ECLI:NL:GHARL:2025:1060

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.337.018
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige hinder door aanwezigheid van een boom en de vraag naar een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft Stichting Bazalt Wonen hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de vorderingen van Bazalt tot nakoming van een vermeende vaststellingsovereenkomst en betaling van een contractuele boete werden afgewezen. Bazalt stelt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten met de gedaagde, Johannes Adrianus Gertrudis Peek, over de verwijdering van een boom die hinder en schade zou veroorzaken. De rechtbank oordeelde echter dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen. In hoger beroep vordert Bazalt nakoming van de overeenkomst en betaling van schadevergoeding. Het hof oordeelt dat er geen vaststellingsovereenkomst is, maar dat de boom wel onrechtmatige hinder veroorzaakt. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de wijze waarop deze hinder kan worden opgeheven. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte door beide partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.018
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 415965)
arrest van 25 februari 2025
in de zaak van
Stichting Bazalt Wonen
die is gevestigd in Altena
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna te noemen: Bazalt
advocaat: mr. J.A. Bussink
tegen
Johannes Adrianus Gertrudis Peek
die woont in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. J. van Zinderen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de hoger beroep dagvaarding
  • de memorie van grieven met producties
  • de memorie van antwoord met producties
  • de brief namens Bazalt van 7 november 2024 met aanvullende producties 30 tot en met 33.
1.2.
Op 19 november 2024 heeft een mondelinge behandeling bij het gerechtshof (hierna: hof) plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Bazalt is een woningstichting en is eigenaar van een perceel grond waarop zich onder meer een rij woningen bevindt die zij verhuurt. [geïntimeerde] is eigenaar van een perceel grond met woning dat grenst aan het perceel van Bazalt. De achtertuin van de woningen van Bazalt en de achtertuin van [geïntimeerde] worden door een brandgang van elkaar gescheiden. Deze brandgang is eigendom van Bazalt. In de achtertuin van [geïntimeerde] staat sinds 1978 een (tweestammige) boom. Bazalt stelt zich op het standpunt dat de boom hinder en schade veroorzaakt en dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten voor verwijdering van de boom. [geïntimeerde] betwist de stellingen van Bazalt.
2.2.
Bazalt heeft bij de rechtbank nakoming gevorderd van de vaststellingsovereenkomst op straffe van een dwangsom. Daarnaast heeft Bazalt betaling gevorderd van contractuele boetes met een maximum van € 2.500,- en de proceskosten (vermeerderd met rente).
2.3.
De rechtbank heeft in het vonnis van 11 oktober 2023 de vorderingen van Bazalt afgewezen, omdat er geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Bazalt is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep vordert Bazalt primair op straffe van een dwangsom nakoming van de vaststellingsovereenkomst en betaling van contractuele boete (vermeerderd met rente). Subsidiair vordert Bazalt opheffing van de onrechtmatige hinder (hetgeen neerkomt op verwijdering van de boom inclusief wortelstelsel) op straffe van een dwangsom en betaling van € 2.256,- wegens schadevergoeding. Daarnaast vordert Bazalt in hoger beroep betaling van de proceskosten bij de rechtbank en in hoger beroep (vermeerderd met rente). [geïntimeerde] vindt dat het hoger beroep van Bazalt niet kan slagen en dat de gewijzigde vorderingen moeten worden afgewezen.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing
3.1.
Het hof komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat tussen partijen geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. De boom levert wel onrechtmatige hinder op, welke onrechtmatigheid door [geïntimeerde] moet worden opgeheven. Het hof kan in dat kader nog niet tot een eindbeslissing komen en heeft behoefte aan deskundige voorlichting in verband met de vraag op welke wijze de onrechtmatige hinder kan worden opgeheven en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Hierna legt het hof uit hoe het tot dit oordeel is gekomen. Het hof gaat daarbij uit van de feiten die de rechtbank in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.19 van het bestreden vonnis heeft vastgesteld en waartegen geen grieven zijn gericht.
Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen
3.2.
In reactie op de aansprakelijkstelling van 7 april 2022 van de advocaat van Bazalt heeft [geïntimeerde] in een brief van 15 april 2022 voorgesteld om de boom te laten verwijderen, ‘zonder verdere eisen en aansprakelijkheden’. De advocaat van Bazalt heeft vervolgens op 19 juli 2022 een concept vaststellingsovereenkomst toegezonden aan [geïntimeerde] . In het concept zijn, naast de afspraak tot verwijdering van de boom, afspraken opgenomen over de wijze waarop en door wie de boom zal worden verwijderd en is een boete opgenomen voor niet (tijdige) nakoming. Tussen partijen staat niet ter discussie dat dit concept moet worden aangemerkt als een nieuw aanbod van Bazalt als bedoeld in artikel 6:225 lid 1 BW. De vraag is vervolgens of [geïntimeerde] dit aanbod heeft aanvaard, dan wel dat Bazalt daarop mocht vertrouwen.
3.3.
Bazalt stelt zich op het standpunt dat de wil en verklaring van [geïntimeerde] erop gericht waren de aangeboden vaststellingsovereenkomst te aanvaarden (als bedoeld in artikel 3:33 BW). In dat kader verwijst Bazalt naar het telefoongesprek tussen Bazalt en [geïntimeerde] en de interne e-mail van de advocaat van Bazalt van 17 augustus 2022, alsmede naar de brieven van [geïntimeerde] van 19 augustus 2022, 8 september 2022 en 13 oktober 2022. Voor zover zou worden aangenomen dat wil en verklaring niet overeenstemmen, is volgens Bazalt sprake van gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in artikel 3:35 BW.
3.4.
De rechtbank heeft volgens Bazalt een onjuiste maatstaf gehanteerd door aan te nemen dat Bazalt alleen dan redelijkerwijs van de aanvaarding van de concept vaststellingsovereenkomst door [geïntimeerde] mocht uitgaan, indien uit zijn uitlatingen (mondeling of schriftelijk) en zijn gedragingen ondubbelzinnig zou blijken dat hij daarmee daadwerkelijk en volledig akkoord ging.
3.5.
Het hof is het met Bazalt eens dat de rechtbank een te strenge maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of Bazalt er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er wel overeenstemming was bereikt. Of Bazalt er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] instemde met de toegestuurde vaststellingsovereenkomst moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Dat uit die omstandigheden
ondubbelzinnigblijkt dat [geïntimeerde]
daadwerkelijk en vollediginstemde is niet vereist. In zoverre slaagt de grief van Bazalt. Maar het hof komt net als de rechtbank tot het oordeel dat [geïntimeerde] niet heeft ingestemd met de vaststellingsovereenkomst en dat Bazalt hier niet op heeft mogen vertrouwen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.
3.6.
Bazalt betoogt dat de rechtbank te veel waarde toekent aan de (afwezige) juridische ervaring en de leeftijd van [geïntimeerde] , evenals aan het feit dat [geïntimeerde] geen juridische bijstand had. Bovendien overweegt de rechtbank volgens Bazalt ten onrechte dat [geïntimeerde] zich onder druk gezet zou voelen, dat partijen niet gelijkwaardig zouden zijn (disbalans in de positie tussen partijen) en dat de vaststellingsovereenkomst een bijzonder karakter zou dragen en eenzijdig zou zijn. Het hof is met de rechtbank eens dat deze omstandigheden een rol spelen bij het beoordelen van de vraag wat Bazalt redelijkerwijs uit de verklaringen van [geïntimeerde] heeft mogen opmaken en verwijst naar hetgeen door de rechtbank in dit kader is overwogen in rechtsoverweging 4.9 van het vonnis.
3.7.
Uit de weergave van Bazalt van het telefoongesprek van 17 augustus 2022 in de interne e-mail van 17 augustus 2022 en de brief van [geïntimeerde] van 19 augustus 2022, blijkt niet dat [geïntimeerde] instemt met de inhoud van de concept vaststellingsovereenkomst. De interne e-mail gaat over uitstel van de termijn voor het doorgeven van de naam van een deskundige. De brief van [geïntimeerde] gaat over uitstel van de reactietermijn welke is opgenomen in artikel 2.1 van de concept vaststellingsovereenkomst (dat is de termijn voor het doorgeven van de datum waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd en de naam van de deskundige). Andere aspecten komen in beide stukken niet aan de orde. Tijdens de zitting bij het hof heeft de advocaat van Bazalt desgevraagd aangegeven dat hij ook niet meer of anders kan verklaren over wat er tijdens het telefoongesprek van 17 augustus 2022 is gezegd dan wat in de interne e-mail van 17 augustus 2022 is vermeld. Dat [geïntimeerde] de vaststellingsovereenkomst heeft aanvaard, of dat Bazalt hierop heeft mogen vertrouwen, kan hier niet uit worden afgeleid. Het hof is het eens met de motivering daarvan zoals de rechtbank die in 4.11 van het bestreden vonnis heeft gegeven en neemt deze over. Het bewijsaanbod van Bazalt wordt dan ook gepasseerd omdat er geen feiten zijn aangedragen die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.8.
In de brief van 8 september 2022 verwijst [geïntimeerde] naar de brief van Bazalt van 19 juli 2022, waarbij de concept vaststellingsovereenkomst door Bazalt aan [geïntimeerde] is toegezonden, en geeft hij aan nog niet over de juiste informatie te beschikken om richting Bazalt te kunnen reageren. Ook hieruit kan naar het oordeel van het hof geen instemming van [geïntimeerde] met de concept vaststellingsovereenkomst worden afgeleid. Doordat [geïntimeerde] aangeeft dat hij nog niet kan reageren op de brief van Bazalt van 19 juli 2022, had Bazalt er ook niet vanuit mogen gaan dat de concept vaststellingsovereenkomst op alle punten akkoord was. Ook op dit punt is het hof het eens met de motivering van de rechtbank. Het hof verwijst naar 4.12 van het bestreden vonnis en neemt deze over.
3.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Bazalt in verband met de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en de contractuele boete door de rechtbank terecht zijn afgewezen.
De boom levert onrechtmatige hinder op
3.10.
In hoger beroep baseert Bazalt haar vorderingen naast nakoming van de vaststellingsovereenkomst, ook op het feit dat sprake zou zijn van onrechtmatige hinder (op grond van artikel 5:37 BW en 6:162 BW). Volgens Bazalt dwingt de huidige situatie [geïntimeerde] tot actief handelen, namelijk tot het wegnemen van de onrechtmatige situatie en daarmee het verwijderen van de boom en wortels. Daarnaast maakt Bazalt ook aanspraak op schadevergoeding, welke bestaat uit gemaakte expertisekosten en vergoeding van kosten voor het weghakken van de wortels onder de brandgang en het herstellen van het straatwerk.
3.11.
Bij de rechtbank heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding en dat Bazalt niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu mevrouw [geïntimeerde] niet ook in de procedure is betrokken. De rechtbank heeft dit verweer verworpen omdat de vordering van Bazalt op nakoming is gebaseerd en mevrouw [geïntimeerde] geen partij is bij de vaststellingsovereenkomst. In hoger beroep baseert Bazalt haar vorderingen naast nakoming ook op onrechtmatige hinder. Dat betekent dat het hof dit verweer van [geïntimeerde] opnieuw zal beoordelen. Ook het hof komt tot het oordeel dat dit verweer niet slaagt.
3.12.
Er is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen hetzelfde luidt. Of dit het geval is, kan niet in algemene zin worden gezegd, maar is afhankelijk van de aard en inhoud van de rechtsverhouding waarbij bijzonderheden van het geval van doorslaggevende betekenis kunnen zijn. De processuele ondeelbaarheid kan voortvloeien uit de wet of besloten liggen in de aard van de rechtsverhouding zelf. Van ‘rechtens noodzakelijk’ is slechts sprake als een rechterlijke uitspraak die niet alle bij de desbetreffende rechtsverhouding betrokkenen bindt, zou leiden tot rechtens onaanvaardbare, want door hun ongelijkheid onwerkbare, verhoudingen en tot uitspraken die niet uitvoerbaar zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. Als het hof [geïntimeerde] veroordeelt om de onrechtmatige hinder op te heffen, dan is die veroordeling uitvoerbaar. Dat mevrouw [geïntimeerde] gelet op het huwelijk met [geïntimeerde] , mede eigenaar is van de boom en dat zij een (andere) rechtsverhouding heeft met [geïntimeerde] , zoals de rechtbank ook heeft overwogen, maakt dit niet anders. Dit verweer van [geïntimeerde] slaagt niet.
3.13.
Het hof stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder afhankelijk is van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden [1] . Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met een weging van het belang van de gehinderde (in dit geval Bazalt) en het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.
3.14.
Partijen hebben beide deskundigen ingeschakeld om de situatie te beoordelen. De deskundige van Bazalt, Van Voorthuizen Boom- & Groenverzorging B.V., schrijft in haar rapport van 20 december 2023 dat de wortels van de boom leiden tot wortelopdruk in de brandgang. Feitelijk betekent dit dat de tegels in de brandgang omhoog worden gedrukt door de onderliggende wortels van de boom. Het regelmatig snoeien van de boom leidt volgens de deskundige tot meer wortelgroei en dus ook tot meer wortelopdruk. Daarnaast liggen er stabiliteitswortels in de brandgang die niet zomaar kunnen worden weggehakt zonder dat daarmee de stabiliteit en behoud van de boom in gevaar komen. Volgens Van Voorthuizen is het kappen van de boom niet voldoende, ook het wortelgestel zal moeten worden verwijderd. De deskundige van [geïntimeerde] , [naam1] , constateert ook dat er sprake is van wortelopdruk en dat er in de brandgang stabiliteitswortels liggen (volgens het rapport van 14 oktober 2022 en het aanvullende briefrapport van 13 mei 2024). Hier zijn beide deskundigen het dus over eens. Volgens [naam1] zijn er echter alternatieven om de wortelopdruk te voorkomen, zonder dat de boom inclusief wortelgestel moet worden verwijderd. In dat kader geeft de deskundige aan dat de oppervlakkige wortels kunnen worden weggehaald. Het gaat daarbij om wortels met een doorsnede van maximaal 4 centimeter tot een diepte van 10 centimeter onder het maaiveld. Tijdens de zitting bij het hof heeft de advocaat van [geïntimeerde] hieraan toegevoegd dat de deskundige mondeling heeft bevestigd dat wortels tot een diepte van 30 centimeter onder het maaiveld kunnen worden verwijderd. Het periodiek verwijderen van de oppervlakkige wortels in combinatie met het glooiend bestraten van de brandgang (cyclische kap en herstraten) leidt volgens [naam1] tot een duurzame oplossing. Daarnaast geeft [naam1] aan dat de boom ook kan worden behouden door het aanbrengen van halfverharding in de brandgang in plaats van tegels.
3.15.
Bazalt stelt dat zij in de afgelopen vijftien jaar minimaal vijf keer het straatwerk in de brandgang heeft laten herstellen als gevolg van de wortelopdruk. De beide deskundigen bevestigen dat de boom zorgt voor wortelopdruk in de brandgang, waarmee vaststaat dat Bazalt als gevolg daarvan ook in de toekomst met enige frequentie het straatwerk zal moeten herstellen. Daarnaast heeft Bazalt aangevoerd dat er een risico bestaat op ongevallen en dat Bazalt daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld door haar huurders. Het hof is van oordeel dat Bazalt niet hoeft te dulden dat zij periodiek het straatwerk in de brandgang moet laten herstellen. Ook de risico’s en dreiging van ongevallen hoeft Bazalt niet te dulden, mede gelet op de zorgplicht die Bazalt heeft richting haar huurders. Dat volgens [geïntimeerde] het algemeen belang is gediend bij de aanwezigheid van bomen en dat de hinder waar het in deze procedure over gaat een natuurlijk fenomeen is dat bij bomen hoort, rechtvaardigt niet dat Bazalt de hinder als gevolg van wortelopdruk zou moeten dulden. De conclusie is dat de aanwezigheid van de boom door het ontstaan van wortelopdruk leidt tot onrechtmatige hinder en dat [geïntimeerde] is gehouden om de onrechtmatige hinder op te heffen. De vraag is vervolgens hoe dit moet gebeuren, waarbij geldt dat een afweging moet worden gemaakt van de wederzijdse belangen. Het hof kan uit de stukken niet afleiden dat verwijdering van de boom inclusief wortelgestel gerechtvaardigd is, of dat er ook minder vergaande alternatieven zijn om de wortelopdruk te voorkomen. In dat kader acht het hof het aanbrengen van halfverharding in plaats van tegels in de brandgang geen aanvaardbaar alternatief, vanwege de verminderde begaanbaarheid van de brandgang. Dat het aanbrengen van halfverharding leidt tot verminderde begaanbaarheid (onder andere met de fiets, step, rollator, scootmobiel) wordt door beide partijen erkend en staat dus niet ter discussie. Om te kunnen beoordelen of het periodiek verwijderen van de oppervlakkige wortels in combinatie met het glooiend bestraten van de brandgang een duurzame oplossing biedt om onrechtmatige hinder als gevolg van de wortelopdruk te voorkomen, heeft het hof behoefte aan deskundige voorlichting. [geïntimeerde] is gehouden om de onrechtmatige hinder op te heffen, zodat de eventuele periodieke kosten in verband met de uitvoering van (herstel)werkzaamheden voor zijn rekening komen.
3.16.
[geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat Bazalt door verwijdering van de boom te vorderen misbruik maakt van haar bevoegdheid (als bedoeld in artikel 3:13 BW). De bevoegdheid van Bazalt op grond van artikel 5:37 BW wordt volgens [geïntimeerde] voor een ander doel aangewend (namelijk verwijdering van de boom) dan waarvoor deze bepaling is bedoeld. Daarnaast voert [geïntimeerde] aan dat Bazalt in redelijkheid niet tot uitoefening van haar bevoegdheid kan komen, gelet op de onevenredigheid tussen het belang van Bazalt bij verwijdering van de boom en het (maatschappelijk) belang bij behoud van de boom. Het hof volgt deze standpunten van [geïntimeerde] niet. Zoals hiervoor is aangegeven, houdt het hof rekening met een belangenafweging. Als blijkt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is voor opheffing van de onrechtmatige hinder, dan is de vordering tot verwijdering van de boom (inclusief wortelgestel) toewijsbaar. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake.
Deskundigenbericht
3.17.
Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de vraag of, en zo ja welke alternatieven er zijn voor opheffing van de onrechtmatige hinder (voorkomen van wortelopdruk). Het hof gaat er vanuit dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan. Deze zal deskundig moeten zijn op het gebied van boomverzorging. Het hof stelt voor de volgende vragen aan de deskundige te stellen:
Is voor het blijvend voorkomen van wortelopdruk verwijdering van de boom nodig? Is daarvoor ook verwijdering van het wortelgestel nodig en, zo ja, tot op welke afstand van de oorspronkelijke stam? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien verwijdering van de boom niet nodig is, kan wortelopdruk ook worden voorkomen met de door [naam1] voorgestelde methode? Deze methode bestaat uit het periodiek verwijderen van de oppervlakkige wortels (met een doorsnede van maximaal 4 centimeter tot een diepte van maximaal 30 centimeter onder het maaiveld) in combinatie met het glooiend bestraten van de brandgang (cyclische kap en herstraten). Kunt u hierbij aangeven welke voor- en nadelen aan deze methode zijn verbonden, mede in verband met de stabiliteit en instandhouding van de boom?
Indien u vraag 2 met ‘nee’ beantwoordt, waarom niet?
Indien u vraag 2 met ‘ja’ beantwoordt, wat is dan de frequentie voor het uitvoeren van de werkzaamheden, dus hoe vaak moeten deze werkzaamheden dan worden uitgevoerd? En kunt u een inschatting geven van de bijbehorende kosten voor de uitvoering van deze werkzaamheden?
Zijn er andere alternatieven om de wortelopdruk te voorkomen? Zo ja, bieden deze alternatieven een blijvende oplossing? Welke voor- en nadelen zijn aan deze alternatieven verbonden, mede in verband met de stabiliteit en instandhouding van de boom?
Geeft het onderzoek u nog aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen?
3.18.
Beide partijen worden gelijktijdig in de gelegenheid gesteld om zich in een akte uit te laten over de hiervoor gegeven concept-vraagstelling, zelf vragen te formuleren, over het aantal, de persoon, hoedanigheden, kwalificaties en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, de bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen) en eventueel de marges waarbinnen het loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan). Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de personen van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen om in hun akte in te gaan op de door de wederpartij voorgedragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof. Het hof gaat er vanuit dat partijen geen bezwaar hebben tegen het toesturen van de overgelegde rapporten aan de beoogde deskundige, voordat deze daadwerkelijk zal zijn benoemd. Indien partijen hier bezwaar tegen hebben moeten zij dit in de te nemen aktes aangeven.
3.19.
Volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv moet Bazalt als eisende partij het nader te bepalen voorschot dragen. Na het deskundigenbericht zal het hof beslissen op de door Bazalt gevorderde dwangsom en schadevergoeding.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2025 voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 3.18 door beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.J. Luijten, S.C.P. Giesen en W.C. Haasnoot en is door
de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235