Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.De beoordeling
pro ratabenadering worden vastgesteld hoeveel maanden eerder de wettelijke schuldsanering kan ingaan. Bij de toepassing van art. 349a lid 1 Fw moet als voorwaarde worden gesteld dat de schuldenaar in het voortraject aan de inspanningsplicht heeft voldaan, dat wil zeggen zich maximaal heeft ingespannen om zoveel mogelijk baten voor de gezamenlijke schuldeisers te verkrijgen. Bij de invulling van deze voorwaarde moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij de eisen die in het wettelijke traject aan de inspanningsplicht van de schuldenaar worden gesteld.
pro ratabenadering moet worden vastgesteld hoeveel maanden eerder de wettelijke schuldsanering kan ingaan. [appellant] heeft vanaf 30 mei 2024 tot aan de toelating tot de schuldsaneringsregeling gespaard volgens de vtlb-normen door aan zijn schuldhulpverlener de bedragen te betalen die [appellant] volgens zijn schuldhulpverlener moest afdragen. [appellant] heeft minder gespaard dan is vereist, omdat er een verschil van ongeveer € 95,- per maand bestaat tussen het door de schuldhulpverlener berekende te sparen bedrag en het bedrag dat [appellant] volgens de schuldhulpverlener moest betalen. Het hof zal desondanks niet aan de hand van een
pro ratabenadering vaststellen hoeveel maanden eerder de wettelijke schuldsanering kan ingaan. Het hof zal hierna uitleggen waarom het voor een andere benadering kiest dan die waarvoor in de conclusie is gekozen.
De ‘bijstandsnorm’ (participatiewetuitkering) voor alleenstaanden bedraagt op dit moment € 1.308,45 inclusief vakantiegeld. Dit vtlb acht het hof aan de (zeer) hoge kant gelet op de situatie van [appellant] . Zo heeft [appellant] geen kinderen en ook geen woonlasten. Uit de stukken is namelijk gebleken dat [appellant] woonachtig is op een boot bij zijn ouders en dat hij daarvoor geen vergoeding betaalt. Uit zijn bestedingspatroon blijkt ook dat [appellant] iedere maand veel geld overhoudt van zijn vtlb. Zo worden hoge bedragen aan contanten opgenomen, zoals € 600,- op 2 juli 2024 (naast een bedrag van € 166,65 bij de Lidl), € 100,- op 4 juli 2024 en € 200,- op 7 juli 2024, waarover [appellant] ter zitting geen duidelijke verklaring kon afleggen. Daar komt bij dat de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard dat ook zij van mening is dat het vtlb te hoog is en voornemens is een verzoek bij de rechter-commissaris in te dienen om het vtlb te verlagen. Indien het vtlb gecorrigeerd wordt, betekent dit niet alleen dat [appellant] over de periode van het minnelijk traject te weinig heeft afgedragen, maar ook dat hij zich te weinig heeft ingespannen om zoveel mogelijk baten voor zijn gezamenlijke schuldeisers te verkrijgen. Immers, [appellant] wist of had moeten weten dat een schuldenaar in de schuldsanering leeft op (ongeveer) bijstandsniveau en dat zijn uitgavenpatroon daarmee niet te rijmen viel.