak van de in 2019 geconstateerde gebreken is niet in de lijm gelegen, maar in een gebrek aan ventilatie en een verkeerde positionering van de latten. Daarom komt aan [geïntimeerden] geen beroep op de garantie toe.
De garantie was geen aanvulling op de door de lijmleverancier afgegeven garantie, maar
een aanvulling op de “normale” garantie die Schwarte Bau moet geven op basis van haar wettelijke verplichting de kwaliteit te leveren die van een gemiddeld aannemer verwacht mag worden. De garantiebepaling moet bovendien restrictief worden uitgelegd, omdat [geïntimeerden] geen enkele tegenprestatie jegens Schwarte Bau heeft geleverd voor het kunnen inroepen van de garantie, terwijl de consequenties van het feit dat ook derden (rechtsopvolgers van [naam1] ) een beroep op de garantie kunnen doen, groot zijn voor Schwarte Bau. Het zou in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als [geïntimeerden] de huidige gebreken op kosten van Schwarte Bau zouden kunnen laten herstellen.
3.31
[geïntimeerden] hebben de stellingen van Schwarte Bau gemotiveerd betwist. Zij achten het oordeel van de rechtbank juist en de tekst van de garantie duidelijk. [geïntimeerden] vinden de stelling van Schwarte Bau dat het feit dat zij “geen tegenprestatie” zouden hoeven leveren en zouden “profiteren”, wat tot een andere uitleg van de garantie zou moeten leiden, onbegrijpelijk. [geïntimeerden] hebben benadrukt dat zij, net als [naam1] , een woning hebben gekocht in de veronderstelling dat die in deugdelijke staat verkeerde. Nu dat niet het geval blijkt te zijn, is het door de deskundige geadviseerde herstelwerk nodig om de woning in de staat te brengen waarvoor [geïntimeerden] de koopprijs hebben betaald.
3.32
Het hof stelt voorop dat de vraag welke rechten [geïntimeerden] aan de garantiebepaling kunnen ontlenen, moet worden beantwoord aan de hand van hetgeen Schwarte Bau en [naam1] dienaangaande zijn overeengekomen. Het komt bij de uitleg van deze garantieverklaring, die mede ten gunste van [geïntimeerden] als derde strekt, niet alleen aan op een taalkundige uitleg van die bepaling maar ook op de zin die Schwarte Bau en [naam1] in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn (de Haviltex-maatstaf). [geïntimeerden] kunnen niet meer aanspraken krijgen dan [naam1] , in wiens rechten zij zijn getreden, maar ook niet minder. [2]
3.33
Het hof stelt vast dat Schwarte Bau in de toelichting op haar tweede grief geen andere stellingen heeft betrokken dan zij in eerste aanleg heeft gedaan en die alle gemotiveerd door de rechtbank zijn verworpen. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank en voegt daar het volgende aan toe.
3.34
Tussen partijen staat vast dat de aanleiding voor het afgeven van de garantieverklaring in juli 2013 was gelegen in het feit dat de gevelbeplating in de zomer van 2012 - en dus kort na de bouw van de woning - losliet. Er zijn in 2013 herstelwerkzaamheden verricht door de onderaannemer van Schwarte Bau, onder leiding van een medewerker van HQ Bonding B.V. te Vlaardingen, de leverancier van het lijmsysteem.
Deze leverancier heeft vervolgens een garantieverklaring afgegeven voor dat lijmsysteem.
3.35
Schwarte Bau stelt dat de garantie die zij zelf heeft gegeven eveneens uitsluitend ziet op de verlijming. Dat staat echter haaks op de tekst van de garantieverklaring.
De garantie sub 4 (en 5) houdt immers niet alleen in:
“In aanvulling op de door HQ Bonding B.V. afgegeven garantie ten aanzien van het lijmsysteem
garandeert Schwarte Bau GmbH dat de gevelbeplating gedurende dezelfde periode van 10 jaren, dat wil zeggen tot 25 juli 2023, geen gebreken op het gebied van hechting van gevelbeplating aan het achterliggende regelwerk vertoont…”
maar vervolgt met:
“….noch gebreken van andere aard zich ten aanzien van de gevelbeplating of het achterliggende regelwerk zich voor zullen doen.”
3.36
Het eerste deel van het citaat ziet op hechtingsproblemen, waarbij
nietis aangegeven dat dit beperkt is tot problemen veroorzaakt door het lijmsysteem. In het tweede deel van het citaat wordt uitdrukkelijk een garantie gegeven voor gebreken van andere aard ten aanzien van de gevelbeplating of het achterliggende regelwerk.
Zonder nadere toelichting van de zijde van Schwarte Bau, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de garantieverklaring, die door haar zelf is opgesteld, op deze manier is geformuleerd, wanneer het uitsluitend de bedoeling zou zijn geweest alleen een garantie voor het lijmsysteem te geven. Naar het oordeel van het hof ligt het juist veel meer in de rede dat Schwarte Bau indertijd een verderstrekkende garantie heeft verstrekt, die overeenkomt met de letterlijke bewoordingen van de door haar opgestelde verklaring. De problemen met de gevelbeplating deden zich immers al in 2012 voor, in het eerste jaar na de bouw van de woning. [naam1] behoefde dergelijke problemen bij een nieuwe woning niet te verwachten en Schwarte Bau moest op haar beurt instaan voor de kwaliteit van het werk. In die omstandigheden lag het in de rede dat Schwarte Bau [naam1] garandeerde dat zich ten aanzien van de gevelbeplating en het achterliggende regelwerk binnen 10 jaar niet opnieuw gebreken op het gebied van hechting of van andere aard zouden voordoen.
Nu Schwarte Bau geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat zij met [naam1] iets anders heeft afgesproken dan door haar zelf schriftelijk is vastgelegd, gaat het hof aan het bewijsaanbod van Schwarte Bau voorbij.
3.37
Zoals hiervoor is overwogen, komen aan [geïntimeerden] op grond van het derdenbeding dezelfde rechten toe als [naam1] . Zij zijn immers in de rechten van [naam1] getreden, doordat Schwarte Bau met [naam1] is overeengekomen dat de garantie niet alleen voor hem gold maar ook voor zijn rechtsopvolgers. Dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat [geïntimeerden] een beroep doen op het derdenbeding, valt bij gebrek een deugdelijke toelichting, die ook in hoger beroep niet is gegeven, niet in te zien. Het enkele feit dat een dergelijk beroep consequenties voor Schwarte Bau heeft, is daarvoor onvoldoende. Dat is nu juist inherent aan het verstrekken van een garantie. [3]
De hoogte van de schade
3.38
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de bevestiging van de gevelbeplating gebreken vertoont en dat deze herstel behoeft. De door de rechtbank benoemde deskundige heeft de kosten van herstel in zijn rapport van 21 oktober 2021 begroot op een bedrag van
€ 156.069,42. [geïntimeerden] hebben bij hun vordering op deze begroting gebaseerd, met dien verstande dat zij genoemd bedrag hebben vermeerderd met een bedrag van
€ 11.640,02 wegens de sinds november 2021 gestegen bouwkosten. De rechtbank heeft het aldus gevorderde bedrag aan herstelkosten van € 167.709,44 toegewezen.
3.39
Schwarte Bau heeft indertijd naar aanleiding van het concept deskundigenrapport een aantal vragen aan de deskundige gesteld, maar geen opmerkingen gemaakt over het door hem begrote bedrag. Ook in de procedure in eerste aanleg heeft Schwarte Bau geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde herstelkosten.
Voor het eerst bij memorie van grieven in hoger beroep heeft Schwarte Bau de stelling ingenomen dat de door de deskundige begrote herstelkosten ‘veel te hoog’ zijn. Schwarte Bau heeft die stelling niet van enige onderbouwing voorzien, maar heeft slechts aangekondigd dat zij een contra-expertise zou laten uitvoeren door de heer [naam5] van de firma Krantz & Polak Resolve te Bilthoven.
3.4
Bij akte van 8 oktober 2024 heeft Schwarte Bau een schadeherstelbegroting in het geding gebracht. Niet van de heer [naam5] maar van mevrouw [naam6] van de firma WX Vastgoed expertise BV te Rotterdam. Schwarte Bau wijdt in haar akte nauwelijks woorden aan dat rapport. Zij volstaat met de opmerking dat mevrouw [naam6] de herstelkosten heeft begroot op een bedrag van € 101.787,41 en dat het hof daarom hooguit dat bedrag zou moeten toewijzen. Schwarte Bau heeft niet aangegeven wat de achtergrond en de expertise van mevrouw [naam6] is en uit haar rapport blijkt dat ook niet. Iedere motivering waarom het hof meer waarde zou moeten toekennen aan de begroting die mevrouw [naam6] als partij-deskundige heeft opgesteld dan aan de begroting van de door de rechtbank benoemde deskundige [naam4] ontbreekt in de akte van Schwarte Bau. Zoals [geïntimeerden] in hun antwoordakte terecht hebben opgemerkt is het niet aan het hof om zelf in het rapport te gaan zoeken naar een mogelijke onderbouwing. Het hof ziet dan ook geen aanleiding anders over de hoogte van de herstelkosten te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. [4]
Kosten voorlopig deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke incassokosten
3.41
Nu de grieven van Schwarte Bau falen en ook het hof het deskundigenrapport als uitgangspunt neemt bij zijn oordeel, zal het hof de vermeerderde eis van [geïntimeerden] toewijzen en Schwarte Bau veroordelen in de kosten van het voorlopig deskundigenbericht.
3.42
Ook de buitengerechtelijke incassokosten, waartegen Schwarte Bau geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zullen worden toegewezen.
De conclusie
3.43
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Schwarte Bau in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Schwarte Bau tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. [5] Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [6]
3.44
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart Schwarte Bau niet-ontvankelijk voor zover haar hoger beroep is gericht tegen het tussenvonnis van 22 maart 2023;
4.2
verwerpt het beroep voor het overige en bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 21 juni 2023 en 7 februari 2024;
4.3
veroordeelt Schwarte Bau om een bedrag van € 4.217,60 aan [geïntimeerden] te voldoen in verband met de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2024 tot op de dag der algehele voldoening;
4.4
veroordeelt Schwarte Bau tot betaling van een bedrag van € 2.452,09 aan [geïntimeerden] in verband met buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 13 augustus 2024 tot op de dag der algehele voldoening;
4.5
veroordeelt Schwarte Bau tot betaling van de volgende proceskosten in hoger beroep van [geïntimeerden]
€ 2.053,- aan griffierecht
€ 5.221,50 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (1,5 procespunten x appeltarief V, € 3.481);
4.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. J.H. Kuiper en mr. M.E.L. Fikkers en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
1 april 2025.

Voetnoten

1.Grief 1 faalt
2.Vgl Hoge Raad 19 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY3123 en
3.Grief 2 faalt
4.Grief 3 faalt.
5.Grief 4 faalt
6.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.