ECLI:NL:GHARL:2025:1316

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
200.338.092/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Dexia Nederland B.V. tegen [geïntimeerde] inzake effectenlease

In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis en eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen. Het hoger beroep werd ingesteld op 8 februari 2024, maar Dexia heeft op de roldatum van 9 april 2024 geen memorie van grieven ingediend. Ondanks een laatste uitstel van vier weken tot 7 mei 2024, heeft Dexia ook op deze datum de memorie van grieven niet ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat het recht voor Dexia om een memorie van grieven te nemen is vervallen, omdat de termijnen zijn verstreken en er geen verzoek om verder uitstel is gedaan. Het hof heeft vervolgens Dexia niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat het vonnis waarvan beroep niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Dexia is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 349,- aan griffierecht en € 607,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.338.092/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, 10304754
arrest van 4 maart 2025
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als opposant in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
Dexiate noemen,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats1] ,
die bij de kantonrechter optrad als geopposeerde in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde]te noemen,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1.
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het verstekvonnis van 22 november 2022, het tussenvonnis van 3 oktober 2023 en het eindvonnis van 14 november 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij dagvaarding in hoger beroep, die is uitgebracht op 8 februari 2024, heeft Dexia hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis van 3 oktober 2023 en het eindvonnis van 14 november 2023, met oproeping van [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 februari 2024 van het hof. [geïntimeerde] is toen verschenen. Vervolgens is de zaak op de roldatum 9 april 2024 geplaatst voor memorie van grieven van Dexia.
2.2.
Dexia heeft op de roldatum van 9 april 2024 geen memorie van grieven genomen. Conform art. 2.19 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is een laatste uitstel van vier weken verleend tot 7 mei 2024.
2.3.
Op de rol van 7 mei 2024 heeft Dexia de memorie van grieven ook niet ingediend. Op de rol is aangetekend dat akte van niet-dienen is verleend. De memorie van grieven die Dexia na het verstrijken van de termijn heeft ingediend is door het hof geweigerd. Daarna is de zaak op de rol geplaatst voor het overleggen van de procesdossiers.
2.4.
Dexia heeft vervolgens de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd waarna het hof een datum voor arrest heeft bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
In artikel 133 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. Op grond van art. 353 Rv is deze bepaling ook in hoger beroep van toepassing. In artikel 1.12 van het Landelijk Procesreglement voor civiele zaken bij de Gerechtshoven is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden gehandhaafd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.
3.2.
Dexia heeft de memorie van grieven niet ingediend binnen de door het hof gestelde termijnen. De reguliere uitsteltermijnen voor het nemen van de memorie van grieven zijn verstreken en verder uitstel om klemmende redenen is niet verzocht. Het recht voor Dexia om een memorie van grieven te nemen is daarmee vervallen. In aanmerking nemend dat het vonnis waarvan beroep niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hof Dexia niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.
3.3.
Dexia geldt daarmee als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II) aan de zijde van [geïntimeerde] . Onder die kosten vallen ook de nakosten, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. [1]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verklaart Dexia niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
4.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het geding in hoger beroep en stelt deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 349,- aan griffierecht en op € 607,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.J. van Rijen, M. Aksu en G.P. Oosterhoff en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.