ECLI:NL:GHARL:2024:7274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
200.338.457/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over kredietovereenkomst tussen Qred AB en [geïntimeerde] met betrekking tot zakelijke kredietverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kredietovereenkomst tussen Qred AB, gevestigd in Stockholm, Zweden, en [geïntimeerde]. Qred had eerder een kredietovereenkomst gesloten met [geïntimeerde], die een koeriersdienst exploiteerde. De kredietovereenkomst werd opgezegd en Qred vorderde terugbetaling van het geleende bedrag met rente en kosten. Het hof moest beoordelen of de kredietovereenkomst zakelijk van aard was en of deze onder consumentenbeschermende bepalingen viel.

Het hof oordeelde dat Qred voldoende had aangetoond dat de kredietovereenkomst zakelijk was, ondanks eerdere signalen van onbalans in de verplichtingen van [geïntimeerde]. Het hof concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om de overeenkomst onder consumentenbescherming te scharen, en dat [geïntimeerde] als eigenaar van zijn eenmanszaak gehouden was aan de verplichtingen uit de overeenkomst.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van Qred grotendeels toe. [geïntimeerde] werd veroordeeld tot betaling van € 3.223,35, vermeerderd met rente, en werd belast met de proceskosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Qred de uitspraak kan laten uitvoeren, zelfs als [geïntimeerde] in cassatie gaat. Dit arrest volgt op een eerder tussenarrest van 3 september 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.457/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10380100
arrest van 26 november 2024
in de zaak van
Qred AB,
die is gevestigd in Stockholm, Zweden,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Qred,
advocaat: mr. E.N. de Jonge in Groningen,
tegen
[geïntimeerde](voorheen) h.o.d.n. [naam1] ,
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Eerder is in deze zaak een arrest [1] gewezen dat op 3 september 2024 is uitgesproken. Qred heeft vervolgens een akte genomen en daarbij vijf producties overgelegd.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerde] heeft met Qred een kredietovereenkomst gesloten. De kredietovereenkomst is opgezegd en Qred wil terugbetaling van het geleende bedrag met rente en kosten.
2.2
Het hof had meer informatie nodig alvorens het kon oordelen over de vordering van Qred, met name over het zakelijk karakter van de gestelde kredietovereenkomst.
2.3
Met de nader overgelegde informatie en stukken is het hof van oordeel dat de vordering van Qred kan worden toegewezen. Dat wordt hierna uitgelegd.

3.Het oordeel van het hof

De verdere beoordeling van de grieven
3.1
Qred heeft – in reactie op de van haar gevraagde toelichting – uitgelegd dat de aanvraag voor het verstrekte krediet is ontvangen via een door [geïntimeerde] ingeschakelde intermediair (‘RegeljeLease.nl’), die ook heeft bemiddeld bij de door [geïntimeerde] gewenste totstandkoming van een leaseovereenkomst voor een bedrijfsbus en dat de bewuste intermediair uitsluitend zaken doet met ondernemers en nimmer met particulieren. Omdat de intermediair regelmatig zaken doet met Qred, wordt die door Qred ook als een betrouwbare partner gezien. Van de intermediair zijn de zakelijke gegevens over [geïntimeerde] ontvangen, zoals bedrijfsnaam en inschrijvingsnummer van het handelsregister alsook zijn NAW-gegevens. Uit het handelsregister bleek dat [geïntimeerde] een koeriersdienst exploiteerde, waarna er op of omstreeks 6 januari 2022 telefonisch contact over de aanvraag is geweest met zowel de intermediair als [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft in zijn telefoongesprek met Qred informatie verstrekt over zijn bedrijf, het doel van de lening (voorfinanciering van de btw met betrekking tot het bedrijfsvoertuig), zijn omzet, de mogelijkheden voor maandelijkse (af)betalingen, eventueel andere leningen en zijn betalingsgedrag, waarbij Qred informatie aan [geïntimeerde] heeft verstrekt over haar bedrijf, de lening, de aflossing en de betalingsvoorwaarden. Nadat Qred vervolgens de kredietovereenkomst aan [geïntimeerde] heeft gezonden, heeft hij deze ondertekend teruggezonden, aldus Qred.
3.2
Met de nader verstrekte (onweersproken gebleven) informatie heeft Qred voldoende onderbouwd dat de kredietovereenkomst zakelijk van aard is. Het hof ziet, ondanks de in het tussenarrest gesignaleerde onbalans in de door [geïntimeerde] op zich genomen verplichtingen, mede gezien het ontbreken van (verder) verweer van zijn kant, geen aanknopingspunten voor een oordeel dat de overeenkomst (toch) bestreken wordt door consumentenbeschermende bepalingen. Er is naar het oordeel van het hof dus ook geen grond om [geïntimeerde] in dit verband geheel of gedeeltelijk met een consument gelijk te stellen.
3.3
Daarmee is sprake van een kredietovereenkomst met (de eenmanszaak van) [geïntimeerde] . Hij is als eigenaar van die eenmanszaak en als degene voor wiens rekening de eenmanszaak werd gedreven, gehouden tot nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst. De door hem afgegeven borgtocht is daarbij niet van belang.
3.4
Onweersproken is gebleven dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de kredietovereenkomst door niet (volledig en tijdig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Dit heeft ertoe geleid dat het krediet in een brief van 19 mei 2022 werd opgezegd per 29 mei 2022, tenzij tijdig € 213,59 werd betaald. [geïntimeerde] heeft dat bedrag niet voldaan waardoor de kredietovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en het restantsaldo ineens opeisbaar werd. Volgens Qred bedroeg op dat moment haar vordering op [geïntimeerde] € 2.222,59, zijnde het leenbedrag van € 2.000,- vermeerderd met drie openstaande vergoedingen van € 59,- over de maanden april tot en met juni 2022, de vertragingsrente van € 25,59 en een vertragingsvergoeding van € 20,-.
3.5
Qred heeft het door haar gevorderde bedrag van € 3.223,35 in de dagvaarding en de daarbij gevoegde specificatie als volgt onderbouwd. Het door haar per 7 juni 2022 berekende bedrag van € 2.222,59 moet worden vermeerderd met de tot en met 28 februari 2023 berekende vertragingsrente van € 597,36 en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 403,40 inclusief btw. Bij deze berekening is rekening gehouden met het door [geïntimeerde] op 25 maart 2022 betaalde bedrag van € 118,-, zijnde de vergoedingen van € 59,- voor de maanden januari en februari 2022. Deze opstelling is voldoende inzichtelijk.
3.6
Uit deze opstelling volgt dat [geïntimeerde] éénmaal heeft betaald, te weten de maandelijkse kredietvergoedingen voor januari 2022 en februari 2022. Aflossingen zijn niet betaald zodat de gehele hoofdsom van € 2.000,- nog verschuldigd is. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de onbetaald gelaten kredietvergoedingen (driemaal € 59,- ofwel € 177,-), de vertragingsvergoeding (€ 20,-), de openstaande rente tot opzegging (€ 25,59) en de openstaande rente vanaf de opzegging tot 28 februari 2023 (€ 597,36).
3.7
Het openstaande bedrag is [geïntimeerde] vanaf 28 februari 2023 aan Qred verschuldigd, vermeerderd met de overeengekomen rente van 2,5% per maand vanaf die datum over € 2.222,59. Qred heeft onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] die contractuele rente ook verschuldigd zou zijn over de verschenen contractuele rente en de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. In zoverre is de vordering van Qred niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8
De door Qred gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (€ 333,39) is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [geïntimeerde] is daarover btw verschuldigd omdat Qred heeft gesteld dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. De gevorderde vergoeding van in totaal € 403,40 (inclusief btw) is dus toewijsbaar.
De conclusie
3.9
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd en de vordering van Qred zal grotendeels worden toegewezen. Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten veroordelen, waarbij de kosten van de akte voor rekening van Qred worden gelaten. [geïntimeerde] wordt ook belast met de kosten voor de procedure bij de kantonrechter omdat het hof van oordeel is dat de vordering al in die procedure voldoende was gespecificeerd. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak
. [2] De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 november 2023 en beslist als volgt:
4.2
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Qred van € 3.223,35, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2,5% per maand vanaf 28 februari 2023 over € 2.222,59 tot de dag van betaling;
4.3
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Qred tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
  • € 487,- aan griffierecht
  • € 130,48 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
  • € 464,- aan salaris van de advocaat van Qred (2 procespunten × kantontarief à € 232,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Qred in hoger beroep:
  • € 798,- aan griffierecht
  • € 137,39 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
  • € 858,- aan salaris van de advocaat van Qred (1 procespunt × appeltarief I);
4.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, J.E. Wichers en A.A.J. Smelt, en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
26 november 2024.

Voetnoten

2.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.