2.45[slachtoffer 1] begint heftiger te gebaren. (..)
04:54: [slachtoffer 1] keert zich rechts om richting [verdachte] en wijst [verdachte] met zijn rechterwijsvinger aan. (..)
05.05: [slachtoffer 1] lijkt erg boos te zijn en richt zijn aandacht al heftig gebarend op [verdachte] . (..)
05.24: [betrokkene 1] komt in beeld, heeft een voorwerp dat sterk lijkt op een vuurwapen/pistool in zijn rechterhand en richt op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . (..)
05.25: [betrokkene 1] is geheel in beeld en richt op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . (...) [slachtoffer 1] kijkt naar [betrokkene 1] die een vuurwapen op hem richt.
05.26: [betrokkene 1] schiet. (..)
05.27: [slachtoffer 1] reikt met zijn rechterhand naar zijn broeksband en trekt met zijn linkerhand zijn shirt omhoog. (..) [betrokkene 1] schiet. (..) [slachtoffer 1] schokt en draait voor hem naar rechts. (..) [betrokkene 1] is uit beeld, er is alleen een vermoedelijk pistool te zien. Eén schot gaat af. Een gordijn voor de ramen die zicht geven op het toegangspad van het winkelcentrum springt op.
05.32: [betrokkene 1] (...) richt voor zich uit iets naar beneden.
05.33: [betrokkene 1] draait iets naar links richting bar.
05.33: [betrokkene 1] (...) richt richting bar.
05.34: [betrokkene 1] haalt vermoedelijk een paar keer de trekker over, maar het pistool lijkt te weigeren. (..)
05.35: [betrokkene 1] loopt rechtdoor met gestrekte armen. [getuige 2] rent langs de ramen van het café het winkelcentrum uit. (..)
05.44: [betrokkene 1] draait om zijn as en rent weg richting uitgang café.
05.45: [betrokkene 2] doet zijn rugzak om en loopt achter [betrokkene 1] aan richting uitgang. (..)
05.51: Op de beelden is te zien dat [verdachte] in zowel zijn linkerhand als in zijn rechterhand een zwart langwerpig voorwerp met zich draagt. Het voorwerp in zijn linkerhand heeft de vorm van een pistool. (..)
06.05: [verdachte] loopt richting uitgang en verdwijnt uit beeld. (..)
06.15: [getuige 1] komt links weer in beeld gelopen en loopt richting uitgang.
5. De eigen waarneming van het hof in raadkamer op 26 mei 2020 dat op de beelden van de bewakingscamera die zijn beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2016, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 920-931, bij 05.51 is te zien dat [verdachte] in zijn linkerhand een voorwerp draagt dat veel meer lijkt op een pistool dan op een mobiele telefoon.
6. Het rapport NFI, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, gesloten op 18 mei 2016, p. 1947-1962, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij sectie werden als gevolg van bij leven opgelopen schotverwondingen multipele huidperforaties gezien. Het exacte aantal is niet goed aan te geven wegens overlap van letsels en wegens inwendige schade aan ondergelegen botdelen met daarbij beschadigingen aan de huid en weke delen, het waren er meer dan 20.
[slachtoffer 1] , 34 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwoningen).
7. Het rapport NFI, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, gesloten op 18 mei 2016, p. 2000-2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij sectie werden als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) 15 perforaties waargenomen, alle met veel begeleidende bloeduitstortingen. Er waren twee projectielen in het lichaam. (..) [slachtoffer 2] , 32 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) op het lichaam.
8. Aan deze aanvulling is gehecht een door de politie opgesteld schriftelijk bescheid in de zin van artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, Sv inhoudende een overzicht van op de plaats delict aangetroffen hulzen en projectielen en de locatie waar zij in het café zijn aangetroffen, waarin de hulzen en projectielen van het kaliber 9mm Parabellum, het kaliber 7.62mm Tokarev betreffende een cluster van vier hulzen en het kaliber 7.62mm Tokarev betreffende een cluster van acht hulzen (mede) in kleur zijn weergegeven met respectievelijk geel, blauw en groen.
9. Het NFI rapport, opgemaakt door W. Kerkhoff, NFI-deskundige, gesloten op 1 november 2016, p. 2248-2261, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zijn aanwijzingen gevonden dat de tweeëntwintig hulzen zijn verschoten met drie verschillende vuurwapens. (..)
Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de twaalf hulzen [AAHX8672NL, -75NL, AAIP6085NL, -89NL, AAJA3803NL, -08NL, -12NL, -23NL, -25NL en -27NL t/m -29NL], kaliber 7,62mm Tokarev, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen;
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Acht hulzen [AAHX8672NL, -75NL, AAIP6085NL, -89NL, AAJA3812NL en -27NL t/m -29NL]
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Vier hulzen [AAJA3803NL, -08NL, -23NL en -25NL]
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Gezien de vraagstelling, de resultaten van het vooronderzoek en de resultaten van het voorgaande vergelijkend onderzoek zijn voor elk van de verschillende groepen hulzen [AAHX8672NL, -75NL, AAIP6085NL, -89NL, AAJA3812NL en -27NL t/m -29NL] en [AAJA3803NL, -08NL, -23NL en -25NL] de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De twee groepen hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen;
Hypothese 4: De twee groepen hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 4 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de tien hulzen [AAIP6086NL, -93NL t/m -96NL, AAJA3805NL t/m -07NL, -10NL en -14NL], kaliber 9mm Parabellum, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 5: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen;
Hypothese 6: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Patronen
Voor de verschillende patroon/hulzenparen die te combineren zijn binnen de twee patronen [AAIP6087NL en -88NL] en de tien hulzen [AAIP6086NL, -93NL t/m -96NL, AAJA3805NL t/m -07NL, -10NL en -14NL], kaliber 9mm Parabellum, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 7: Er is een poging gedaan de patronen te verschieten uit hetzelfde vuurwapen waaruit de hulzen verschoten zijn;
Hypothese 8: Er is een poging gedaan de patronen te verschieten uit een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend patroon/hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 7 waar is, dan wanneer hypothese 8 waar is.
10. Het NFI rapport, opgemaakt door W. Kerkhoff, NFI-deskundige, gesloten op 24 mei 2017, p. 2271-2288, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De kogels en manteldelen die het beste passen bij het kaliber 7,62mm Tokarev en die sporen hebben van een loop zijn onder te verdelen in stukken met grove en stukken met fijne kraslijnen. (..)
Op grond van het kaliber (9mm Parabellum) passen de kogels en kogeldelen [AAHX8673NL, AAIP6092NL, AAIT3990NL, AAJA3818NL, AAJA3819NL, AAJA3820NL, AAJA3822NL, AAJA3826NL, AAJQ4351NL en AAJQ4352NL] bij de hulzen [AAIP6086NL, AAIP6093NL, AAIP6094NL, AAIP6095NL, AAIP6096NL, AAJA3805NL, AAJA3806NL, AAJA3807NL, AAJA3810NL en AAJA3814NL].
Op grond van de massa's en de uiterlijke kenmerken zijn de 7,62mm Tokarev kogels en kogeldelen met grove sporen [AAIE9473NL, AAIP6077NL, AAJA3788NL, AAJA3798NL, AAJA3815NL, AAJQ4358NL, AAJQ4359NL en AAJQ4360NL] (..) De kogels en kogeldelen met fijne sporen zijn [AAJQ4356NL, AAJA3821NL en AAIT3977NL].
(...)
De kogels en kogeldelen [AAIE9473NL, AAIP6077NL, AAJA3788NL, AAJA3798NL, AAJA3815NL, AAJQ4358NL, AAJQ4359NL en AAJQ4360NL] passen dan bij het cluster van acht hulzen [AAHX8672NL, AAHX8675NL, AAIP6085NL, AAIP6089NL, AAJA3812NL, AAJA3827NL AAJA3828NL en AAJA3829NL]. De kogels en kogeldelen [AAJQ4356NL, AAIT3977NL en AAJA3821NL] passen dan bij het cluster van vier hulzen [AAJA3803NL, AAJA3808NL, AAJA3823NL en AAJA3825NL].
11. Schriftelijke bescheiden bij het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 15] , gesloten op 23 maart 2017, p. 1986-1989, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als antwoorden van de forensisch radioloog prof. dr. P.A.M. Hofman op aanvullende vragen:
Slachtoffer AAIE6020NL [het hof: [slachtoffer 1] ]. (..) In totaal zijn er dus zes doorschoten. (..) Er zijn minimaal zes doorschoten en er zijn minimaal zes trajecten naar een projectiel.
Bij [slachtoffer 1] is vastgesteld dat vier trajecten vanuit een huidletsel naar een projectiel of een deel van een projectiel gaan: C1-P8/P9, D-P8/P9, E-P5 en J-P2.
Slachtoffer AAIP6119NL [het hof: [slachtoffer 2] ]. (..) Op de vraag of op basis van de trajecten aangegeven kan worden hoeveel schoten/projectielen er zijn afgevuurd op het lichaam kan geen exact antwoord gegeven worden, maar het zijn er minimaal 8.
Bij [slachtoffer 2] verloopt vanuit huidletsel A een traject door de weke delen van de kuit naar traject B.
12. Het Maastricht UMC+-rapport, opgemaakt door I.I.H. Haest LL.M en prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog, gesloten op 12 september 2016, p. 2019-2031, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Naam overledene: [slachtoffer 2] . (..) Er worden acht trajecten gezien.
13. Het NFI-rapport, tweede aanvullend schotrestenonderzoek, opgesteld door R.C. Roepnarain, NFI-deskundige, gesloten op 14 juli 2017, p. 2404-2461, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Sporen van een voorwerp - wijzend op een indirect schot - zijn rond de beschadigingen in de kleding van de slachtoffers niet aangetroffen. Het niet aantreffen van dergelijke sporen sluit echter niet uit dat de schoten indirect waren. (..) Bij elk van de slachtoffers zijn de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker wanneer minimaal één van de schoten een schootafstand tussen 10 en 100 centimeter betreft, dan wanneer deze groter dan 100 centimeter of kleiner is dan 10 centimeter. (..)
Slachtoffer [slachtoffer 2] (..) In het poloshirt van het slachtoffer zijn zeven beschadigingen aangetroffen. (...) Beschadigingen 1, 2 en 3 bevinden zich aan de voorkant van het poloshirt. Beschadigingen 4, 5, 6 en 7 bevinden zich aan de achterkant van het poloshirt.
Hypothese B1: de beschadiging is een inschotbeschadiging.
Hypothese B2: de beschadiging is een uitschotbeschadiging. (..) Met betrekking tot de aard van de beschadigingen in het poloshirt zijn de volgende conclusies getrokken. (..)
Beschadiging 4: (..) De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is dan wanneer hypothese B2 waar is.
Beschadiging 5: (..) De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is dan wanneer hypothese B2 waar is.
Beschadiging 6: (..) De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is dan wanneer hypothese B2 waar is.
Beschadiging 7: (..) De bevindingen van het onderzoek zijn iets waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is dan wanneer hypothese B2 waar is.
In de broek van het slachtoffer zijn vier beschadigingen aangetroffen.
Beschadiging 1 bevindt zich in de voorzijde van de broek. Beschadiging 2, 3 en 4 bevinden zich in de achterzijde van de broek
Met betrekking tot de aard van de beschadigingen in de broek [AAIP6076NL en AAIB8618NL] zijn de volgende conclusies getrokken:
Beschadiging 1: (...) De bevindingen van het onderzoek zijn iets waarschijnlijker wanneer hypothese B2 waar is dan wanneer hypothese B1 waar is.
Beschadiging 2: (...) De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is, dan wanneer hypothese B2 waar is.
Beschadiging 3: (...) De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is, dan wanneer hypothese B2 waar is.
Beschadiging 4: (...) De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese B1 waar is, dan wanneer hypothese B2 waar is.
Bij [slachtoffer 1] is bij zes van de in totaal negentien beschadigingen van de kleding geconstateerd dat dit waarschijnlijk een inschot is (p. 2450).
14. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] , opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , verbalisanten, gesloten op 18 mei 2016, p. 246-261, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik trok toen mijn wapen en zette een stap in de richting van [slachtoffer 1] [het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ] en ik richtte op [slachtoffer 1] . (..) Ik haalde de trekker meerdere malen over maar mijn wapen haperde. Hij deed niets. (..) Ik denk dat ik 3-4 keer op [slachtoffer 1] heb geschoten (..) Ik zag die broer bij X. (..) Ik heb vervolgens mijn wapen in de richting van de broer gericht. (..) Dat kan 4 keer geweest zijn, dat kan 6 keer geweest zijn. (..) Ik heb mijn wapen neergelegd of laten vallen. (..) Ik zag dat het wapen van [slachtoffer 1] op de grond lag. (..) Ik pakte het wapen van [slachtoffer 1] en ik schoot op hem. (..) Op zijn bovenlichaam, hoofd, gezicht. (..) Ik stond zeg maar naast [slachtoffer 1] , met mijn voeten ter hoogte van zijn heupen. En ik schoot schuin naar beneden op zijn lichaam en hoofd. (..) Daarna draaide ik mij weer naar de broer van [slachtoffer 1] . (...) 2 stappen. Ze lagen echt vlakbij elkaar. (...) Ja ik ben naar die broer toegelopen. (..) Ik zag dat hij op zijn buik lag. (..) Ik heb 2 of 3 keer op hem geschoten. (..) Ik mikte op zijn rug (..) De hele schietpartij heeft misschien 15 seconden geduurd. (..) Toen ik de eerste keer op de broer van [slachtoffer 1] schoot stond [getuige 1] achter de bar. Het leek er toen op alsof [getuige 1] wilde vluchten en dat de broer van [slachtoffer 1] hem ( [getuige 1] ) tegen wilde houden of zo. (..)
Ik heb de drie wapens later in het kanaal gegooid.
15. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , verbalisanten, gesloten op 11 mei 2016, p. 124-129, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op mijn handen en naar mijn trainingsjas gekeken of er bloed op zat. Ik zag dat er op de jas ook bloed zat. Ik heb de jas uitgetrokken en richting de struiken en de rotsblokken onder het viaduct gegooid. (..)
Onderweg naar Den Bosch heeft mijn broer zijn broek weggegooid omdat er bloed op zat. Ik had nog sportkleding bij me en hij heeft een trainingsbroek van mij aangetrokken.
16. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof op 26 mei 2020, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor dat ik op het moment van aanhouding een andere broek droeg dan op de beelden uit het café is te zien. Ik was in Den Bosch en wilde naar mr. Kuijpers. Hij was nog niet op kantoor. Ik moest toen wachten en heb een andere broek gekocht, omdat ik mij vies voelde. De oude broek heb ik ergens achtergelaten of weggegooid in Den Bosch.
17. Het Maastricht UMC+-rapport, opgesteld door I.I.H. Haest LL.M en prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog, gesloten op 10 mei 2016, p. 1967-1985, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam overledene: [slachtoffer 1] (...)
Traject E-P5. (..) Vanuit huidletsel E op de linkerwang is een traject te volgen door het aangezicht, door de schedelbasis en door de rechter frontaalkwab (voorhoofdkwab) naar de metaal dense structuur P5. De metaal dense structuur P6 is zeer waarschijnlijk ook een fragment van hetzelfde projectiel en in het verloop van het traject worden meerdere kleine metaal dense structuren gezien. Het traject verloopt van voor naar achter, van links naar rechts en hoofdwaarts. (..)
Er is een fractuur van het rechter os pariëtale (wandbeen) waarbij een deel van het bot los ligt en iets is verplaatst naar de buitenzijde van de schedel (foto 5 en foto 6). Hoog op het schedeldak is er een fractuur met een los botfragment in het brein. (..) Foto 5: dwarsdoorsnede door de schedel met een fractuur van het os pariëtale (wandbeen) (witte pijl), metaal dense structuur P5 (rode pijl) en lucht rondom het brein (blauwe pijl).
18. Het NFI-rapport, opgemaakt door W. Kerkhoff, NFI-deskundige, gesloten op 24 mei 2017, p. 2271-2288, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN AAJQ4356NL: munitie, manteldeeltjes uit harde hersenvlies, fotobordje 6.
19. Het Maastricht UMC+-rapport, opgesteld door I.I.H. Haest LL.M. en prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog, gesloten op 12 september 2016, p. 2019-2031, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Naam overledene: [slachtoffer 2] (...)
Traject O-G. Vanuit huidletsel O op de onderrug is een traject te vervolgen door het heiligbeen en door het kleine bekken naar huidletsel G in de rechter onderhuid. Het traject verloopt zeer waarschijnlijk van O naar G, van achteren naar voren, iets van links naar rechts en iets voetwaarts.
20. Een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 12] , [verbalisant 8] en [verbalisant 13] , verbalisanten, gesloten op 17 juni 2016, p. 1737-1747, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Door ons werd onderzoek verricht aan het stoffelijk overschot van slachtoffer 2 [ [slachtoffer 2] ]. (..)
Aan de binnenkant van de korte spijkerbroek hing, aan de broeksband aan de rechterkant, een metaalkleurig zakmes. Rechts van dit zakmes lag aan de binnenkant van de korte spijkerbroek een vervormd projectiel. Aan de onderkant van het zakmes, aan de aldaar gepositioneerde schroefjes, was schade zichtbaar. Het mes en het vervormde projectiel werden veiliggesteld:
SIN AAIP6077NL: kogelpunt onder slachtoffer 2.
21. Het DNalysis-rapport, opgemaakt door P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige, gesloten op 5 juli 2016, p. 2239-2245, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Huls (AAJA3808NL#01): (..) De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. (..) Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1]
Huls (AAJA3803NL#01): De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. (..) Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] .
Huls (AAJA3823NL#01): De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. (..) Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] .
Huls (AAJA3825NL#01): (..) [slachtoffer 1] is niet uitgesloten als donor.
22. Het NFI-rapport, opgemaakt door A.G.M. van Gorp, NFI-deskundige, gesloten op 9 mei 2017, p. 2336-2339, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN AAIT3977NL#01: leverweefsel, spierweefsel en bloed (type celmateriaal). Het DNA-profiel is van een man en kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 2] met een matchkans DNA-profiel die kleiner is dan 1 op 1 miljard.
23. Een proces-verbaal gerechtelijke sectie, opgemaakt door [verbalisant 8] , verbalisant, gesloten op 19 mei 2016, p. 1934-1936, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Overledene: [slachtoffer 1] , 07-04-1982 (..)
SIN AAJQ4358NL
Object Munitie (Kogelpunt)
Aantal/eenheid 1
Land Nederland
Bijzonderheden Uit rug, fotobord 4
(..)
SIN AAJQ4360NL
Object Munitie (Kogelpunt)
Aantal/eenheid : 1
Land: Nederland
Bijzonderheden Uit linker elleboog, fotobord 2
(..)
SIN : AAJQ4359NL
Object Munitie
Aantal/eenheid : 1 St
Land : Nederland
Bijzonderheden : Mantel deeltje binnenzijde onderlip, fotobord 3.
24. Een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 9] , [verbalisant 10] , [verbalisant 11] , [verbalisant 8] , [verbalisant 12] en [verbalisant 13] , verbalisanten, gesloten op 11 september 2016, p. 1606-1642, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 12] , zag in de zitruimte van het café op de vloer, bij fotobord 43, een klantenpas van Basic-Fit liggen.
25. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank op 19, 20, 21 en 27 februari 2018, inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn telefoon opgeraapt waar het basic fit pasje op de grond ligt. (p. 9)
26. Een proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , verbalisanten, gesloten op 11 mei 2016, p. 124-129, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn broer met twee handen zijn wapen richtte. Volgens mij op [slachtoffer 1] . Ik ben toen weggedoken in de richting van een van de vierkante tafels.
(...)
V. “Op een gegeven moment hield het schieten op...”.
27. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 8] , verbalisanten, gesloten op 30 oktober 2019, p. 1-7, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Het projectiel, gemarkeerd met het fotobord 91, werd veiliggesteld: SIN AAIT3977NL. (..) Het slachtoffer [slachtoffer 2] lag met zijn bovenlichaam op de kogel met SIN AAIT3977NL. Gedurende het onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer konden wij, zonder het slachtoffer te draaien, deze kogel dus niet waarnemen. De locatie waar de kogel met SIN AAIT3977NL werd aangetroffen werd pas zichtbaar nadat het lichaam over zijn rechterzijde op de lijkenzak was gedraaid en na het veiligstellen van het voorpand van het groene T-shirt. (..) Op de tweede dag, tijdens het vervolgonderzoek in de bar en keuken is deze kogel door ons waargenomen en veiliggesteld. (..) De positie waar de kogel met SIN AAIT3977NL en de vloermat door ons werden aangetroffen op dag 2 is niet de oorspronkelijke positie van beide. De kogel met SIN AAIT3977 bevond zich oorspronkelijk in de onderste beschadiging van de vloermat onder het bovenlichaam van het slachtoffer [slachtoffer 2] . (..) Het projectiel lag op de overgang tussen de tegelvloer en een in de vloer gemonteerde houten plaat. Op deze houten plaat lag een stoffen vloermat. De gaten in de vloermat en de beschadigingen in de houten plaat zijn vermoedelijk veroorzaakt door projectielen. (..)
In foto 5 en foto 6 is door middel van photoshop een groene cirkel aangebracht. Deze geeft de plaats aan van een beschadiging in het voorpand van het groene T-shirt. (..)
Kijkend naar de onderste beschadiging in de houten plaat, het onderste gat in de vloermat met hierin de kogel met SIN AAIT3977NL en de genoemde beschadiging in het groene T-shirt ten opzichte van de middels photoshop aangebrachte groene tegellijnen is het aannemelijk dat deze oorspronkelijk op elkaar hebben gelegen.
28. Het NFI-rapport, opgemaakt door P.J.M. Pauw-Vugts, NFI-deskundige, gesloten op 17 januari 2020, p. 1-7, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Voor het manteldeel (AAJQ4356NL) en de kogels LVKH 86610A en 8610B zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: het manteldeel behoort tot Cluster C, passend bij het blauwe wapen (7,62 mm Tokarev met fijne sporen, LVKH 8610B)
Hypothese 2: het manteldeel behoort tot cluster B, passend bij het groene wapen (7,62 mm Tokarev met grove sporen, LVKH 8610A)
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
29. Een proces-verbaal, opgemaakt door A-2244, verbalisant, gesloten op 12 juli 2016, p. 908-911, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
In het kader van het onderzoek Chili tegen de verdachte [getuige 1] (..) kreeg ik, A-2244, van ons begeleidingsteam de navolgende opdrachten: maak contact met verdachte [getuige 1] en win informatie in over de dodelijke schietpartij welke plaatsvond op 9 mei 2016 in café [A] te Nijmegen en probeer te achterhalen waar eventuele wapens of andere goederen door verdachte [getuige 1] of anderen zijn verborgen of gedumpt (..). Op dinsdag 12 juli 2016 had ik omstreeks 16.00 uur contact met verdachte [getuige 1] . (..) Hierna wandel ik met [getuige 1] de straat verder in. Hij vraagt me wat ik juist wil weten. (..) Ik zeg hem dat wij gewoon willen weten wat er juist in zijn café is gebeurd om zo het risico voor ons te kunnen bepalen. (..) [getuige 1] vertelt dat hierop de oudste broer [betrokkene 1] onmiddellijk een vuurwapen heeft getrokken en een paar keer heeft gevuurd op [slachtoffer 1] . (..) [getuige 1] zegt dat [slachtoffer 1] dan is neergevallen en dat hijzelf hierna werd vastgegrepen door [slachtoffer 2] in een omarmende positie. (..) [getuige 1] vertelt dat de jongste broer [verdachte] daarna [slachtoffer 2] heeft neergeknald. Hij geeft aan dat er veelvuldig gevuurd werd en dat hij enorm bang was. (..) Hij herhaalt dat de broertjes [verdachte en betrokkene 1] elk een van de Marokkaanse jongens heeft neergeschoten (...) Het bovenstaande gesprek wordt volledig in het Nederlands gevoerd met [getuige 1] en wordt herhaald in de Franse taal voor A-2245.”