Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.V.O.F. [naam VOF/appellante sub 1]
2. [appellant sub 2]
[appellante sub 3]
1.[geïntimeerde sub 1]
2. [geïntimeerde sub 2]
3. [geïntimeerde sub 3]
4. [geïntimeerde sub 4]
5. [geïntimeerde sub 5]
6. [geïntimeerde sub 6]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
geenrekening mee gehouden hebben dat zij de investeringen die neef [neef] had gedaan, terug zouden moeten betalen. Niet gesteld of gebleken is dat bij het verstrekken van de bedragen of voor de overname tussen [appellanten] c.s. en neef [neef] of [geïntimeerden A] c.s. terugbetaling is overeengekomen. Dat op bankafschriften bij bedragen opgenomen is “lening” leidt niet tot een andere conclusie, omdat neef [neef] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep onweersproken heeft uitgelegd dat de met deze lening aangekochte zaken ook op zijn naam zijn gezet. Aan bewijs dat de samenwerking uitsluitend bestond uit het “financieel mogelijk maken”, komt het hof daarom niet toe. Die stelling is gezien het voorgaande onvoldoende onderbouwd.