ECLI:NL:GHARL:2025:2008

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
21-001480-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak over langdurige poging tot afpersing van een fruitbedrijf met woningaanslagen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een reeks van gewelddadige aanslagen op woningen van (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf. De verdachte is veroordeeld voor zijn rol als uitvoerder bij vijf woningaanslagen en een verijdelde aanslag. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen verantwoordelijk was voor het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen met mortierbommen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners te duchten was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met een betalingsverplichting ter vergoeding van schade aan de slachtoffers. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging kwam. De zaak is complex, met meerdere betrokkenen en een achtergrond van ernstige criminaliteit, wat heeft geleid tot een grote impact op de slachtoffers en de gemeenschap.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001480-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep,
ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 7 april 2022 met parketnummer 05/780075-20,
en de in eerste aanleg gevoegde strafzaak met parketnummer 05/780031-21,
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
thans verblijvende in P.I. [penitentiaire inrichting] .
Het hoger beroep
Verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11, 14, 15 en 29 november 2024, 21 februari 2025 en 27 maart 2025 (tijdens welke zitting het onderzoek is gesloten) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte voor betrokkenheid bij een vijftal woningaanslagen en een verijdelde aanslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van voorarrest. Ook heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Leeswijzer
1. Verkorte inhoud van de tenlastelegging4
2. Algemene verweren5
2.1. Verweren met betrekking tot vormverzuimen5
2.2. Verklaringen van [medeverdachte 4] in het licht van de Vidgen-jurisprudentie8
2.3. Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] (Panter 1)12
3. Bewijsoverwegingen13
3.1. Standpunt van het OM14
3.2. Standpunt van de verdediging14
3.3. Oordeel van het hof15
4. Eerlijk proces33
5. Bewezenverklaring35
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde38
7. Strafbaarheid van verdachte38
8. Oplegging van straf39
9. Vorderingen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]40
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften42
BESLISSING43
Bijlage: de tenlastelegging46

1.Verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is als
bijlageopgenomen en aan dit arrest gehecht. Het hof volstaat hier met de korte vermelding wat verdachte wordt verweten:
Parketnummer 05/780075-20 (Panter 1)(na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en in hoger beroep)
Betrokkenheid bij een verijdelde aanslag op een woning aan de [huisnummer D] in Hilversum, ten laste gelegd als:
1. medeplegen van voorbereidingshandelingen tot brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar in de periode van 15-22 december 2020
en/of
medeplegen van een mislukte uitlokking in de periode 15-22 december 2020 van brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar.
Betrokkenheid bij een aanslag op een woning aan de [adres 1] in Rosmalen op 10/11 oktober 2020, ten laste gelegd als:
2. medeplegen van een poging moord/doodslag/zware mishandeling (met voorbedachten rade);
3. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Parketnummer 05/780031-21 (Panter 1)
1. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan [adres 4] in Tiel met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 4/5 oktober 2020.
2. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de [adres 5] in Vlijmen met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 4 november 2020.
3. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de [adres 6] in Tiel met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 27/28 oktober 2020.
4. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de
[adres 7] in Breda met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 7/8 oktober 2020.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

2.Algemene verweren

2.1.
Verweren met betrekking tot vormverzuimen
WOD-traject
Tijdens het opsporingsonderzoek is gebruik gemaakt van een werken onder dekmantel (WOD)-actie. Deze actie hield kort gezegd in dat opsporingsambtenaren op 29 december 2020 met [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) in contact zijn getreden zonder dat zij zich als zodanig hebben bekendgemaakt. Het betrof een actie waarbij de opsporingsambtenaren zich voordeden als personen die duidelijkheid wilden verkrijgen over wie achter de gepleegde aanslagen op (ex)medewerkers van [fruitbedrijf] (hierna: [fruitbedrijf] ) zaten. Tijdens deze inzet heeft [medeverdachte 4] zaken verteld over de betrokkenheid van zichzelf, maar ook van anderen bij die aanslagen.
Verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het logisch is dat de opsporing het onderste uit de kan haalt als het gaat om ernstige strafbare feiten die gepleegd zijn en die moeten worden opgelost en dat de vraag of de inzet wel of niet terecht niet aan de orde is. Wel is het in deze zaak de vraag of de wijze van verslaglegging van het door de opsporing ingezette WOD-actie op [medeverdachte 4] deugdelijk en zorgvuldig genoeg was of niet. Beslist zou kunnen worden dat de busverklaring van [medeverdachte 4] vanwege gebreken in dit verband niet voor het bewijs wordt gebezigd.
Standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal zijn met de rechtbank van mening dat de WOD-inzet rechtmatig is verlopen en dat er aldus geen vormverzuimen bestaan die moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van [medeverdachte 4] .
Wettelijk kader
De toegepaste WOD-actie is gegrond op artikel 126j, eerste lid Sv waarin de bevoegdheid is geregeld die wordt aangeduid als stelselmatige inwinning (SI) van informatie. Het artikel bepaalt dat de officier van justitie bevoegd is te bevelen dat een opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek stelselmatig informatie inwint over een verdachte, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar. Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat het inzetten van een SI-traject zijn rechtvaardiging vindt in het grote maatschappelijke belang dat is gediend bij de opsporing van misdrijven die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, hetzij door hun gewelddadige karakter, hetzij door hun grote omvang en gevolgen voor de samenleving en waar regulier openlijk onderzoek onvoldoende resultaat heeft of belooft te hebben.
Toetsingskader
Voor de beoordeling van het verloop van de WOD-actie zoekt het hof – met inachtneming van hetgeen hieronder nader wordt overwogen – aansluiting bij hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen over de Mr. Big-methode in 2019:1982 [1] en 1983 [2] , waarbij het gaat om “gevallen (...) die hierdoor worden gekenmerkt dat door een of meer opsporingsambtenaren, zonder dat kenbaar is dat zij als zodanig optreden, binnen het verband van een gefingeerde criminele organisatie het vertrouwen van een niet-gedetineerde verdachte wordt gewonnen, waarna hem in het kader van die organisatie voordelen in het vooruitzicht worden gesteld als hij een (bekennende) verklaring aflegt omtrent zijn betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit”.
Overwegingen van het hof
In de onderhavige zaak is het hof van oordeel dat van het toepassen van de Mr. Big-methode zelf geen sprake is geweest. Het contact met [medeverdachte 4] is, anders dan bij toepassing van de Mr. Big-methode waarbij over een langere periode van enkele weken of maanden steeds intensiever contact wordt opgebouwd om vertrouwen te winnen, beperkt gebleven tot één relatief kort contactmoment overdag. Voorts had de WOD-actie op [medeverdachte 4] niet tot doel hem te verlokken een strafbaar feit te bekennen. Het doel was om relevante informatie te verzamelen over de identiteit van de opdrachtgevers van de aanslagen op (ex)medewerkers van [fruitbedrijf] . Dat één van de undercoveragenten daarbij heeft gezegd dat hij wist wie [medeverdachte 4] was en dat hij uit de bajes had gehoord dat hij mogelijk betrokken was bij het gedoe met de aanslagen, maakt dit nog niet anders.
Het voorgaande neemt niet weg dat de toepassing van een WOD-traject in het algemeen het gevaar meebrengt dat een verdachte feitelijk in een verhoorsituatie terechtkomt, waarbij de waarborgen van een formeel politieverhoor ontbreken en verklaringen worden verkregen die in strijd met de verklaringsvrijheid van die verdachte zijn afgelegd. Het hof zal de vraag naar de toelaatbaarheid van de inzet van de WOD-actie en de vraag of de verklaringsvrijheid van [medeverdachte 4] is geschonden dan ook beoordelen langs de lijn van het door de Hoge Raad in 2019:1982 ontwikkelde toetsingskader.
Een WOD-inzet dient allereerst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen, waarbij als uitgangspunt moet worden genomen dat de bijzondere ernst van het misdrijf de WOD-actie rechtvaardigt en dat andere wijzen van opsporing niet (meer) voorhanden zijn. De rechter kan vervolgens voor de vraag komen te staan of de informatie van de verdachte niet in strijd met de verklaringsvrijheid is verkregen. Daarbij kan acht worden geslagen op het feitelijke optreden van de opsporingsambtenaren jegens de verdachte en op de wettelijke grondslag van het optreden. Het is daarom nodig dat inzicht kan worden verkregen in het concrete verloop van de uitvoering van de WOD-actie en op de interactie van de opsporingsambtenaren met de verdachte. Dit kan door een voldoende nauwkeurige verslaglegging, welke verslaglegging inzicht moet geven in het verloop en de uitvoering van de gehele periode en met name een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met de verdachte moet bevatten. Voor zover mogelijk zou de communicatie in het kader van de opsporing auditief of audiovisueel geregistreerd moeten worden.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Het hof is van oordeel dat de WOD-actie in deze zaak voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat sprake is geweest van een stelsel van gewelddadige feiten en van grote maatschappelijke impact staat buiten kijf. Blijkens het proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige informatie-inwinning waren op de verdachten in het onderzoek reeds diverse bijzondere opsporingsmiddelen langdurig ingezet, zoals het afluisteren van telefoongesprekken en vertrouwelijke communicatie. Geen van deze ingezette middelen had tot op dat moment geleid tot meer informatie over de opdrachtgever(s) van de aanslagen. De op dat moment reeds aangehouden verdachten (vermeende uitvoerders) beriepen zich allemaal op hun zwijgrecht. Het ging om zeer ernstige strafbare feiten, namelijk een reeks aanslagen met mortierbommen (shells) op de woningen van (ex)werknemers van [fruitbedrijf] , gepleegd in de nachtelijke uren terwijl de bewoners veelal in de woning lagen te slapen. Ondanks dat een aantal verdachten in voorlopige hechtenis zat, bleven de aanslagen doorgaan en werd aangekondigd dat de aanslagen in ernst zouden toenemen. Dat gebeurde ook daadwerkelijk, zoals al blijkt uit de aanslag in Hedel op 25 november 2020 waar een woning volledig afbrandde en de bewoners ternauwernood nog uit de woning konden komen. Na deze aanslag heeft de politie in december 2020 nog twee aanslagen in Hilversum verijdeld. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de bijzondere ernst van de aanhoudende en steeds gewelddadigere aanslagen de toepassing van de betreffende opsporingsbevoegdheid, mede gezien de omstandigheid dat andere wijzen van opsporing redelijkerwijs niet meer voorhanden waren.
De verklaringsvrijheid
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van [medeverdachte 4] niet in strijd met de verklaringsvrijheid is verkregen. Daarbij wordt vooropgesteld dat voor de beantwoording van deze vraag van belang is of het hof inzicht heeft gekregen in het concrete verloop van de uitvoering van de opsporingsmethode en de interactie met [medeverdachte 4] die daarbij heeft plaatsgevonden. Zoals hiervoor is vermeld is daarvoor een voldoende nauwkeurige verslaglegging van belang. De verslaglegging dient een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met [medeverdachte 4] te omvatten. Naast verslaglegging door middel van verbalisering ligt bij een WOD-traject in de rede dat, voor zover dat bij de uitvoering van het opsporingstraject mogelijk is, communicatie auditief of audiovisueel wordt geregistreerd.
Het hof stelt vast dat de communicatie tijdens de WOD-actie niet auditief of audiovisueel is geregistreerd. Zoals ook is aangevoerd door de verdediging, valt het voor het hof niet goed in te zien waarom dit niet is gebeurd. Die vorm van registratie maakt namelijk de controle op de inzet van het bijzondere en vergaande opsporingsmiddel veel beter mogelijk. Het hof is zich ervan bewust dat een auditieve of audiovisuele registratie van de communicatie tussen de betrokken opsporingsambtenaren en verdachte geen vereiste is om tot de rechtmatigheid van een dergelijk traject te kunnen concluderen, maar ziet zich dan wel voor de vraag gesteld of op een andere wijze voldoende kan worden vastgesteld hoe de WOD-actie is uitgevoerd.
In het dossier zitten verschillende processen-verbaal die in het kader van de WOD-actie zijn opgesteld. Het gaat om op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de bij de WOD-actie van 29 december 2020 betrokken opsporingsambtenaren en de verklaringen die zij als getuigen bij de rechter-commissaris en later bij de raadsheer-commissaris over deze inzet hebben afgelegd, als ook om de verklaringen die door [medeverdachte 4] zijn afgelegd. Deze verklaringen, ook die van de WOD-ers onderling, verschillen inhoudelijk echter over de wijze waarop de WOD-actie is uitgevoerd, de mate van druk die op [medeverdachte 4] is uitgeoefend en over hetgeen tijdens deze actie is besproken.
In het licht van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat in dit geval onvoldoende controleerbaar is of [medeverdachte 4] in zijn verklaringsvrijheid is aangetast, volgens het door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingskader (waarbij onder meer van belang is hoe het verloop van het opsporingstraject is gegaan en wat de mate van druk is geweest die in het traject op een verdachte is uitgeoefend). Door het ontbreken van een auditieve of audiovisuele opname in combinatie met het feit dat er aanwijzingen zijn dat de verslaglegging van de busverklaring ook niet zonder meer toereikend is geweest, is het voor het hof onvoldoende controleerbaar hoe die verklaring van [medeverdachte 4] tot stand is gekomen en welke precieze mate van druk op hem is uitgeoefend. Daarmee heeft het hof onvoldoende inzicht gekregen in de uitvoering van de WOD-actie. Het hof acht in dit verband sprake van een vormverzuim.
Rechtsgevolg
Volgens de Hoge Raad hoeft in de te berechten zaak, in dit geval de zaak van verdachte
[verdachte] , in de regel geen rechtsgevolg te worden verbonden aan een verzuim als het niet verdachte is die door het verzuim bij de toepassing van de bevoegdheid van het stelselmatig inwinnen van informatie is getroffen. [3] Het gaat namelijk om het beroep op de verklaringsvrijheid van de persoon die benaderd en ‘gehoord’ wordt, in dit geval [medeverdachte 4] , en niet om de vraag of de WOD-actie tegen verdachte [verdachte] gericht was. De Hoge Raad overweegt in het aangehaalde arrest dat het gebruik van de betreffende verklaring, in dit geval de busverklaring van [medeverdachte 4] , in een dergelijk geval ook niet in strijd met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is, mits de bruikbaarheid voor het bewijs van de betreffende verklaring – in het bijzonder de betrouwbaarheid en de accuraatheid daarvan – door de verdediging kan worden betwist en door de rechter kan worden onderzocht. Er is grond voor bewijsuitsluiting als vast komt te staan dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van de verklaring wezenlijk hebben aangetast. In dat geval berust de bewijsuitsluiting niet op de toepassing van artikel 359a Sv, maar vloeit die uitsluiting rechtstreeks voort uit de regel dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar vindt.
Eindconclusie
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat (de inzet van) de WOD-actie onvoldoende controleerbaar is en dat de bruikbaarheid voor het bewijs van de busverklaring van [medeverdachte 4] onvoldoende kan worden onderzocht en betwist. In het verlengde hiervan acht het hof de busverklaring van [medeverdachte 4] niet bruikbaar voor het bewijs. Het hof zal de door [medeverdachte 4] op 29 december 2020 afgelegde verklaring dan ook niet gebruiken.
Anders is het oordeel van het hof als het gaat om de door [medeverdachte 4] als getuige (5 en 7 januari 2021) en als verdachte (23, 24 en 25 februari 2021) afgelegde verklaringen. Het hof heeft geen aanwijzingen dat daarbij tegenover [medeverdachte 4] op zodanige wijze is gehandeld of zodanige dingen zijn gezegd dat een beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen die [medeverdachte 4] ná zijn busverklaring heeft afgelegd niet meer mogelijk is.
2.2.
Verklaringen van [medeverdachte 4] in het licht van de Vidgen-jurisprudentie
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft kort gezegd aangevoerd dat een eventuele bewezenverklaring voor feiten 3 en 4 onder parketnummer 05/780031-21 in beslissende mate steunt op de verklaringen van [medeverdachte 4] maar dat de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is geweest hem te ondervragen. De verklaringen van [medeverdachte 4] kunnen volgens de verdediging om die reden dus niet voor het bewijs worden gebruikt.
Standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal zijn van mening dat bij het gebruiken van de verklaringen van [medeverdachte 4] van een schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM geen sprake is. [medeverdachte 4] heeft zich op zijn verschoningsrecht beroepen uit angst voor represailles en vanwege de druk die door of van de zijde van verdachte op hem en zijn familie is uitgeoefend. Nu de dreiging uitgaat van de zijde van verdachte, al dan niet in samenspraak met medeverdachten, heeft verdachte zijn recht om [medeverdachte 4] te horen prijsgegeven. Daarnaast zijn de verklaringen van [medeverdachte 4] onderdeel van het dossier, maar vormen zij niet in beslissende mate het bewijs tegen verdachte en zijn zij niet aan te merken als ‘sole or decisive’, nu de betrokkenheid van verdachte ook blijkt uit tapgesprekken, historische verkeersgegevens en dactyloscopische sporen, als ook uit de eigen verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep waarin hij heeft erkend betrokken te zijn. Ook is het niet kunnen effectueren van het ondervragingsrecht van [medeverdachte 4] in voldoende mate gecompenseerd. Door de rechtbank zijn de compenserende factoren uitgebreid opgesomd en in hoger beroep zijn deskundige Van Koppen en de vier WOD’ers nogmaals gehoord. Alle door [medeverdachte 4] afgelegde verklaringen, als getuige en als verdachte, kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Verklaringen van [medeverdachte 4]
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 4] op verschillende momenten door de politie is verhoord: als getuige en als verdachte. Deze verklaringen zijn belastend voor verdachte. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is het verzoek van de verdediging toegewezen om [medeverdachte 4] bij de rechter-commissaris/raadsheer-commissaris als getuige te laten horen. In eerste aanleg heeft [medeverdachte 4] één vraag willen beantwoorden en zich daarna op zijn verschoningsrecht beroepen en in hoger beroep heeft [medeverdachte 4] zich vanaf het begin van het verhoor op zijn verschoningsrecht beroepen. Dit betekent dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, tot op heden geen reële en effectieve gelegenheid heeft gehad om de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] te toetsen.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is het hof – zoals hieronder nader wordt onderbouwd – van oordeel dat het ontbreken van een effectieve ondervragingsgelegenheid in deze zaak niet meebrengt dat de voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 4] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt zonder het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces te schenden. Ook niet wanneer ten aanzien van bepaalde feiten zou moeten worden geoordeeld dat een bewezenverklaring in beslissende mate zou steunen op de verklaringen van [medeverdachte 4] . Gelet op het onder 3.1 overwogene gaat het hier overigens alleen om de als getuige (5 en 7 januari 2021) en de als verdachte (23, 24 en 25 februari 2021) afgelegde verklaringen van [medeverdachte 4] .
Wettelijk kader
De Hoge Raad heeft in 2013:BX5539 [4] bepaald dat uit beslissingen van het EHRM (onder meer) kan worden afgeleid dat ingeval een getuige weigert antwoord te geven op de hem gestelde vragen en op grond van objectieve gegevens in rechte komt vast te staan dat deze weigering het gevolg is van een ernstige bedreiging door of van de zijde van verdachte, verdachte het recht om deze getuige (nader) te (doen) horen heeft prijs gegeven.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in 2021:1418 [5] overwogen en in HR 2022:86 [6] herhaald, dat voor de beoordeling of in het geval van het ontbreken van een effectieve ondervragingsgelegenheid met het gebruik van een getuigenverklaring wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor is. Daarnaast is ook de mogelijke aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren van belang voor die beoordeling, waarbij de verschillende beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt - des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid en dat er in dat geval compenserende factoren zijn.
Toetsingskader
Het gaat er hier dus om dat het kan zijn dat een verdachte het recht om een getuige (nader) te (doen) horen, heeft prijsgegeven ingeval een getuige weigert antwoord te geven op de hem gestelde vragen als op grond van objectieve gegevens in rechte komt vast te staan dat deze weigering het gevolg is van een ernstige bedreiging door of van de zijde van verdachte.
Daarnaast gaat het er om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige - kort na de gebeurtenissen waar het om gaat - zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden kunnen bevestigen waarop de getuigenverklaring ziet. Van belang kunnen ook zijn verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.
Overwegingen van het hof
Het hof overweegt in het licht van het voorgaande het volgende.
( i) Er is inbreuk gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdediging doordat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om [medeverdachte 4] op een behoorlijke en effectieve wijze te ondervragen. [medeverdachte 4] heeft zich bij het verhoor bij de rechter- en raadsheer-commissaris vrijwel geheel beroepen op zijn verschoningsrecht en ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak aangegeven dat bij een eventueel nieuw verhoor opnieuw te zullen doen vanwege de bedreigingen richting hem en zijn familie, zoals die vanaf 18 april 2021 bestaan. Het hof stelt vast dat in het op 18 april 2021 aan de moeder van [medeverdachte 4] verstuurde dreigbericht onder meer wordt gesproken over “de advocaten van alle verdachten” en dat dit bericht daarom een dreiging impliceert afkomstig uit de hoek van de aanslagplegers en daarmee ook uit de richting van verdachte. Dat de dreiging nog steeds reëel is maakt het hof ook op uit het proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 4] van 9 februari 2024, waar de raadsheer-commissaris op grond van het bepaalde in artikel 190 lid 3 Sv de personalia van [medeverdachte 4] niet heeft opgenomen in het proces-verbaal. Het hof is dan ook van oordeel dat daarmee voldoende vaststaat dat de bedreigingen, die [medeverdachte 4] ervan weerhouden te willen verklaren, afkomstig zijn uit de hoek van de aanslagplegers en daarmee ook van de zijde van verdachte komen. Reeds daarom is het hof van oordeel dat verdachte zijn recht op het opnieuw horen van [medeverdachte 4] heeft prijsgegeven.
(ii) Uit de regels die voortvloeien uit de Vidgen-jurisprudentie en de jurisprudentie van de Hoge Raad komt naar voren dat het gebruik van een in het vooronderzoek afgelegde verklaring afkomstig van een niet-ondervraagde getuige onverenigbaar is met artikel 6 lid 3 EVRM indien die verklaring niet wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal dat betrekking heeft op de door verdachte betwiste onderdelen van de belastende verklaring.
Het hof is van oordeel dat in het geval van verdachte, een bewezenverklaring inderdaad in beslissende mate zou berusten op de verklaringen van [medeverdachte 4] . Gelet hierop moet het hof bezien of sprake is van voldoende compenserende factoren om het recht op een eerlijk proces te kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van het hof bestaan de volgende compenserende factoren:
  • het proces-verbaal van bevindingen over de WOD-actie opgemaakt door de A- en B-nummers, waarbij schriftelijk is gereageerd op de vragen van de raadslieden;
  • de processen-verbaal opgemaakt door de officier van justitie en de rechercheofficier van justitie over de WOD-actie;
  • de verhoren bij de rechter-commissaris van alle politiemensen die bij de WOD-actie betrokken zijn geweest (A-nummers, B-nummers en OT-nummers);
  • de verhoren bij de raadsheer-commissaris van vier politiemensen die bij de WOD-actie betrokken zijn geweest (A-nummers);
  • de verhoren van [medeverdachte 4] als getuige zijn auditief vastgelegd en konden door de verdediging worden beluisterd;
  • de verhoren van medeverdachten bij de rechter- en raadsheer-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg als getuige;
  • de verhoren bij de rechter-commissaris van getuigen die voor verdachten belastend hebben verklaard bij de politie (zoals [naam 1] en [naam 2] );
  • prof. dr. Van Koppen is op verzoek van de verdediging als deskundige benoemd en heeft een rapport over de totstandkoming en validiteit van de verklaringen van [medeverdachte 4] opgemaakt;
  • de rechtbank heeft ambtshalve een verkort proces-verbaal opgemaakt met daarin de zaaksgerelateerde verklaring van [medeverdachte 4] zoals hij deze ter terechtzitting heeft afgelegd en deze ambtshalve aan het dossier van verdachte toegevoegd;
  • naar aanleiding van die verklaring heeft de rechtbank prof. dr. Van Koppen aanvullend laten rapporteren waarbij ook enkele raadslieden aanvullende vragen hebben ingediend, die vervolgens zijn beantwoord, waarna deze aanvullende rapportage ambtshalve aan het dossier van verdachte is toegevoegd;
  • de verdediging heeft in hoger beroep de mogelijkheid gehad om prof. dr. Van Koppen ter terechtzitting als deskundige (nader) te bevragen en daarvan gebruik gemaakt;
  • het hof heeft op verzoek van de verdediging een verkort proces-verbaal opgemaakt met daarin de zaaksgerelateerde verklaring van [medeverdachte 4] zoals hij deze ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, deze aan de verdediging verstrekt en de verdediging de gelegenheid gegeven om zich daarover uit te laten ter terechtzitting en
  • het feit dat de rechtbank ambtshalve heeft beslist dat alle raadslieden bij alle getuigenverhoren door de rechter-commissaris aanwezig konden zijn, ook als zij daar niet zelf om hadden verzocht, geldt als extra procedurele waarborg.
Wanneer al de hiervoor genoemde beoordelingsfactoren (de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend, het gewicht van de verklaringen en het bestaan van compenserende factoren) in onderling verband worden bezien, komt het hof tot de slotsom dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen reële en effectieve ondervragingsmogelijkheid ten aanzien van [medeverdachte 4] heeft gehad, niet eraan in de weg staat dat zijn verklaringen bij de politie afgelegd als getuige en als verdachte voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
ConclusieHet hof is van oordeel dat deze verklaringen van [medeverdachte 4] voor het bewijs kunnen worden gebruikt zonder dat het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces is geschonden.
2.3.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] (Panter 1)
Het hof concludeert dat [medeverdachte 4] op verschillende momenten (als getuige en als verdachte) verklaringen heeft afgelegd waarin hij zichzelf, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 3] heeft belast. Het gaat om de verklaringen van:
  • 5 en 7 januari 2021 (als getuige);
  • 23, 24 en 25 februari 2021 (als verdachte).
Het hof is van oordeel dat de hier genoemde verklaringen van [medeverdachte 4] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De verklaringen zijn in de kern gelijkluidend en vinden op diverse punten bevestiging in objectieve onderzoeksresultaten. Het hof zal daar bij het bespreken van de afzonderlijke zaaksdossiers dieper op ingaan.
Naast de objectieve onderzoeksresultaten wijst het hof ook op het rapport en het aanvullende rapport van prof. dr. Van Koppen (hierna te noemen de deskundige) die op verzoek van de verdediging vanuit rechtspsychologisch perspectief onderzoek heeft gedaan naar de validiteit [7] van de verklaringen van [medeverdachte 4] . Daaruit komt onder meer naar voren dat bij de verklaringen die [medeverdachte 4] als getuige en als verdachte heeft afgelegd de manier van vragen stellen goed was. De manier waarop [medeverdachte 4] zijn verhalen vertelde komt overeen met de manier waarop het menselijk geheugen pleegt te werken: sommige dingen weten we zeker, over sommige dingen zijn we onzeker en van sommige dingen weten we zeker dat we ze niet weten. Volgens de deskundige is voorts van belang dat [medeverdachte 4] ook regelmatig details weet te benoemen die de validiteit van zijn verhaal ondersteunen. Op de beschreven manier tonen de verklaringen van [medeverdachte 4] in januari en februari zich volgens de deskundige als verklaringen die valide zijn. De deskundige merkt ook op dat verklaringen die valide tonen, niet valide hoeven te zijn. In dit verband verwijst de deskundige naar de omstandigheid dat - gelet op de gebrekkige verslaglegging van de WOD-actie - niet vastgesteld kan worden of de door [medeverdachte 4] afgelegde verklaring op 29 december 2020 in het busje van invloed is geweest op de latere verklaringen. Volgens de deskundige kan die invloed niet worden vastgesteld, maar ook niet worden uitgesloten. Hoewel het hof die invloed ook niet kan uitsluiten en hiervoor reeds heeft overwogen dat het hof de verklaring die is afgelegd in het busje niet zal gebruiken vanwege de gebrekkige verslaglegging, ziet het hof ook geen aanwijzingen voor een dergelijke invloed. Hierbij speelt mee dat [medeverdachte 4] op enig moment onder meer heeft verklaard over betrokkenheid van hemzelf en anderen bij een aanslag in Zaandam die losstaat van [fruitbedrijf] , die bij het politieteam nog niet in beeld was en die steun vindt in andere bewijsmiddelen. Die verklaring van [medeverdachte 4] kan niet gevoed zijn door vragen van de opsporingsambtenaren bij de WOD-actie, maar moeten uit zijn eigen geheugen voortkomen. Het hof heeft geen reden aan te nemen dat dit anders is voor de overige gedeeltes van de verklaringen van [medeverdachte 4] . Integendeel: het hof ziet in de verklaring van [medeverdachte 4] over zijn betrokkenheid bij die aanslag in Zaandam en ook in de door deskundige Van Koppen benoemde punten die vóór de validiteit van de verklaringen van [medeverdachte 4] pleiten concrete steun voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] . Dit alles maakt dat het hof de eerder genoemde verklaringen van [medeverdachte 4] als betrouwbaar aanmerkt.
Wat betreft de verklaringen van [medeverdachte 4] van 17 en 18 mei 2021 overweegt het hof nog het volgende. Dat [medeverdachte 4] op 17 en 18 mei 2021 heeft verklaard dat alles wat hij eerder had gezegd gelogen was en zich verder op zijn zwijgrecht heeft beroepen, maakt niet dat zijn eerdere verklaringen daadwerkelijk feitelijk onjuist of onvolledig zijn. Reden voor zijn latere opstelling was volgens [medeverdachte 4] zelf een aan zijn moeder gerichte dreig-sms van 18 april 2021 met een ultimatum aan [medeverdachte 4] om zijn verklaring in te trekken omdat het leven voor hem en zijn familie anders een hel zou worden. Het hof acht het aannemelijk dat deze sms - gelet op de inhoud afkomstig van de dader(s) van de aanslagen - voor [medeverdachte 4] reden is geweest om zijn proceshouding aan te passen en zich vanaf dat moment als verdachte op zijn zwijgrecht en als getuige op zijn verschoningsrecht te beroepen. Iets wat [medeverdachte 4] ter terechtzitting in eerste aanleg in zijn eigen strafzaak ook heeft verklaard. Het hof hecht om die reden geen waarde aan de verklaring van [medeverdachte 4] dat hij alles wat hij eerder had verklaard, heeft gelogen.
3.
Bewijsoverwegingen [8]
Verdachte wordt - kort gezegd - betrokkenheid (als uitvoerder) bij de hieronder genoemde feiten (het teweegbrengen van ontploffingen, of de voorbereiding daarvan) verweten. Het hof zal de feiten die ten laste zijn gelegd vanwege hun onderlinge samenhang - zij maken onderdeel uit van hetzelfde onderzoek - gezamenlijk en in chronologische volgorde bespreken. Door de rechtbank zijn deze feiten geschaard onder de ‘cluster 1’-feiten. Voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid van alle arresten in het overkoepelende onderzoek Panter houdt het hof bij de beoordeling van die feiten dezelfde benaming aan.
Cluster 1
5 oktober 2020
:
[adres 4] in Tiel
(05/780031-21 feit 1)
8 oktober 2020
:
[adres 7] in Breda
(05/780031-21 feit 4)
11 oktober 2020
:
[adres 1] in Rosmalen
(05/780075-20 feiten 2 en 3)
28 oktober 2020
:
[adres 6] in Tiel
(05/780031-21 feit 3)
4 november 2020
:
[adres 5] in Vlijmen
(05/780031-21 feit 2)
20-21 december 2020
:
[huisnummer D] in Hilversum (verijdeld)
(05/780075-20 feit 1)
Mortierbommen/shells
Bij bovengenoemde voltooide aanslagen is een ontploffing teweeggebracht door middel van een mortierbom (ook wel ‘shell’ genoemd). Een mortierbom bestaat uit een onderdeel met uitstootlading en een onderdeel met effect- en/of breeklading. De uitstootlading is bedoeld om het onderdeel met effect- en/of breeklading de lucht in te schieten. [9] Het hof leidt hieruit af dat het aansteken van een mortierbom in beginsel leidt tot twee explosies, doordat eerst de uitstootlading ontploft en daarna de effect- en/of breeklading.
Mortierbommen van 2,5 inch en groter kunnen botbreuken veroorzaken. Als een persoon aan het hoofd geraakt wordt, kan dodelijk letsel optreden. Het ontsteken van een mortierbom zonder gebruik te maken van een mortier zal tot gevolg hebben dat de mortierbom op de grond tot ontploffing komt. Afhankelijk van het kaliber van de mortierbom zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd vanaf het centrum van de explosie. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading. Personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing lopen gevaar voor letsel en schade. De ernst van het letsel is afhankelijk van de plaats van treffen, de afstand tot het lichaamsdeel en het kaliber van de mortierbom. Als de breek- of knallading van een mortierbom ontploft in de onmiddellijke nabijheid van het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon kan ernstig letsel ontstaan. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel dodelijk zijn. Verder ontstaat op grotere afstand – afhankelijk van het kaliber en de afstand – gevaar voor onder meer gehoorbeschadiging en oogletsel. [10]
3.1.
Standpunt van het OM
De advocaten-generaal hebben het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde uitlokking van een poging tot moord/doodslag/zware mishandeling in Rosmalen (feit 2 onder parketnummer 05/780075-20) en van het medeplegen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was
(feit 3 onder parketnummer 05/780031-21).
Met betrekking tot de onder parketnummer 05/780075-20 ten laste gelegde feiten 1 en 3 en de onder parketnummer 05/780031-21 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 hebben de
advocaten-generaal gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vier ontploffingen waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was en een voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij gebrek aan wettig bewijs voor het medeplegen van de ontploffing aan [adres 4] te Tiel dient te worden vrijgesproken. Hoewel verdachte heeft verklaard de verantwoordelijkheid te willen nemen voor het samen met [medeverdachte 4] plaatsen van een shell onder de auto die op de oprit geparkeerd stond, heeft hij volgens zijn verklaring feitelijk alleen [medeverdachte 4] voor de opdrachtgever benaderd om een explosief te plaatsen en is het in contact brengen/regelen van personen – naar de verdediging stelt – niet voldoende om te komen tot medeplegen.
Met betrekking tot het incident bij de woning met adres [adres 7] in Breda ontkent verdachte zijn betrokkenheid daarbij. Er is geen bewijsmiddel dat verdachte op de plaats delict plaatst en derhalve is er onvoldoende wettig bewijs, waardoor vrijspraak dient te volgen.
Voor het incident bij de woning met adres [adres 1] te Rosmalen refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof, behalve wat betreft de door de rechtbank bewezen verklaarde voorzienbaarheid van levensgevaar of gevaar voor (zwaar) lichamelijk letsel. De enkele hypothetische mogelijkheid van bepaalde gevolgen is niet relevant in het kader van de beoordeling van de voorzienbaarheid en aanvaarding van schade die door explosies van vuurwerk/shells bij personen kan ontstaan.
Voorts ontkent verdachte eveneens te hebben deelgenomen aan het incident bij de woning met adres [adres 6] in Tiel en daarom wordt, net zoals door de advocaten-generaal is gevorderd, vrijspraak bepleit. Alleen de verklaring van [medeverdachte 4] is hier een potentieel bewijsmiddel, maar de betrouwbaarheid van die verklaring kan niet zonder meer blijken omdat [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij niet meer zeker weet of verdachte erbij betrokken is geweest.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van het hof wat betreft de betrokkenheid van verdachte als medepleger bij het incident bij de woning met adres [adres 5] in Vlijmen, met dien verstande dat van een kans op letsel of levensgevaar geen sprake was.
Tot slot is door de verdediging bepleit dat er voor de voorbereidingshandelingen in relatie tot het adres [huisnummer D] in Hilversum geen steekhoudend en objectief bewijsmateriaal in het dossier zit, waarmee de verklaring van verdachte dat het in de communicatie ging om een varkenskop (en niet om een explosief) kan worden weerlegd. Verdachte dient ook van dit feit te worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van het hof
Verdachte wordt - kort gezegd - de betrokkenheid (als uitvoerder) bij de hiervoor genoemde feiten (het teweegbrengen van ontploffingen, of de voorbereiding daarvan) verweten.
Het hof is van oordeel dat verdachte samen met anderen verantwoordelijk is voor het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen, of de voorbereiding daarvan, op de volgende adressen en overweegt daartoe als volgt.
3.3.1. 5
5 oktober 2020: aanslag in Tiel, [adres 4] (05/780031-21, feit 1)
Op 5 oktober 2020 heeft een ontploffing plaatsgevonden bij de woning op het adres [adres 4] in Tiel. Aangever [slachtoffer 3] lag in die woning te slapen en werd omstreeks 01.15 uur wakker door een harde knal. De aangever is gaan kijken bij zijn auto (kenteken: [kenteken 5] en zag dat de kentekenplaat eraf was en dat de bumper aan de onderzijde loshing. Op beelden van een camera bij de voordeur van de woning zag de aangever een explosie voor zijn auto. [11] De auto van de aangever stond op de oprit naast de schuur, met de achterzijde van de auto in de richting van de woning. De auto had schade bij de bumper aan de linker voorzijde. Ook was de voorruit van de auto gebarsten. Op de deur van de schuur is een beschadiging aangetroffen die er volgens de eigenaar van de woning nooit had gezeten. [12]
Op camerabeelden is het volgende te zien. Om 01:11:39 uur passeerden twee personen de oprit van de woning, lopend in de richting van het aangrenzende perceel ( [straat] 101). Om 01:16:40 uur kwamen deze personen vanuit die richting (opnieuw) in beeld van de camera bij de voordeur van de woning van de aangever. Om 01:17:20 uur vond een explosie plaats onder de voorzijde van de auto op de oprit. [13]
Het adres van de aangever komt voor op een personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [14]
Uitvoerders ( [verdachte] , [naam 3] en [medeverdachte 4] )
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [naam 3] , alias ‘ [bijnaam] ’ (het hof begrijpt: [naam 3] ) betrokken is geweest bij deze aanslag. [medeverdachte 4] heeft verklaard bijna zeker te weten dat daar een ‘shell 3’ is gebruikt (het hof begrijpt: een mortierbom van drie inch). [medeverdachte 4] was door [verdachte] gevraagd en zou € 150,- krijgen voor zijn bijdrage aan de aanslag. [naam 3] is ook meegegaan. [verdachte] en [naam 3] hebben in de buurt van de woning gekeken, kwamen terug naar de auto en hebben de shell gepakt. Ze gaven aan waar [medeverdachte 4] met de auto moest wachten. Na het afsteken van de shell kwamen ze terug gerend en zijn ze ervandoor gegaan. In de auto onderweg naar Tiel spraken [medeverdachte 4] , [verdachte] en [naam 3] af hoe ze het zouden doen, hoe ze terug zouden rijden. [verdachte] was altijd degene die de shell aanstak en [naam 3] hield de buurt in de gaten. Aan [medeverdachte 4] zijn camerabeelden getoond die zijn gemaakt door de camera bij de voordeur van de woning en waarop twee personen te zien zijn. [medeverdachte 4] heeft die twee personen herkend als [verdachte] , op basis van de houding en schoenen, en [naam 3] , op basis van de jas. [15]
Deze verklaring van [medeverdachte 4] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de beelden van de camera bij de voordeur van de woning is te zien dat een kleine zes minuten vóór de ontploffing twee personen de oprit van de woning passeerden en dat een halve minuut vóór de ontploffing twee personen bij diezelfde oprit waren. Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 4] dat [verdachte] en [naam 3] eerst de omgeving hebben verkend en daarna een shell tot ontploffing hebben gebracht.
‒ De Audi A1 met het kenteken [kenteken 6] , dat op naam stond van [medeverdachte 4] , is op 5 oktober 2020 om 01.40 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Nieuwegein. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 24 minuten. [16] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
‒ De telefoon van [naam 3] maakte op 5 oktober 2020 om 01.26 uur verbinding met de zendmast bij de locatie [locatie] in Kapel-Avezaath. De afstand tussen die zendmast en het adres [adres 4] in Tiel was hemelsbreed ongeveer 3,94 kilometer. [17] Mede op basis van de kaart op pagina 595 van procesdossier Panter 1 (map 3), waarop de locatie van die zendmast is weergegeven, en op basis van informatie ontleend aan Google Maps, is het hof van oordeel dat deze bevinding past bij het scenario waarin de uitvoerders van de aanslag direct daarna zijn vertrokken en over de A15 en de A2 naar de A27 zijn gereden.
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van [verdachte] , die inhoudt dat hij door de opdrachtgever is benaderd en hij voor diegene [medeverdachte 4] heeft benaderd om een explosief te plaatsen, vindt het hof gelet op het vorenstaande en gelet op het moment waarop die verklaring tot stand is gekomen niet geloofwaardig. Integendeel, de verklaring van [verdachte] biedt naar het oordeel van het hof steun voor de verklaring van [medeverdachte 4] dat hij samen met [verdachte] en [naam 3] betrokken is geweest bij deze aanslag.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] , [naam 3] en [medeverdachte 4] tezamen en in vereniging een ontploffing teweeg hebben gebracht op het adres [adres 4] in Tiel en dat daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie en de verdediging acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
3.3.2. 8
8 oktober 2020: aanslag in Breda, [adres 7] (05/780031-21, feit 4)
Op 8 oktober 2020 omstreeks 00.44 uur ging het alarm af in de woning op het adres [adres 7] in Breda. Op dat moment waren de volgende personen in die woning aanwezig: [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] (zijnde de moeder van [slachtoffer 5] ) had (direct) voordat het alarm af ging twee knallen gehoord. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zagen iets roods flikkeren in de tuin. [18]
De politie heeft ter plaatse forensisch onderzoek verricht, dat onder meer de volgende bevindingen heeft opgeleverd. Achter de achtertuin van de woning lag een brandgang met daarachter braakliggend terrein. In de brandgang lagen (stukken van) een label met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVES’. Ook werd in de brandgang een deel van een shell aangetroffen. In de tuin van de woning lag een zeil van kunststof, dat gedeeltelijk verbrand was. De politie verbond aan haar bevindingen de conclusie dat een shell is afgestoken die deels in de brandgang en deels in de achtertuin terecht is gekomen. [19]
[slachtoffer 5] is een dochter van [slachtoffer 1] , die directeur was van [fruitbedrijf] . [20] Het adres [adres 7] in Breda staat niet op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] . [21] Op 3 december 2019 is tijdens een doorzoeking van de cel van [medeverdachte 1] in [P.I. 3] een boek aangetroffen waarop met pen het volgende is aangetekend. [22]
[adres 7]
Breda
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dat adres daar zelf op heeft geschreven. [23]
Uitvoerders ( [verdachte] en [medeverdachte 4] )
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij bij de locatie is geweest waar de aanslag heeft plaatsgevonden. Hij was daar samen met [verdachte] , die daar een shell in de achtertuin heeft laten ontploffen. Verder was er niemand bij. Het betrof een shell van 6 inch. [medeverdachte 4] heeft toen gereden. [verdachte] is via een gat in de muur via een braakliggend terrein bij de achtertuin gekomen. Zowel [medeverdachte 4] als [verdachte] zou € 150,- krijgen voor de aanslag. [verdachte] had een briefje ontvangen met daarop het adres waar de aanslag moest plaatsvinden. [verdachte] had ook de shell ontvangen. [24]
Deze verklaring van [medeverdachte 4] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Wat betreft het gebruikte explosief: op de plaats van het misdrijf is een deel van een shell aangetroffen, alsmede (stukken van) een label met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVES’.
‒ Wat betreft de plaats van het misdrijf: achter de achtertuin van de woning lag een brandgang en daarachter braakliggend terrein.
‒ Getuige [getuige 1] was kort na de explosie nabij de plaats van het misdrijf en vernam daar van een man dat diegene een jongen had zien rennen en zien instappen in een zwarte Audi die hard wegreed. [25] Deze waarneming past bij de verklaring van [medeverdachte 4] dat de aanslag door één persoon is gepleegd (en dat [medeverdachte 4] zelf als chauffeur betrokken is geweest). Daar komt bij dat [medeverdachte 4] gebruikmaakte van een zwarte Audi. [26]
‒ De auto van [medeverdachte 4] is op 5 oktober 2020 om 01.07 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Meerkerk. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 29 minuten. [27] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 4] – gelet op het onderling gecoördineerde optreden van beiden en de gelijke beloning die zij zouden ontvangen: tezamen en in vereniging – een ontploffing teweeg hebben gebracht op het adres [adres 7] in Breda en dat daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
3.3.3. 11
11 oktober 2020: aanslag in Rosmalen, [adres 1](05/780075-20, feiten 2 en 3)
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00.30 uur hoorden de bewoners van de woning op het adres [adres 1] in Rosmalen een harde knal en glasgerinkel. Die bewoners, [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , zijn beneden gaan kijken en zagen dat de gang en het toilet vol rook stonden, dat het toiletraam ontzet was en dat zowel het kleine raam boven de voordeur als het toiletraam rechts van de voordeur eruit lag. [28] Ook stond op dat moment volgens [slachtoffer 8] de voordeur aan de bovenzijde een stukje open. Bij de voordeur was de grond helemaal zwart. [29] Op camerabeelden is te zien dat op 11 oktober 2020 om 00.32 uur een ontploffing heeft plaatsgevonden in de [adres 1] in Rosmalen. [30] De politie heeft vóór de woning op meerdere plaatsen restanten van vuurwerk aangetroffen, waarbij het ging om vuurwerkrestanten afkomstig van een shell. [31] Getuige [getuige 2] , buurman van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , stond binnen twee minuten na de knal buiten en zag dat de bak met paraplu’s in brand stond. [32] Die bak met paraplu’s stond buiten naast de voordeur van de woning. [33]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [34]
Uitvoerders ( [verdachte] en [medeverdachte 4] )
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij bij een aanslag in Rosmalen is geweest. ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) was daar ook bij. [35] Verder heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij bij een rit is geweest waarbij ze met vier personen waren: [medeverdachte 4] zelf, ‘ [bijnaam 1] ’ ( [verdachte] ), [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] was de bestuurder en zijn auto werd gebruikt. [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn de auto uitgegaan. [naam 2] bleef bij [naam 1] in de auto. [verdachte] stak bij de woning een shell van drie inch aan. [medeverdachte 4] stond op de uitkijk. De aanslag vond plaats in de buurt van een tankstation. [36] Gelet op de hieronder nader genoemde verklaring van [naam 1] , betreft de rit waarover [medeverdachte 4] in dit verband heeft verklaard een rit voor de aanslag in Rosmalen.
Deze verklaring van [medeverdachte 4] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de vuurwerkrestanten die bij de woning zijn aangetroffen, is een dactyloscopisch spoor gevonden. [37] De politie heeft met dat spoor een vergelijkend onderzoek verricht. De uitkomst daarvan was dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst als de afwezigheid van onverklaarbare verschillen is geconstateerd tussen het onderzochte spoor en een dactyloscopisch spoor van [verdachte] . Het desbetreffende rapport houdt verder in dat deze bevindingen geheel in de lijn der verwachting liggen indien het aangetroffen spoor afkomstig is van de donor van het referentiespoor (het hof begrijpt: [verdachte] ) en dat de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een vergelijking met een spoor van een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is. [38]
‒ [naam 2] heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij met [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 1] ergens naartoe ging en dat [verdachte] en [medeverdachte 4] toen uit de auto zijn gestapt. Dat was niet in Bussum, maar verder weg. [39]
‒ [naam 1] heeft verklaard dat een vuurwerkbom is gegooid bij een woning in Rosmalen. [naam 1] heeft [verdachte] daar toen afgezet. Ook [medeverdachte 4] en [naam 2] waren daarbij. [verdachte] had [naam 1] gevraagd hem ergens af te zetten. [medeverdachte 4] had niets bij zich. [verdachte] had een rugzak bij zich. [verdachte] typte op de heenweg het adres in. Op enig moment is [verdachte] door [naam 1] afgezet bij een tankstation. [naam 1] heeft [verdachte] daar later weer opgepikt. Toen [verdachte] uit de auto ging, nam hij zijn rugzak mee. Ook [medeverdachte 4] is even uit de auto geweest. [40]
‒ In de periode van 17 mei 2020 tot 11 maart 2021 stond een auto met het kenteken [kenteken 7] op naam van [naam 1] . [41] Een auto met het kenteken [kenteken 7] is op 11 oktober 2020 om 00.56 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Nieuwegein. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 27 minuten. [42] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
‒ [medeverdachte 4] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 10] ( [telefoonnummer 10] ) en uit de historische verkeersgegevens van dat nummer is op te maken dat er net voor de aanslag (om 00:17 uur) een inkomend gesprek van de telefoon van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ) binnenkomt met een duur van 4 seconden. De volgende registratie van het toestel dat gekoppeld is aan de telefoon van [medeverdachte 4] ( [telefoonnummer 10] ) is een uitgaand gesprek om 00:39 uur met een duur van 118 seconden naar de telefoon van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ). [43] Dit telefonisch contact vindt 9 minuten na de aanslag plaats. Het toestel van [medeverdachte 4] bevindt zich op dat moment onder het bereik van een zendmast aan De Geerden te Velddriel. [44] Op basis van informatie ontleend aan Google Maps is de afstand tussen het adres waarop de aanslag is gepleegd en de locatie van het toestel van [medeverdachte 4] 11,6 kilometer, met een reistijd van 10 minuten. Hieruit leidt het hof af dat [medeverdachte 4] kort voor en na de aanslag contact heeft gehad met [medeverdachte 2] om informatie over de aanslag te delen en een terugkoppeling te geven.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 4] – gelet op het feit dat zij zich samen naar de plaats delict hebben laten brengen en daar met het kennelijke doel van het laten plaatsvinden van een aanslag samen uit de auto zijn gestapt: tezamen en in vereniging – een ontploffing teweeg hebben gebracht bij de woning op het adres [adres 1] in Rosmalen. De verdediging heeft zich ook gerefereerd aan het oordeel van het hof op dit punt. Verder stelt het hof vast dat de gebruikte mortierbom/shell van drie inch tot ontploffing is gekomen bij de voordeur van die woning, wat het hof afleidt uit het gegeven dat de grond helemaal zwart was bij de voordeur en uit de schade aan het raam boven de voordeur en aan het toiletraam naast de voordeur.
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Ter onderbouwing van dit oordeel overweegt het hof het volgende. De uitvoerders van de aanslag, waaronder [verdachte] , hebben bij de voordeur van een woning een mortierbom van drie inch tot ontploffing gebracht. Die mortierbom was kennelijk krachtig genoeg om het raam boven de deur te doen breken en om het toiletraam naast de voordeur en de deur zelf te ontzetten. Tijdens de ontploffing waren in de woning mensen aanwezig. Naar het oordeel van het hof was het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de ontploffing zou plaatsvinden terwijl een van de bewoners zich nabij de voordeur zou bevinden of dat door de ontploffing in de woning brand zou zijn ontstaan. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat een ontploffing van een mortierbom in het algemeen tot gevolg heeft dat brandende delen worden weggeslingerd en dat in dit geval door de ontploffing ook brand is ontstaan in een bak met paraplu’s die naast de voordeur van de woning stond. Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat het ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
Vrijspraak van feit 2 (poging tot moord/doodslag/zware mishandeling)
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat de ontploffing kan worden aangemerkt als een poging tot moord, doodslag of zware mishandeling (al dan niet met voorbedachte raad). Om die reden spreekt het hof verdachte vrij van feit 2 onder parketnummer 05/780075-20).
3.3.4. 28
28 oktober 2020: aanslag in Tiel, [adres 6] (05/780031-21, feit 3)
Op camerabeelden van de bewoner van de woning op het adres [straat 4] 11 in Tiel is te zien dat in de nacht van 28 oktober 2020 een explosie heeft plaatsgevonden in de [straat 4] in Tiel. [45] In de nacht van 28 oktober 2020 had de politie omstreeks 00.30 uur een melding ontvangen van buurtbewoners die een harde knal hadden gehoord. Op de parkeerplaats, gelegen aan de voorzijde van de woning op het perceel, waar in de nacht van 28 oktober 2020 de auto van de bewoners van perceel 13 had gestaan, was een roetplek zichtbaar op de tegels. Rondom de parkeerplaats en voorzijde van de woning op perceel 13 lag onder meer een stuk karton met daarop een etiket met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVE’. [46] De bewoner van de woning op perceel 13, [benadeelde partij 2] , heeft op 28 oktober 2020 omstreeks 17.30 uur lakschade op het dak en op de zijkant van haar auto waargenomen. [47]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd, komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [48]
Uitvoerders ( [verdachte] en [medeverdachte 4] )
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag. [medeverdachte 4] reed en [verdachte] stak de shell aan. [49]
Deze verklaring van [medeverdachte 4] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de camerabeelden van de bewoner van de woning op het adres [straat 4] 11 in Tiel is te zien dat een man vanuit de richting van de [straat] met een zwarte tas in zijn hand in de richting liep van de plaats van het misdrijf. Die man verdwijnt heel kort uit beeld en daarna is te zien dat die man, inmiddels zonder tas, hard wegrende in de richting van de [straat] . Enkele seconden later vond een kleine explosie plaats, die na zes seconden gevolgd werd door een enorme explosie die gepaard ging met een grote vuurzee. Volgens de verbalisant lijkt het signalement van de man op de beelden op het signalement van [verdachte] , met dien verstande dat de beelden van dien aard zijn dat een 100%-herkenning niet mogelijk is. [50]
‒ De auto met het kenteken [kenteken 6] , dat op naam stond van [medeverdachte 4] , is op 27 en 28 oktober 2020 op de volgende tijdstippen geregistreerd door ANPR-camera’s op de volgende locaties: [51]
op 27 oktober 2020 om 23.54 uur op de A27 bij hectometerpaaltje 64,7 links (reistijd tot de plaats van het misdrijf: 23 minuten);
op 28 oktober 2020 om 00.10 uur op de A15 bij hectometerpaaltje 121,1 rechts (reistijd tot de plaats van het misdrijf: negen minuten).
Het hof is van oordeel dat deze ANPR-registraties sterk duiden op een reisbeweging in de richting van de plaats van het misdrijf, waarbij het hof aan Google Maps heeft ontleend dat Tiel aan de A15 ligt, in het verlengde van de rijrichting van de auto van [medeverdachte 4] op 28 oktober 2020 om 00.10 uur. Verder is het hof van oordeel dat deze ANPR-registraties ook wat het betreft het tijdverband met de aanslag goed passen bij het scenario waarin [medeverdachte 4] en [verdachte] op 28 oktober 2020 om 00.10 uur (onderweg waren naar en) op ongeveer negen minuten verwijderd waren van de plaats van het misdrijf en [verdachte] omstreeks 00.30 uur de ontploffing teweeg heeft gebracht.
‒ Wat betreft het gebruikte explosief: op de plaats van het misdrijf is een label aangetroffen met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVE’.
Zowel door de advocaten-generaal als door de verdediging is aangevoerd dat de telefoon van verdachte niet op de locatie van de aanslag aanstraalde maar in Bussum en dat die telefoon kort na de aanslag is gebruikt voor het versturen van smileys, wat een sterke indicatie is dat verdachte bij zijn telefoon was. Het hof is van oordeel dat het feit dat de enkele omstandigheden dat kort na de aanslag vanaf de telefoon van verdachte een bericht met smileys is verstuurd en dat die telefoon in Bussum aanstraalde onvoldoende zijn om het in het dossier aanwezige bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de aanslag in Tiel te ontkrachten. Bij dit oordeel betrekt het hof dat door [medeverdachte 4] is verklaard dat verdachte vaak zijn telefoon in Bussum moest achterlaten bij [medeverdachte 2] . [52]
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 4] – gelet op het onderling gecoördineerde optreden van beiden en het feit dat de samenwerking tussen beiden inmiddels een zekere duurzaamheid had gekregen: tezamen en in vereniging – een ontploffing teweeg hebben gebracht op het adres [adres 6] in Tiel en dat daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
3.3.5. 4
4 november 2020: aanslag in Vlijmen, [adres 5] (05/780031-21, feit 2)
Aangever [slachtoffer 10] woonde op het adres [adres 5] in Vlijmen en was op 4 november 2020 thuis, samen met zijn vrouw. Omstreeks 23.10 uur hoorde de aangever een harde knal. Het glas van de voordeur was kapot. Het glas lag zowel buiten als binnen in de woning. [53] In de bosschages rechts bij de voordeur van de woning werd een krater aangetroffen. De verbalisanten hebben mede uit de omstandigheid dat het glas van de voordeur in de woning was geslagen afgeleid dat het een reële situatie was dat het explosief naar binnen zou slaan. Dat had letsel kunnen veroorzaken bij de bewoners als zij zich op dat moment in de hal bevonden. [54]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd, komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [55]
Uitvoerders ( [verdachte] en [medeverdachte 4] )
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hijzelf en ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: [verdachte] ) bij deze aanslag betrokken zijn geweest. [medeverdachte 4] heeft gereden en [verdachte] heeft de shell aangestoken. Het betrof een ‘shell 3’ (het hof begrijpt: een shell van drie inch), die [verdachte] nog bij zich had van Hedel waar ze toen niets hadden gedaan. [56]
Deze verklaring van [medeverdachte 4] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ [verdachte] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 14] ( [telefoonnummer 14] ) [57] en woonde in Bussum. [58] De telefoon van [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) straalde op 4 november 2020 om 21.14 uur een zendmast aan in Bussum. Diezelfde dag om 22.34 en 23.20 uur straalde die telefoon de zendmast aan bij het adres [adres] in Bruchem. De reistijd tussen die zendmast en de plaats van het misdrijf is ongeveer twaalf minuten. [59] Uit de kaart op pagina 967 van procesdossier Panter 1, waarop de locatie van de zendmast is weergegeven, en uit informatie ontleend aan Google Maps leidt het hof af dat die zendmast naast de A2 staat. Naar het oordeel van het hof passen de locatiegegevens van (de telefoon van) [verdachte] bij het scenario waarin (1) [medeverdachte 4] en [verdachte] op 4 november 2020 vanuit de woonomgeving van [verdachte] (Bussum) over de A2 naar de plaats van het misdrijf zijn gereden, waarbij zij omstreeks 22.34 uur de zendmast in Bruchem passeerden, en (2) [verdachte] omstreeks 23.10 uur de ontploffing teweegbracht en (3) [medeverdachte 4] en [verdachte] direct daarna zijn weggereden in de richting van Bussum, waarbij zij over de A2 reden en om 23.20 uur opnieuw die zendmast in Bruchem passeerden.
‒ [medeverdachte 4] en [verdachte] zijn op 3 november 2020 omstreeks 00.28 uur door de politie gecontroleerd terwijl zij in het voertuig zaten met het kenteken [kenteken 6] . Die controle vond plaats in Hedel. [60] [medeverdachte 4] heeft daarover verklaard dat zij toen een shell van drie inch bij zich hadden met de bedoeling om die te laten afgaan bij de voordeur van een bepaalde woning. [medeverdachte 4] en [verdachte] waren bij de woning wezen kijken en besloten daar geen aanslag te plegen, omdat ze het daar te druk vonden. [61]
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 4] – gelet op het onderling gecoördineerde optreden van beiden en het feit dat de samenwerking tussen beiden inmiddels een zekere duurzaamheid had gekregen: tezamen en in vereniging – een ontploffing teweeg hebben gebracht bij de woning op het adres [adres 5] in Vlijmen. De verdediging heeft zich ook gerefereerd aan het oordeel van het hof op dit punt. Verder stelt het hof vast dat de gebruikte mortierbom/shell van drie inch tot ontploffing is gekomen bij de voordeur van die woning, wat het hof afleidt uit het kapotgaan van het glas in de voordeur en de krater in de bosschages bij de voordeur.
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Ter onderbouwing van dit oordeel overweegt het hof het volgende. De uitvoerders van de aanslag hebben bij de voordeur van een woning een mortierbom van drie inch tot ontploffing gebracht. Die mortierbom was kennelijk krachtig genoeg om het glas in de voordeur te doen breken en naar binnen te laten slaan. Tijdens de ontploffing waren in de woning mensen aanwezig. Naar het oordeel van het hof was het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de ontploffing zou plaatsvinden terwijl een van de bewoners zich nabij de voordeur zou bevinden of dat door de ontploffing in de woning brand zou zijn ontstaan. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat een ontploffing van een mortierbom in het algemeen tot gevolg heeft dat brandende delen worden weggeslingerd en dat het een reële mogelijkheid was dat brandende delen door het breken van de ruit in de woning terecht zouden komen. Dat wordt ondersteund door het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 5] Vlijmen), waar dit gevaar expliciet wordt benoemd. Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat het ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
3.3.6.
Eindconclusie ten aanzien van de vijf woningaanslagen
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat [verdachte] als uitvoerder verantwoordelijk is voor de vijf woningaanslagen. Deze conclusie baseert het hof op het hiervoor overwogene en op het volgende.
Schakelbewijs (modus operandi)
In de rechtspraak is vastgelegd dat het gebruik van zogenoemd schakelbewijs als bewijsmiddel is toegestaan. Dat houdt in, dat het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer strafbare feiten onder voorwaarden als ondersteunend bewijsmiddel kan dienen voor het bewijs van andere strafbare feiten. Voor het gebruik van schakelbewijs dient de feitelijke gang van zaken (de zogenaamde modus operandi) ten aanzien van de strafbare feiten op essentiële punten onderling belangrijke overeenkomsten te vertonen.
Het hof is van oordeel dat de bewijsmiddelen over en weer kunnen dienen als schakelbewijs nu sprake is van een herkenbare specifieke modus operandi van verdachte. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de verschillende onderzoeken komt een specifieke werkwijze naar voren waarbij de adressen vanaf ‘ [medeverdachte 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) via ‘ [medeverdachte 2] ’ ( [medeverdachte 2] ) naar ‘ [bijnaam 1] ’ ( [verdachte] ) gingen. [62] Het adres werd verstrekt op een briefje dat [verdachte] kreeg van [medeverdachte 2] . [63] [medeverdachte 4] heeft verklaard dat ze die lijst hadden als gevolg van ‘die blunder’ (het hof begrijpt dat dit gaat over de personeelslijst van [fruitbedrijf] die door een fout in het dossier van [medeverdachte 1] terecht is gekomen). [64] Bij alle aanslagen waaraan [medeverdachte 4] heeft deelgenomen, kwam de shell van [medeverdachte 2] , die de shell aan [verdachte] gaf. [65] De shell was altijd verpakt in een boodschappentas of een vuilniszak. Alles wat [medeverdachte 2] tegen [verdachte] en [medeverdachte 4] zei, kwam vanuit [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] moest ook altijd eerst overleggen voordat hij ergens antwoord op kan geven. [66] De terugkoppeling verliep vaak via [medeverdachte 2] . [67]
Al hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en in samenhang bezien, kan volgens het hof tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte de uitvoerder van deze aanslagen is geweest.
Medeplegen van vijf woningaanslagen
Het hof is van oordeel dat uit de verklaringen van [medeverdachte 4] blijkt dat bij de aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in de kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij) sprake was van een gezamenlijke organisatie. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is telkens van zodanig gewicht geweest - en nam bovendien in gewicht toe door aanslagen te blijven plegen - dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij meestal [medeverdachte 4] de chauffeur was, [verdachte] het explosief meenam, [verdachte] alleen of met [naam 3] het explosief aanstak en gooide en [medeverdachte 4] op de uitkijk stond. De (vlucht)auto werd altijd op een strategische plek (aan het eind van de weg/op een kruising) neergezet en in sommige gevallen was ook nog eerst sprake van een gezamenlijke voorverkenning. Verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het ten laste gelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen telkens bewezen.
3.3.7. 20-21
20-21 december 2020: verijdelde aanslag in Hilversum, [huisnummer D] (05/780075-20, feit 1)
[verdachte] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 14] ( [telefoonnummer 14] ). [68]
[naam 3] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 24] ( [telefoonnummer 24] ). [69]
[naam 15] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 25] ( [telefoonnummer 25] ). [70]
[medeverdachte 2] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 26] ( [telefoonnummer 26] ) [71]
Op 21 december 2020 om 13.33 uur is op de telefoon van [verdachte] op de website van Google Maps het adres [huisnummer D] in Hilversum geselecteerd. [72]
Op dat adres woonde een dochter van [slachtoffer 1] . [73]
Op 21 december 2020 vanaf 13.47 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) een telefoongesprek met [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [74]
[verdachte]
:
luister dan, als je wilt kan je deze kant opkomen vanavond of straks wanneer dat jij denkt uh ik ga dan geef ik je die dinge, geef ik je die adres, kun je gaan
[naam 15]
:
oké maar luister dan
[verdachte]
:
ja
[naam 15]
:
wanneer krijg ik uitbetaald?
[verdachte]
:
gelijk als je terug komt gelijk
(...)
direct direct direct maar je moet zeker weten dan
[naam 15]
:
he?
[verdachte]
:
je moet zeker weten begrijp je
(...)
k ga je zo meteen als je hier bent ga ik je uitleggen ja
maar je moet tegen mij zeggen of je gaat (...)
[naam 15]
:
[bijnaam 1] , ik ga sowieso
[verdachte]
:
ja sowieso je gaat sowieso vandaag?
[naam 15]
:
ja
[verdachte]
:
(...) ik ga nu alles voor je klaarleggen
(...)
[naam 15]
:
moloto euh wat wil je precies?
[verdachte]
:
wat?
[naam 15]
:
wat wilde je precies, wat moest er gebeuren precies, wat wilde je, molotov, wat was het?
[verdachte]
:
(...) ik ga je zo precies uitleggen als je uh nou uh je komt vanavond gewoon deze kant op of zo
[naam 15]
:
ja man
[verdachte]
:
perfect dan heb ik hem gewoon klaar voor je, ga ik je precies uitleggen hoe of wat en dan eh ja dan is het in principe dan is het helemaal aan jou hoe je hem zet en zo, hoe laat of wat dan ook, snap je
(...)
hoe laat kan ik je verwachten, rond hoe laat heb je tijd?
[naam 15]
:
bro ga van 8 uur uit, maar het is in Hilversum?
[verdachte]
:
ja t is in Hilly
(...)
ik bel je maar kan ik op je rekenen vanavond of niet?
[naam 15]
:
ja oke prima
Op 21 december 2020 vanaf 15.02 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) een telefoongesprek met [naam 3] ( [telefoonnummer 24] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [75]
Vanaf 15.02 uur
[verdachte]
:
ben je langs BUSSUM (...) geweest vandaag?
[naam 3]
:
ja man
[verdachte]
:
heb je die dingen aangeraakt?
[naam 3]
:
nee man
[verdachte]
:
maar heb je gekeken of ze er waren?
[naam 3]
:
ja ik heb hem verplaatst, ik ben gisteren ge - uh, ik ben gegaan alles
[verdachte]
:
watte?
[naam 3]
:
he waar ben je waar ben je?
[verdachte]
:
(...) ik ben bij de Lidl, maar waar zijn die dingen bro wacht effe is belangrijk nu
[naam 3]
:
ze zijn daar
[verdachte]
:
nog steeds daar?
[naam 3]
:
ja
[verdachte]
:
maar precies op dezelfde plek of wat zeg je nu... verplaatst zeg je
[naam 3]
:
ja gewoon maar daar, daar naast, ik heb ‘m gewoon beter dicht gedaan en zo, die zak
[verdachte]
:
maar euh, als ik daar naar toe ga dan kan ik ze gelijk / zeker zien?
[naam 3]
:
ja die zie je gewoon, (...) bij die boom
[verdachte]
:
(...) ja, bij die boom
[naam 3]
:
is een beetje onder de blaadjes, je weet wel
[verdachte]
:
(...) perfect. Maar dus je hebt net gezien dat ze daar waren?
[naam 3]
:
nee heb ik niet gezien maar waarschijnlijk wel, ga maar kijken, ik heb ze goed verstopt
(...)
[naam 3]
:
ik kan nog he
(…)
[verdachte]
:
(...) ja maar ik heb anders
Vanaf 15.04 uur
[naam 3]
:
he, je kan ook doorgeven als je wilt, zeg tegen hem; hij zag dat het raam open stond maar daar waren mensen binnen
[verdachte]
:
maar is dat ook echt zo?
[naam 3]
:
ja, ik trof een open raam, daar waren mensen, om 3 uur in de nacht
Vanaf 15.12 uur
[verdachte] vraagt hoe snel [naam 3] achter Lidl kan komen
[naam 3] zegt: in vijf minuten
(...)
[verdachte]
:
(...) we moeten toch nog over wat anders praten, over euh vanavond
[naam 3]
:
over wat?
[verdachte]
over die van vanavond wat je net tegen mij zegt toch
[naam 3]
:
(...) ik kom wel naar uh achter Lidl
Het hof heeft bij de interpretatie van dit gesprek tussen [verdachte] en [naam 3] het volgende in aanmerking genomen.
‒ Op 20 december 2020 maakte de telefoon van [naam 3] ( [telefoonnummer 24] ) om 02.37 uur verbinding met de zendmast bij het adres [adres] in Hilversum. De afstand tussen dat adres en het adres [huisnummer D] in Hilversum is hemelsbreed ongeveer 574 meter. Diezelfde nacht om 02.16 en 02.53 uur maakte die telefoon van [naam 3] verbinding met zendmasten in Bussum. [76] [naam 3] woonde in Bussum. [77]
‒ Uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] heeft deelgenomen aan vijf woningaanslagen die zijn gepleegd in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020. Aan de aanslag van 5 oktober 2020 is ook deelgenomen door [naam 3] . Bij die woningaanslagen is telkens een ontploffing teweeggebracht door middel van een mortierbom/shell.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat de shells van ‘ [medeverdachte 2] ’ ( [medeverdachte 2] ) kwamen en dat het bij alle aanslagen (waaraan [medeverdachte 4] heeft deelgenomen) zo ging dat [medeverdachte 2] de shell aan [verdachte] gaf. [78] [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) en [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ) voerden op 20 november 2020 een telefoongesprek dat hieronder gedeeltelijk is weergegeven. [79]
[medeverdachte 2]
:
Iemand heeft ze gewoon meegenomen
[verdachte]
:
Wat???
[medeverdachte 2]
:
Iemand die had ze meegenomen en ik had ze net op tijd (...) cobra [fonetisch] (...)
ik heb bijna gevochten net
[verdachte]
:
Maar jij liep er toevallig?
(...)
[medeverdachte 2]
:
Ik liep daar toevallig en ik heb ze gewoon afgepakt
[verdachte]
:
Maar alle 5? Alle 5 heb je ze?
[medeverdachte 2]
:
Alle 5. Alle 5
[verdachte]
:
Oke, ze zien er nog gewoon goed uit nog toch?
[medeverdachte 2]
:
Ze zien er nog heel goed uit. Ik leg ze precies dus, precies waar we altijd (...) doen zeg maar
[verdachte]
:
Nee, daar moet je ze niet meer laten
[medeverdachte 2]
:
(...) ik leg ze tijdelijk ff hier
[verdachte]
:
Oh je bedoelt gewoon bij je osso daar?
[medeverdachte 2]
:
Nee (...) bij die ghettoplek [fonetisch] van ons, weetje? Daaro
[verdachte]
:
Ja maar dat is toch vlak bij waar (...) die mensen ze toch hebben gevonden dan?
[medeverdachte 2]
:
Ik heb ze weggejaagd (...) zwaar ruzie man
Op 21 december 2020 om 16.43 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) opnieuw een telefoongesprek met [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [80]
[naam 15]
:
ik ga nu naar die compa [fonetisch] van me en ga ik met hem praten
[verdachte]
:
oh uh je bent nog niet zeker?
[naam 15]
:
jawel
[verdachte]
:
ja
[naam 15]
:
maar ik moet even horen wat die man te zeggen heeft
[verdachte]
:
ja toch nou is goed, ja ik reken op je alles is ready hier [fonetisch]
[naam 15]
:
ja toch, is goed maak je niet druk
[verdachte]
:
oke is goed, soldaat
Op 21 december 2020 om 19.01 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) opnieuw een telefoongesprek met [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [81]
[naam 15]
:
jo jo
[verdachte]
:
waar (ben jij), G!
[naam 15]
:
faka [= hoe is het] [bijnaam 1] ?
[verdachte]
:
hoe laat ga ik je zien?
[naam 15]
:
luister neffo, ik moet even naar Groningen, man
[verdachte]
:
ja?
[naam 15]
:
ja maar voor euh, ja, niet voor een vijf (5) barkie [= honderd], snap je
[verdachte]
:
eee, dus je bent vanavond niet aanwezig
[naam 15]
:
dat wil ik niet zeggen, kan het ook om elf (11) uur of zo?
[verdachte]
:
ja dat is ook top, is perfect als je daarheen (fon) kan
(...)
hoe laat, hoe laat kan je terug zijn, maar je moet me zeggen bro, ik zweer het je, ik moet zeker weten snap je, dat is het
[naam 15]
:
daarom, ik ga voor je uh op een missie man!
(...)
[verdachte]
:
nou wat denk je, denk je dat je vanavond nog kan of niet? Eerlijk
[naam 15]
:
ja ik denk van wel
[verdachte]
:
ja? nou is goed, dan timer [= wacht] ik gewoon op je broer, ik ben gewoon actief
[naam 15]
:
anders kan ik ook een kleine soldaat van me naar je toe sturen
[verdachte]
:
ja
[naam 15]
:
nou die doet het ook maar ja ik wil het liever zelf doen, die vier [fonetisch] barkie is voor mij mooi snap je, vier [fonetisch] barkie de man, snel snel
[verdachte]
:
bro kijk, weet je wat het is, voor mij moet gewoon vandaag gebeuren, dat is het, ik zweer het je, het moet echt vandaag
(...)
maar luister, zie ik je vandaag of niet broer
[naam 15]
:
nou dat is niet zeker [bijnaam 1] , ik kan jou nu zeggen ja nee maar ik weet niet zeker
[verdachte]
:
ja je weet niet, je weet niet, euhm
[naam 15]
:
anders kan ik iemand wel sturen naar je (...)
[verdachte]
:
kan dat? (...)
[naam 15]
:
ja dat kan
[verdachte]
:
maar weet je dat zeker?
[naam 15]
:
ja ik heb kleine werkertjes toch
[verdachte]
:
ja nou als je iemand hebt dan stuur hem mijn kant op dan, alsjeblief
[naam 15]
:
oke is goed
Op 21 december 2020 om 20.33 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) een telefoongesprek met [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [82]
(...)
[medeverdachte 2]
:
weet je nog meer of uh?
[verdachte]
:
ja ja ja, (...) toevallig net geconnect, hij laat me weten, misschien is hij iets later euh, dat ie deze kant op komt maar hij heft me wel gewoon geconnect dat ie komt
[medeverdachte 2]
:
ja oke is goed, rustig aan
[verdachte]
:
(...) hoe dan ook gaat ie vandaag gebeuren, desnoods .. stuur ik iemand anders vandaag (...)
[medeverdachte 2]
:
ja oke is goed
Op 21 december 2020 vond tussen 21.16 uur en 22.00 uur via WhatsApp een berichtenwisseling plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) en [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). Die berichtenwisseling is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [83]
[verdachte]
:
Niffo reageer eens ff snelle jelle
Dan weet ik ook wat ik moet doen
[naam 15]
:
Neefie die youngboy is aan t twijdels
twijfele
[verdachte]
:
Hoeveel wilt die? (...)
800 is al veel he
(...)
[verdachte]
:
Weetje al meer?
[naam 15]
:
Ja hij wil driver regele
Hij zoekt
Op 21 december 2020 om 22.20 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) opnieuw een telefoongesprek met [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [84]
(...)
[medeverdachte 2]
:
ik heb iets voor je geregeld uh, (...) heb je geen internet buiten?
[verdachte]
:
ja wel
[medeverdachte 2]
:
kun je niet even op Snap komen?
[verdachte]
:
maar wat heb je geregeld dan?
[medeverdachte 2]
:
kom even op Snap
Op 21 december 2020 om 22.32 uur voerde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) opnieuw een telefoongesprek met [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). Dat gesprek is hieronder gedeeltelijk weergegeven. [85]
(...)
[naam 15]
:
kijk, voor wanneer moet die torie [= dinges, geval] gedaan worden, hoe laat?
[verdachte]
:
in ieder geval gewoon vandaag
[naam 15]
:
ja maar vandaag (...) is gewoon twee (2) uur ’s nachts ook
[verdachte]
:
ja is ook goed (...)
[naam 15]
:
maar euh is een huis van mensen of niet?
[verdachte]
:
ja ja
(...)
maar je kan geen zekerheid geven?
[naam 15]
:
voor acht (8) barkie zou ik komen maar ja toen kreeg ik wat anders in mijn hand geschoven
[verdachte]
:
ja broer, meer dan dat kan ik er niet van maken, je weet toch
(...)
ja is bij een huis ja
[naam 15]
:
ja zijn gewoon osso [= thuis/huis]?
[verdachte]
:
ja (...),kijk als die mensen beneden zijn dan hoeft het niet
(...)
goed?
[naam 15]
:
ja ja ja, gaat gebeuren [fonetisch]
[verdachte]
:
maar vandaag?
[naam 15]
:
ja, maar kijk
(...)
vraag gewoon rond broer, heb jij duizend procent van iemand anders, dan prima geen probleem
[verdachte]
:
ja maar dat is het, dat heb ik al gedaan broer
(...)
[naam 15]
:
is het jouw torie [= geval, ding, verhaal] gewoon?
[verdachte]
:
ja ja mijn, mijn torie [= geval, ding, verhaal]
[naam 15]
:
haha [bijnaam 1] , met wie heb jij beef [fonetisch, = ruzie, conflict] gemaakt?
[verdachte]
:
nee broer, je gaat uh, bro als ik je ga uitleggen, ga je blij zijn, je weet toch, je gaat het begrijpen
(...)
[naam 15]
:
ik ben misschien pas vier (4) uur terug in de buurt
Op 21 december 2020 om 23.15 uur stuurde [verdachte] ( [telefoonnummer 14] ) via WhatsApp het volgende bericht naar [naam 15] ( [telefoonnummer 25] ). [86]
Wordt al gefixt
Op 22 december 2020 om 01.27 uur is [verdachte] aangehouden. [87]
Op 22 december 2020 om 02.30 uur is [naam 15] aangehouden. [88]
3.3.8.
Eindconclusie ten aanzien van de verijdelde woningaanslag
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat [verdachte] op 21 december 2020 heeft geprobeerd [naam 15] te bewegen tot het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning op het adres [huisnummer D] in Hilversum. Deze conclusie is gebaseerd op het volgende.
[verdachte] had in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 4 november 2020 deelgenomen aan vijf woningaanslagen die deel uitmaakten van een poging tot afpersing van [fruitbedrijf] . De aanslag vond telkens plaats ofwel op een adres dat voorkomt op de personeelslijst van [fruitbedrijf] ofwel op het woonadres van een dochter van [slachtoffer 1] . Op 21 december 2020 om 13.33 uur selecteerde [verdachte] in Google Maps het adres [huisnummer D] in Hilversum, waar toen een dochter van [slachtoffer 1] woonde.
Ongeveer een kwartier later voerde [verdachte] een telefoongesprek met [naam 15] waarin besproken werd dat [naam 15] tegen betaling een opdracht zou uitvoeren waarvoor [verdachte] ‘die dingen’ en het adres nog zou verstrekken aan [naam 15] . Later in dat gesprek werd duidelijk dat het ging om een adres in Hilversum. [naam 15] vroeg aan [verdachte] wat hij precies wilde, waarbij [naam 15] vroeg of [verdachte] wilde dat een molotovcocktail zou worden gebruikt (‘wat wilde je, molotov, wat was het?’). [verdachte] antwoordde later precies te zullen uitleggen wat de opdracht inhoudt. Het hof leidt hieruit af dat [naam 15] weliswaar nog niet precies wist wat de opdracht inhield, maar op basis van wat hij wel wist de opdracht kennelijk associeerde met het gebruik van een molotovcocktail.
Ruim een uur na het gesprek met [naam 15] voerde [verdachte] een telefoongesprek met [naam 3] , met wie [verdachte] op 5 oktober 2020 een woningaanslag had gepleegd op een adres dat voorkomt op de personeelslijst van [fruitbedrijf] . [naam 3] zei in dat gesprek nog beschikbaar te zijn (‘ik kan nog he’), waarop [verdachte] antwoordde dat hij al iets anders had geregeld (‘ja maar ik heb anders’). Kort daarna zei [naam 3] dat [verdachte] aan een derde (‘hem’) kan doorgeven dat daar om drie uur ’s nachts het raam openstond en dat daar toen mensen binnen waren. Een dag eerder (op 20 december 2020) was [naam 3] , die in Bussum woonde, tussen 02.16 en 02.53 uur vanuit Bussum op en neer geweest naar Hilversum, waarbij [naam 3] om 02.37 uur in het dekkingsgebied was van een zendmast die hemelsbreed ongeveer 574 meter verwijderd was van het adres [huisnummer D] .
In datzelfde telefoongesprek spraken [verdachte] en [naam 3] over verstopte ‘dingen’ in een tas bij een boom. Het hof leidt hieruit af dat het ging om voorwerpen die verstopt waren op een plek waar ook andere mensen toegang toe hadden. Datzelfde geldt voor voorwerpen waarover [verdachte] op 20 november 2020 sprak met [medeverdachte 2] . Uit dat gesprek blijkt namelijk dat andere mensen die voorwerpen (bijna) hadden meegenomen. In dat gesprek viel het woord ‘cobra’, wat er naar het oordeel van het hof op duidt dat het ging over illegaal zwaar vuurwerk. Daar komt bij dat [medeverdachte 4] over de vijf woningaanslagen die hij en [verdachte] hebben gepleegd in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 4 november 2020 heeft verklaard dat de shells van [medeverdachte 2] kwamen en dat het alle keren zo ging dat [medeverdachte 2] de shell aan [verdachte] gaf. [89]
Uit het voorgaande leidt het hof af dat [verdachte] bezig was met het voorbereiden van een woningaanslag op het adres [huisnummer D] in Hilversum. Zowel het gesprek met [naam 15] als het gesprek met [naam 3] ging daarover. [naam 3] had tijdens de nacht van 20 december 2020 een verkenning gedaan bij de plaats van het beoogde misdrijf en deelde zijn bevindingen met [verdachte] met de suggestie dat [verdachte] die zou doorgeven aan de beoogde uitvoerder. De ‘dingen’ waarover [verdachte] met [naam 3] sprak, betroffen het explosief dat voor die aanslag zou worden gebruikt. [naam 15] zou de aanslag uitvoeren, in ruil voor een financiële beloning. [verdachte] was van plan [naam 15] nog het adres te verstrekken waar de aanslag moest plaatsvinden en het explosief waarmee de aanslag moest worden gepleegd. De aanslag is voorkomen doordat [verdachte] en [naam 15] tijdens de nacht van 22 december 2020 zijn aangehouden.
Mede gelet op de opmerking van [verdachte] dat het niet hoeft als die mensen beneden zijn en omdat het hof niet kan vaststellen wat voor explosief zou worden gebruikt en waar het explosief tot ontploffing had moeten komen, acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar te duchten zou zijn geweest voor de (eventuele) aanwezigen in de woning. Het hof concludeert wel dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zou zijn geweest dat door die ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten zou zijn geweest.
Medeplegen
Verder concludeert het hof dat [verdachte] bij de poging tot het uitlokken van de ontploffing nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] . Dit leidt het hof af uit het volgende. [medeverdachte 2] en [verdachte] voerden om 20.33 uur een telefoongesprek waarin [medeverdachte 2] vroeg of [verdachte] nog meer wist, waarop [verdachte] antwoordde dat hij net contact had gehad met iemand (‘geconnect’), dat diegene misschien iets later zou zijn maar wel heeft laten weten dat hij komt en dat [verdachte] desnoods iemand anders stuurt. Het hof leidt hieruit af dat [medeverdachte 2] en [verdachte] overlegden omdat ze op zoek waren naar iemand om een opdracht uit te voeren. Het antwoord van [verdachte] , dat de persoon die hij op het oog heeft misschien iets later is, sluit aan bij het contact dat [verdachte] daarvoor had gehad met [naam 15] , die vertelde dat hij eerst nog naar Groningen moest. Daarna vond via WhatsApp een berichtenwisseling plaats tussen [verdachte] en [naam 15] waaruit blijkt dat nog naar een ‘driver’ (het hof begrijpt: chauffeur) werd gezocht. Vervolgens zei [medeverdachte 2] om 22.20 uur tegen [verdachte] dat hij ( [medeverdachte 2] ) iets voor [verdachte] had geregeld. Vervolgens liet [verdachte] om 23.15 uur aan [naam 15] weten dat het al wordt gefixt. Het hof leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 2] en [verdachte] samen bezig waren mensen te werven voor de beoogde aanslag op het adres [huisnummer D] in Hilversum. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen wat [medeverdachte 4] in verband met de woningaanslagen waaraan hij zelf heeft deelgenomen (in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 4 november 2020) heeft verklaard over de samenwerking tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , namelijk dat de adressen liepen van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) via [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) naar [bijnaam 1] ( [verdachte] ) [90] en dat het alle keren zo ging dat [medeverdachte 2] de shell aan [verdachte] gaf. [91]
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook betrokken is geweest bij dit feit, waarbij zijn betrokkenheid bestond in het medeplegen van een mislukte uitlokking.

4.Eerlijk proces

Inleiding
Een verdachte heeft op grond van artikel 6 EVRM het recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn strafzaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, binnen een redelijke termijn. Daarbij heeft een verdachte onder meer het recht om getuigen te ondervragen. Het hof zal in dit hoofdstuk ingaan op de vraag of verdachte een eerlijk proces heeft gehad.
[medeverdachte 4]
Door de verdediging zijn verschillende verweren gevoerd over het gebruik van de door [medeverdachte 4] afgelegde verklaringen voor het bewijs. Mede in reactie op die verweren heeft het hof geoordeeld dat de busverklaring van [medeverdachte 4] van het bewijs dient te worden uitgesloten. Het hof heeft daartoe besloten omdat de (inzet van) de WOD-actie onvoldoende controleerbaar is en daardoor de bruikbaarheid voor het bewijs van die busverklaring onvoldoende kan worden onderzocht en betwist.
De overige verklaringen van [medeverdachte 4] zijn door het hof wel voor het bewijs gebezigd en het hof heeft hiervoor gemotiveerd waarom daartoe, ondanks de gevoerde verweren, is besloten.
Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat verdachte geen reële en effectieve gelegenheid heeft gehad om de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de wel gebruikte verklaringen van [medeverdachte 4] te toetsen, door hem als getuige te ondervragen. Het hof heeft daarbij evenwel ook gemotiveerd geoordeeld dat het ontbreken van die effectieve ondervragingsgelegenheid in deze zaak niet meebrengt dat de voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 4] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt zonder het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces te schenden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat het antwoord op de vraag welke behandelduur redelijk is, onder meer afhankelijk is van de ingewikkeldheid van de zaak (bijvoorbeeld het gegeven dat de zaak gelijktijdig wordt behandeld met strafzaken tegen medeverdachten of met andere strafzaken tegen verdachte), de invloed van verdachte op het procesverloop en op de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Daarbij is het uitgangspunt dat een strafzaak tegen een verdachte in voorlopige hechtenis binnen zestien maanden wordt afgedaan, maar bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat daarvan wordt afgeweken.
‒ Eerste aanleg
De redelijke termijn is aangevangen op 22 december 2020, door de inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling van de zaak in eerste aanleg is afgerond op 7 april 2022, zijnde de datum waarop de rechtbank het vonnis waarvan beroep wees. Hieruit blijkt dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet langer heeft geduurd dan zestien maanden.
‒ Hoger beroep
In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen op 11 april 2022, door het instellen van hoger beroep door verdachte. Dit arrest wordt gewezen op 4 april 2025, wat meebrengt dat de behandeling van de zaak in hoger beroep bijna 3 jaar heeft geduurd. Naar het oordeel van het hof is dit niet onredelijk lang, als in aanmerking wordt genomen dat de strafzaak tegen verdachte in hoger beroep deel uitmaakt van een cluster van twaalf strafzaken en dat voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak een regiefase heeft plaatsgevonden waarin op verschillende momenten nader onderzoek is verricht.
Overig
Voor het overige zijn door de verdediging geen omstandigheden gesteld en zijn het hof geen omstandigheden gebleken die aan een eerlijk proces in de weg hebben gestaan.
Conclusie
Het hof komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat het proces dat verdachte heeft gehad voldoet aan de eisen van een eerlijk proces en ook in zijn totaliteit in overeenstemming is met de eisen van artikel 6 EVRM.

5.Bewezenverklaring

Door de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05/780075-20:1.
hij in
of omstreeksde periode van 15 december 2020 tot en met 22 december 2020
te Bussum en/of Hilversum en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een
of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing
en/of opzettelijke brandstichtingin een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen
en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten,
opzettelijk
‒ (
(een
)gegevensdrager
(s)met het adres [huisnummer D] te Hilversum erop en
/of
‒ ( shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder bladeren bij een specifieke boom in Bussum)
en/of
‒ (
twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 4] en verdachte aanwezig op 15 december 2020) en/of
‒ (
(vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte en [naam 15] als 'dingen') en/of
‒ (
een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers, bestemd tot het begaan van die misdrijven/dat misdrijf,
heeft/hebben verworven en/ofvoorhanden heeft
/hebbengehad;
EN
/OF
hij in
of omstreeksde periode van 15 december 2020 tot en met 22 december 2020
te Bussum en/of Hilversum en/of eldersin Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
[naam 29] en/of[naam 15]
en/of een of meer andere perso(o)n(en)
door
giften,beloften
, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding ofendoor het verschaffen van
gelegenheid,middelen
ofeninlichtingen te bewegen om een
of meer misdrijven/misdrijf
te begaan,
te weten
opzettelijke brandstichting en/ofopzettelijk een ontploffing teweegbrengen in een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen
en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten
te begaan,
opzettelijk
‒ (
(een
)gegevensdrager
(s)met het adres [huisnummer D] te Hilversum erop en
/of
‒ ( shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder bladeren bij een specifieke boom in Bussum) en
/of
‒ (
twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 4] en verdachte aanwezig op 15 december 2020) en/of
‒ (
(vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte [verdachte] en [naam 15] als 'dingen'
) en/of
een of meer andere voorwerpenbestemd tot het begaan van
die misdrijven/dat misdrijf
aan die [naam 29] en/of die [naam 15] en/of aan die perso(o)n(en) heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben aangeboden, althans die/dat voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/ofvoorhanden heeft
/hebbengehad en
/of
‒ een geldbedrag heeft
/hebbenaangeboden aan die [naam 15] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, te weten de uitlokking, niet is voltooid;
3.
hij
in of omstreeks de nacht van 10op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning ( [adres 1] ) door
‒ naar die woning (waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op dat moment
lagen te slapen/verbleven) te
rijden/gaan en
/of
‒ een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen bij
(de voordeur van
)die woning en
/of vervolgens
‒ de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken
, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
onder meer een of meerra
(a)m
(en
)en
/ofeendeur
(en)van die woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9]
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 8] en
/ofdie [slachtoffer 9]
, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
Zaak met parketnummer 05-780031-21 (gevoegd):1.
hij
in of omstreeks de nacht van 4op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] )
door naar die woning
(waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3] lag te slapen/verbleef)te
rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen
op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 5] , die op de oprit van die woning
, althans in de directe nabijheid van die woningstond geparkeerd, en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan die auto
is vernielden
/ofeen (schuur)deur beschadigd
iszijngeraakt en
daarvangemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner van die woning, te weten
[slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die Middelkoop, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks4 november 2020 te Vlijmen,
gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 5] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 10] en
/ofdiens vrouw
en/of diens kinderenverbleven
/verbleef)
te rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen
op/aan/bij de voordeur van die woning en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning
is vernield en/ofbeschadigd is geraakt
en/of rookontwikkeling ontstonden
/of daarvangemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor die aanwezige bewoner
(s
)van die woning
en/of levensgevaar voor een ander of anderenen/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner
(s
) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
3.
hij
in of omstreeks de nacht van 27op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 6] ) door
naar die woning
(waar op dat moment de bewoners [benadeelde partij 2] en haar zoontje sliep(en)/verbleven)te
rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [benadeelde partij 2] ) die
bijop de oprit vandie woning stond geparkeerd en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
4.
hij
in of omstreeks de nacht van 7op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 7] ) door
naar die woning
(waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de moeder van die [slachtoffer 5] sliepen/verbleven) te rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen in de brandgang
en/of in/nabij de achtertuin van die woning en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van poging om een ander door beloften en door het verschaffen van middelen en inlichtingen te bewegen tot het begaan van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 3 en in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

8.Oplegging van straf

Straf opgelegd door de rechtbank
De rechtbank Gelderland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is bepleit om bij het bepalen van de op te leggen straf onder meer rekening te houden met het volgende. De feiten zijn gepleegd in de periode dat de regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling gunstiger was voor verdachte dan hoe die regeling op dit moment wordt toegepast. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, vindt dat hij schuldig is aan meerdere gebeurtenissen en weet dat hij gestraft gaat worden. Hij heeft spijt van wat hij heeft gedaan. Verdachte studeert en wil graag aan het werk. Zoals de reclassering heeft gerapporteerd, vindt ook de vriendin van verdachte dat verdachte op een positieve manier gericht is op de toekomst. Verdachte vraagt om een kans om zich te mogen bewijzen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de gepleegde misdrijven en de omstandigheden waaronder die misdrijven zijn begaan. Verder heeft het hof onder meer gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De ernst van de feiten
Verdachte is als uitvoerder betrokken geweest bij meerdere aanslagen op woningen van (voormalige) medewerkers van [fruitbedrijf] en onder meer als uitlokker bij een verijdelde aanslag. Die verijdelde aanslag, op het adres van een dochter van [slachtoffer 1] , is enkel voorkomen door vroegtijdig ingrijpen van de politie. Verder heeft verdachte zich binnen een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf aanslagen met zware vuurwerkbommen. Verdachte is degene die telkens een mortierbom bij (de voordeur van) een woning heeft geplaatst, waar deze vervolgens tot ontploffing kwam. Hij wist wat de gevaren waren van de aanslagen – waaronder het gevaar dat er dodelijke slachtoffers zouden vallen –, maar bleef toch doorgaan. Ook nadat in Hedel op 25 november 2020 een woning volledig was afgebrand en de bewoners uit het raam moesten springen om te kunnen overleven heeft verdachte nog gepoogd een aanslag te laten plegen.
Verdachte heeft geen enkele empathie getoond voor de slachtoffers van de mede door hem gepleegde feiten. Hij vond zijn eigen geldelijk gewin kennelijk belangrijker. Deze ernstige feiten zijn bovendien gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft door bij een groot aantal aanslagen betrokken te zijn geweest een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanhoudende afpersing van [fruitbedrijf] . De aanslagen waren gericht tegen volkomen onschuldige (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf. Er zijn vele gezinnen die mede door het handelen van verdachte in doodsangsten hebben geleefd omdat zij op ieder willekeurig moment slachtoffer zouden kunnen worden van een zeer heftige aanslag. Die angsten speelden niet alleen voor de bewoners van de woningen waar aanslagen op zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst stond of zelfs maar in de buurt woonde van een dergelijk adres. De gehele Bommelerwaard leefde jaren in angst voor aanslagen. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een grote bijdrage geleverd.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 oktober 2024. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, hetgeen het hof strafverzwarend acht.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 16 oktober 2024. Daaruit blijkt dat verdachte in het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling heeft laten zien waarbij hij gewenst gedrag heeft getoond en er geen overtredingen meer zijn geweest.
De strafoplegging
Gelet op de grote hoeveelheid feiten, de ernst en de maatschappelijke gevolgen daarvan, verdachtes rol daarbij en de achtergrond van de feiten, acht het hof enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend. Alles overziend, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van de door het hof bewezenverklaarde feiten en verdachtes rol daarin. Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in deze zaak passend en geboden is. Die straf is ook hoger dan door de advocaten-generaal is gevorderd, maar het hof verklaart meer feiten bewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

9.Vorderingen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]

Mevrouw [benadeelde partij 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het onder parketnummer 05/780031-21
feit 3 (Panter 1) tenlastegelegde. Zij vordert € 7.196,05 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld. Daarnaast vordert zij namens haar zoon ( [benadeelde partij 3] ) een bedrag van
€ 5.000,- aan smartengeld en is verzocht het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 281,98 voor materiële schade en € 5.000,- (per benadeelde) voor smartengeld. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vorderingen worden gezamenlijk besproken, omdat ze nauw met elkaar samenhangen. De benadeelde partijen maken deel uit van hetzelfde huishouden en zij zijn in wezen op dezelfde wijze benadeeld door het incident dat op 28 oktober 2020 bij hun woning heeft plaatsgevonden.
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich vanwege de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het eigen risico voor de factuur van de psycholoog ter hoogte van € 281,98 is voldoende onderbouwd. Deze komt redelijk voor. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot een hoogte van € 281,98 zal worden toegewezen.
De schadeposten met betrekking tot de beveiliging van de woning, de verhuizing, de inrichting van de nieuwe woning en de hogere huur zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Van de camera en de rookmelders zijn geen aankoopbewijzen overgelegd. Met betrekking tot de overige schadeposten geldt dat - mede gezien de tijd die tussen de aanslagen en de verhuizing is gelegen - onvoldoende duidelijk is geworden dat deze kosten een direct gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. Daarom zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
Reiskosten
Mevrouw [benadeelde partij 2] heeft € 45,05 gevorderd voor reiskosten die zijn gemaakt voor twee besprekingen met haar advocaat. Deze reiskosten vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Kader toewijzing immateriële schade (smartengeld)
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft drie categorieën waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding, namelijk (a) indien verdachte het oogmerk had de schade toe te brengen, (b) indien sprake is van aantasting in de persoon of (c) indien sprake is van aantasting van de nagedachtenis van een overledene. Onder sub b vallen drie verschijningsvormen: (1) lichamelijk letsel, (2) aantasting van eer en goede naam en (3) aantasting in de persoon op andere wijze. Onder aantasting in de persoon op andere wijze valt in ieder geval geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Om van geestelijk letsel te kunnen spreken is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van een dergelijke aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. Ook hier zal degene die zich hierop beroept in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De enkele schending van een recht is daartoe niet voldoende.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is
besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde
schade hebben geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het bewezen verklaarde feit zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij ontdekten dat er nabij hun woning een flinke ontploffing had plaatsgevonden. Dat zij de ontploffing op het moment zelf niet hadden opgemerkt doet daaraan niet af. De benadeelden wisten dat zij op een lijst van werknemers van [fruitbedrijf] stonden. Dat zij hierdoor slachtoffer zouden kunnen worden van een aanslag was hen bekend en heeft voor veel angst gezorgd, zeker toen deze kans werkelijkheid werd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel angst, gevoelens van onveiligheid en onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, ook in onderling verband en samenhang bezien met de andere door het hof toegewezen vorderingen in de zaken uit onderzoek Panter. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- per benadeelde vaststellen. Wat betreft het meer of anders verzochte zal het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vorderingen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
  • over de kosten van de psycholoog vanaf 2 juli 2021 (datum laatste behandeling);
  • over het smartengeld vanaf 28 oktober 2020.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 46a, 47, 55, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05/780075-20 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.281,98 (vijfduizend tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 281,98 (tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade,waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 45,05 (vijfenveertig euro en vijf cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.281,98 (vijfduizend tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 281,98 (tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 61 (eenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
2 juli 2021 en van de immateriële schade op 28 oktober 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780031-21 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
28 oktober 2020.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman en mr. D. van der Geld, griffiers,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: de tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 05/780075-20:
Aan verdachte is -na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en in hoger beroep- ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2020 tot en met 22 december 2020 te Bussum en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of opzettelijke brandstichting in een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten,
opzettelijk
‒ ( (een) gegevensdrager(s) met het adres [huisnummer D] te Hilversum erop en/of
‒ ( shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder bladeren bij een specifieke boom in Bussum) en/of
‒ ( twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 4] en verdachte aanwezig op 15 december 2020) en/of
‒ ( (vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte en [naam 15] als 'dingen') en/of
‒ ( een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers, bestemd tot het begaan van die misdrijven/dat misdrijf,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2020 tot en met 22 december 2020 te Bussum en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam 29] en/of [naam 15] en/of een of meer andere perso(o)n(en)
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen om een of meer misdrijven/misdrijf,
te weten opzettelijke brandstichting en/of opzettelijk een ontploffing teweegbrengen in een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten te begaan,
opzettelijk
‒ ( (een) gegevensdrager(s) met het adres [huisnummer D] te Hilversum erop en/of
‒ ( shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder bladeren bij een specifieke boom in Bussum) en/of
‒ ( twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 4] en verdachte aanwezig op 15 december 2020) en/of
‒ ( (vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte [verdachte] en [naam 15] als 'dingen') en/of
een of meer andere voorwerpen bestemd tot het begaan van die misdrijven/dat misdrijf aan die [naam 29] en/of die [naam 15] en/of aan die perso(o)n(en) heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben aangeboden, althans die/dat voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
‒ een geldbedrag heeft/hebben aangeboden aan die [naam 15] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, te weten de uitlokking, niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [slachtoffer 8] ( [adres 1] ), waar die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven is/zijn gereden/gegaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben geplaatst bij (de voordeur van ) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [adres 1] ) door
naar die woning (waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen bij (de voordeur van) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen) waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan onder meer een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
In de zaak met parketnummer 05/780031-21 (gevoegd):
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 4 op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3] lag te slapen/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 5] , die op de oprit van die woning, althans in de directe nabijheid van die woning stond geparkeerd, en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die auto is vernield en/of een (schuur)deur beschadigd is geraakt en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner van die woning, te weten
[slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die Middelkoop, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 5] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 10] en/of diens vrouw en/of diens kinderen verbleven/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij de voordeur van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die aanwezige bewoner(s) van die woning en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner(s) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 6] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [benadeelde partij 2] en haar zoontje sliep(en)/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [benadeelde partij 2] ) die op de oprit van die woning stond geparkeerd en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 7 op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 7] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de moeder van die [slachtoffer 5] sliepen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen in de brandgang en/of in/nabij de achtertuin van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Voetnoten

1.HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1982 (Kaatsheuvel moord).
2.HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1983 (Posbank-zaak).
3.HR 8 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1591.
4.HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539.
5.HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418 (Post-Keskin).
6.HR 1 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:86.
7.De validiteit van een verklaring betreft de vraag in welke mate de verklaring overeenkomt met hetgeen in het verleden heeft plaatsgevonden, oftewel het waarheidsgehalte van een verklaring.
8.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Panter 1’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met het BHV zaaknummer [zaaknummer] . Het dossier bestaat uit acht mappen en is gesloten op 27 mei 2021. Daarna zijn negen aanvullingen aan het dossier toegevoegd.
9.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 933 (Panter 1, map 3).
10.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 942 (Panter 1, map 3).
11.Proces-verbaal aangifte Middelkoop, p. 30-31 (Panter 1, map 2).
12.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1208-1209 (Panter 1, map 4).
13.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 597-605 (Panter 1, map 3).
14.Proces-verbaal zaakdossier aanslag [adres 4] in Tiel, p. 170 (Panter 1, map 8).
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2092-2094 (Panter 1, map 6).
16.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
17.Rapport analyse historische verkeersgegevens, p. 595-569 (Panter 1, map 3).
18.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 1393 (Panter 1, map 4); proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 5] , p. 1415 (Panter 1, map 4); proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 6] , p. 1413 (Panter 1, map 4).
19.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1308-1309 (Panter 1, map 4).
20.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 233 (Panter 1, map 8).
21.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 243 (Panter 1, map 8).
22.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 242 (Panter 1, map 8).
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 396 (Maldiven).
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2106-2107 (Panter 1, map 6).
25.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 1395-1396 (Panter 1, map 4).
26.Rapport analyse ANPR-hits, p. 306 (Panter 1, map 2).
27.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] , p. 24-25 (Panter 1, map 2).
29.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 8] , p. 27 (Panter 1, map 2).
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 362 (Panter 1, map 2).
31.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1126 (Panter 1, map 4).
32.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 1385 (Panter 1, map 4).
33.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] , p. 25 (Panter 1, map 2).
34.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Rosmalen, p. 160 (Panter 1, map 8).
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2110-2111 (Panter 1, map 6).
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2133 (Panter 1, map 6).
37.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1126-1127 (Panter 1, map 4); rapport NFI, p. 1158 (Panter 1, map 4).
38.Proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, p. 1164-1169 (Panter 1, map 4).
39.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 2] , p. 1403 (Panter 1, map 4).
40.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 1] , p. 1407-1410 (Panter 1, map 4).
41.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Rosmalen, p. 148 (Panter 1, map 8).
42.Rapport analyse ANPR-registraties, p. 917-918 (Panter 1, map 3).
43.Voorgeleidingsdossier [medeverdachte 2] , p. 126.
44.Rapport analyse zendmastlocaties 10 telefoonnummers, p. 2254 (1e aanvullende stukken).
45.Proces-verbaal bevindingen, p. 952 (Panter 1, map 3).
46.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1081 (Panter 1, map 4).
47.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 2] , p. 1 (Panter 1, map 2).
48.Proces-verbaal zaakdossier aanslag [straat 4] in Tiel, p. 211 (Panter 1, map 8).
49.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2114 (Panter 1, map 6).
50.Proces-verbaal bevindingen, p. 952-953 (Panter 1, map 3).
51.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
52.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2093 (Panter 1, map 6).
53.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] , p. 4 (Panter 1, map 2).
54.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1191 (Panter 1, map 4).
55.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Vlijmen, p. 200 (Panter 1, map 8).
56.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2120-2121 (Panter 1, map 6).
57.Proces-verbaal bevindingen, p. 295-297 (Panter 1, map 2).
58.Rapport analyse histo [telefoonnummer 14] , p. 968 (Panter 1, map 3).
59.Rapport analyse histo [telefoonnummer 14] , p. 966-967 (Panter 1, map 3).
60.Proces-verbaal verdenking [medeverdachte 4] , p. 314 (Panter 1, map 7).
61.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2116-2117 (Panter 1, map 6).
62.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2093 (Panter 1, map 6).
63.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2093 (Panter 1, map 6).
64.Proces-verbaal van bevindingen (getuigenverhoor [medeverdachte 4] ), p. 686 (Panter 1, map 3).
65.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2107 (Panter 1, map 6).
66.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2093 (Panter 1, map 6).
67.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2094 (Panter 1, map 6).
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295-297 (Panter 1, map 2).
69.Proces-verbaal van bevindingen, p. 495 (Panter 1, map 2).
70.Rapport analyse histo telefoonnummer [telefoonnummer 25] , p. 291 (Panter 1, map 2).
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 354-355 (Panter 1, map 2).
72.Proces-verbaal onderzoek aan iPhone 7, p. 283-284 (Panter 1, map 2).
73.Proces-verbaal verijdelde aanslagen Hilversum, p. 79 (Panter 1, map 8).
74.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 326-327 (Panter 1, map 2).
75.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 330 en 332-333 (Panter 1, map 2).
76.Rapport analyse histo telefoonnummer [telefoonnummer 24] , p. 592-593 (Panter 1, map 3).
77.Proces-verbaal persoonsdossier [naam 3] , p. 239 (Panter 1, map 7).
78.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2107 (Panter 1, map 6).
79.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 331 (Panter 1, map 2).
80.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 334 (Panter 1, map 2).
81.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 335-336 (Panter 1, map 2).
82.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 336-337 (Panter 1, map 2).
83.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 338 (Panter 1, map 2).
84.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 338 (Panter 1, map 2).
85.Rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 339-340 (Panter 1, map 2).
86.Proces-verbaal onderzoek aan iPhone 7, p. 290 (Panter 1, map 2).
87.Proces-verbaal aanhouding, p. 116 (Panter 1, map 7).
88.Proces-verbaal van aanhouding, p. 75 (Panter 1, map 7).
89.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2107 (Panter 1, map 6).
90.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2093 (Panter 1, map 6).
91.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 2107 (Panter 1, map 6).