In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 december 2022. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen, met name door het ontbreken van een schriftelijke machtiging van de gemachtigde mr. D.A.N. Bartels. De heffingsambtenaar van de gemeente Veendam had eerder de WOZ-waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 365.000, en het bezwaar van belanghebbende was niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft het Hof vastgesteld dat Bartels een volmacht had overgelegd, maar dat dit niet voldoende was om het gebrek in de eerste aanleg te herstellen. Het Hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding heeft afgewezen. Het Hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het hoger beroep is overschreden, maar dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het financiële belang bij de procedure € 1.000 of meer bedraagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.