ECLI:NL:GHARL:2024:7028

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
200.329.593
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een samenwerkingsovereenkomst en de gevolgen van boetebedingen in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van Autogeld Lease B.V. en [appellant2] tegen [geïntimeerde1] B.V. en [geïntimeerde2] over de uitleg van een samenwerkingsovereenkomst en de toepassing van boetebedingen. De zaak is ontstaan uit een samenwerkingsovereenkomst die in juni 2020 werd gesloten tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] c.s. De partijen hebben elkaar beschuldigd van tekortkomingen in de nakoming van deze overeenkomst. Autogeld c.s. vorderde onder andere een verklaring voor recht dat [geïntimeerde1] c.s. in strijd met het concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding heeft gehandeld, en eiste een schadevergoeding van € 450.000. De rechtbank heeft in een eerder vonnis alle vorderingen van Autogeld c.s. afgewezen, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat het hoger beroep van Autogeld c.s. gedeeltelijk succesvol is, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hebben op het geheimhoudingsbeding. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde1] c.s. die in eerste aanleg zijn toegewezen, bevestigd, en de proceskostenveroordeling in reconventie vernietigd. Het hof heeft ook geoordeeld dat de samenwerking feitelijk is beëindigd en dat de vorderingen van Autogeld c.s. niet toewijsbaar zijn, met uitzondering van de terugbetalingen aan Autogeld c.s. door [geïntimeerde2].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.329.593
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 540037)
arrest van 19 november 2024
in de zaak van

1.Autogeld Lease B.V.

die is gevestigd te IJsselstein
2. [appellant2]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eisers in conventie, verweerders in reconventie
hierna: samen Autogeld c.s. en ieder afzonderlijk Autogeld en [appellant2]
advocaat: mr. M. Karel
tegen

1.[geïntimeerde1] B.V.

die is gevestigd in Houten
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: [geïntimeerde1]
niet verschenen
2. [geïntimeerde2]
Die woont in [woonplaats1]
Die ook hoger beroep heeft ingesteld
En bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiser in reconventie
Hierna: samen [geïntimeerde1] c.s. en ieder afzonderlijk [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]
Advocaat: mr. B.J.L. Baas

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

Naar aanleiding van het arrest van 2 april 2024 heeft op 28 augustus 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

1.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
[appellant2] en [geïntimeerde2] houden zich bezig met het bemiddelen bij het afsluiten van lease- en financieringsovereenkomsten tussen (klanten van) autodealers en financiers. Zij hebben in juni 2020 mede namens hun vennootschappen een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarbij ook de heer [naam1] (hierna ‘ [naam1] ’) partij is, al dan niet tezamen met zijn vennootschap Autogeld Financieringen B.V. Inmiddels is de samenwerking feitelijk gestopt. Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] c.s. verwijten elkaar over en weer verschillende tekortkomingen in de nakoming van deze overeenkomst.
2.2
Autogeld c.s. heeft in de procedure voor de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd dat [geïntimeerde1] c.s. in strijd met het concurrentie-, relatie- en/of geheimhoudingsbeding heeft gehandeld. In verband daarmee heeft zij betaling van € 450.000 gevorderd. Daarnaast heeft Autogeld c.s. gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde1] c.s. tekort is geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door die onrechtmatig te beëindigen, met veroordeling tot schadevergoeding en beslagkosten.
2.3
[geïntimeerde1] c.s. heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van Autogeld c.s. en heeft verschillende tegenvorderingen ingesteld. [geïntimeerde1] c.s. stelt dat Autogeld c.s. is tekortgeschoten/onrechtmatig heeft gehandeld (i) door de bestaande overeenkomst niet te willen voortzetten, (ii) betalingsafspraken niet na te komen en (iii) externe partijen te informeren over (het geschil over) de samenwerking tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] c.s.
[geïntimeerde1] c.s. heeft verschillende verklaringen voor recht gevorderd en (tweemaal) een bevel tot rectificatie. Daarnaast heeft [geïntimeerde1] c.s. (iv) opheffing gevorderd van beslagen en een verklaring voor recht dat Autogeld c.s. aansprakelijk is voor de schade als gevolg daarvan.
2.4
De rechtbank heeft in het vonnis van 14 juni 2023 [1] (‘het Vonnis’) alle vorderingen van Autogeld c.s. afgewezen. Autogeld c.s. wil met haar hoger beroep bereiken dat haar vorderingen -die zij in hoger beroep heeft gewijzigd en vermeerderd- (alsnog) worden toegewezen. De rechtbank heeft alle tegenvorderingen van [geïntimeerde1] c.s. -uitgezonderd die met betrekking tot het in 2.3 onder (i) genoemde verwijt- toegewezen. Ook daartegen heeft Autogeld c.s. bezwaar gemaakt.
In hoger beroep is alleen [geïntimeerde2] verschenen, tegen [geïntimeerde1] is verstek verleend. [geïntimeerde2] heeft op de bezwaren van Autogeld c.s. gereageerd en heeft ook zelf hoger beroep ingesteld, gericht op toewijzing alsnog van de door de rechtbank afgewezen verklaring voor recht, zoals zij die in hoger beroep heeft aangepast.
2.5
Het hof komt hierna tot het oordeel dat het hoger beroep van Autogeld c.s. uitsluitend succesvol is voor zover dat is gericht tegen het oordeel dat Autogeld c.s. het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en onrechtmatig externe partijen heeft geïnformeerd. De verklaring voor recht onder r.o. 8.5 van het Vonnis wordt dus alsnog afgewezen, net als de rectificatiebevelen in r.o. 8.7 en 8.8. Ook enkele in het kortgedingvonnis van 5 oktober 2023 (‘het Kortgedingvonnis’) gegeven voorzieningen zijn op dit oordeel in de bodemprocedure gebaseerd en verliezen door deze uitspraak hun werking. In zoverre zijn ook de ongedaanmakingsvorderingen van Autogeld c.s. toewijsbaar, zij het alleen in de procedure tegen [geïntimeerde2] .
Voor het overige kan geen van de door Autogeld c.s. en [geïntimeerde2] aangevoerde bezwaren tot vernietiging van het Vonnis leiden. Het hof legt hierna uit hoe het tot dit oordeel komt.

3.Het oordeel van het hof in het principaal en incidenteel beroep

3.1
Voor een vaststelling van de feiten verwijst het hof naar r.o. 2.1 t/m 2.5 van het Vonnis. In verband met het bezwaar van Autogeld c.s. tegen de vaststelling van de rechtbank in r.o. 2.2 van het Vonnis dat de overeenkomst uit twee documenten bestaat, wordt nog het volgende overwogen.
Partijen hebben hun afspraken over de samenwerking vastgelegd door op 22 juni 2020 een vier pagina’s tellend document te paraferen en te ondertekenen dat bestaat uit een emailbericht van 27 mei 2020 (pagina 1 en 2) en een ongedateerd emailbericht dat volgens Autogeld c.s. van 3 juni 2020 dateert (pagina 3 en 4). Hierna wordt, net als in het Vonnis, met ‘de Overeenkomst’ naar de vier pagina’s van dit document verwezen. Omdat [geïntimeerde1] c.s. dat inhoudelijk niet heeft betwist, neemt het hof aan dat ook de overige door Autogeld c.s. als productie 34 overgelegde documenten deel uitmaken van de afspraken tussen partijen.
Hierna zullen de overige bezwaren tegen het Vonnis zoveel mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
Niet verschijnen [geïntimeerde1]
3.2
Omdat [geïntimeerde1] in hoger beroep niet is verschenen zal het hof hierna, om praktische redenen, in beide procedures zoveel mogelijk uitgaan van de gezamenlijke stellingen en verweren van [geïntimeerde1] c.s. in de rechtbankprocedure, die door [geïntimeerde2] ook in hoger beroep zijn gehandhaafd. Alleen voor zover nodig zullen vervolgens de stellingen en verweren die [geïntimeerde2] aanvullend in hoger beroep heeft aangevoerd nog afzonderlijk worden beoordeeld.
3.3
Autogeld c.s. heeft haar eiswijziging niet betekend. De eiswijziging is op grond van artikel 130 lid 3 Rv ten opzichte van [geïntimeerde1] niet toegestaan, omdat [geïntimeerde1] in hoger beroep niet is verschenen. Na de dagvaarding in hoger beroep is meer dan een jaar verstreken voordat de mondelinge behandeling plaatshad. Bij die gelegenheid heeft het hof Autogeld c.s. gewezen op het verzuim. Dat heeft Autogeld c.s. geen aanleiding gegeven om tijdens of na de zitting alsnog gelegenheid voor betekening te vragen. In de gegeven omstandigheden acht het hof het in strijd met de eisen van een goede procesorde om Autogeld c.s. daarvoor alsnog ambtshalve de gelegenheid te geven. Op basis van de uitkomst van de procedure tegen [geïntimeerde2] is ook niet te verwachten dat Autogeld c.s. door deze beslissing onevenredig wordt benadeeld. Het succes van de eiswijziging is in de procedure tegen [geïntimeerde2] namelijk beperkt tot ongedaanmakingsvorderingen die hoe dan ook als gevolg van dit arrest ontstaan, ook tegenover [geïntimeerde1] (zie hierna, r.o. 3.69 en 3.73). Dat Autogeld c.s. mogelijk is aangewezen op een separate (kortgeding)procedure om tegenover [geïntimeerde1] voor die vorderingen alsnog een executoriale titel te verkrijgen, weegt niet op tegen het belang van alle partijen bij een voortvarende procedure.
De vorderingen die Autogeld c.s. voor het eerst in hoger beroep heeft ingesteld, zullen hierna dus uitsluitend worden beoordeeld in de procedure tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde2] . In de procedure tegen [geïntimeerde1] zal Autogeld c.s., waar het deze vorderingen betreft niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voordat aan de beoordeling van de afzonderlijke vorderingen wordt toegekomen, geeft het hof hierna allereerst een meer algemeen gezichtspunt met betrekking tot de uitleg van de Overeenkomst.
Uitleg Overeenkomst, algemeen
3.4
Het hof stelt voorop dat het bij de uitleg van de Overeenkomst niet alleen aankomt op een taalkundige uitleg van de contractsbepalingen, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en wat zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis. [2]
3.5
Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] c.s. hebben naar het oordeel van het hof over de inhoud en beëindiging van hun samenwerking op bepaalde onderdelen onvolledige, onduidelijke en deels zelfs tegenstrijdige afspraken gemaakt. In die gevallen kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat zij van elkaar mochten begrijpen of verwachten.
Het is steeds aan de partij die haar vordering op een bepaalde uitleg van de Overeenkomst baseert om concrete feiten en omstandigheden te stellen die deze uitleg rechtvaardigen, en om die feiten en omstandigheden zo nodig te bewijzen. Komt de gestelde uitleg niet vast te staan, dan kan een vordering niet worden toegewezen. Hierna zal blijken dat het ontbreken van duidelijke afspraken in veel gevallen aan toewijzing van de vorderingen van beide partijen in de weg staat.
3.6
Het hof zal hierna eerst onder (A) de vorderingen van Autogeld c.s. bespreken die zijn genoemd in het petitum van de memorie van grieven onder (i) t/m (v). Vervolgens komen onder (B) de tegenvorderingen van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] c.s. aan de orde. Daarna volgt onder (C) een bespreking van de resterende vorderingen van Autogeld c.s., die met name zijn gericht op ongedaanmaking en schadevergoeding na vernietiging van het Vonnis.
A. Vorderingen Autogeld c.s. sub (i) t/m (v)
Overtreding boetebedingen (vorderingen Autogeld c.s. sub i en ii)
3.7
Autogeld legt aan haar vordering tot betaling van € 450.000 ten grondslag dat [geïntimeerde1] c.s. ten minste achttien contractuele boetes van telkens € 25.000 heeft verbeurd.
Gelet op de hoogte van het boetebedrag begrijpt het hof -zoals in hoger beroep niet is bestreden- dat Autogeld c.s. haar vordering baseert op de (hierna verder te bespreken) boetebedingen die op pagina 4 van de Overeenkomst zijn opgenomen.
Autogeld c.s. verwijt [geïntimeerde1] c.s. (i) het doen van financieringsaanvragen bij [naam2] via een andere tussenpersoon dan Autogeld c.s., (ii) het benaderen van Dutch Finance in een poging een eigen agentschap te verkrijgen en (iii) het overtreden van een geheimhoudingsbeding.
Samenwerkingsafspraken in de Overeenkomst
3.8
Op de tweede pagina van de Overeenkomst is over de samenwerking het volgende opgenomen:

Beide partijen houden huidige dealers en relaties
Relatiebeding + boetebeding voor gezamenlijke relaties & startlijst met dealers die aanvragen doen (Roy aanleveren)
Gezamenlijke relaties blijven van de BV en kunnen door niemand afzonderlijk voor eigen rekening benaderd worden’.
3.9
Op pagina 3 van de Overeenkomst staat onder het kopje ‘
Huidige dealers en contracten beide partijen’:
‘Huidige dealers blijven bij jouw en doe je de aanvragen zelf voor. Deze mag je indienen via autogeld of via eigen agentschap. De keuze is reuze. Huidige dealers komen op een lijst en kunnen Wij niet benaderen en andersom. Relatie beding met boete 50K’.
3.1
Op dezelfde pagina is onder het kopje ‘
Nieuwe Samenwerking’vermeld: ‘
Warme dealers via autogeld gaan we taart brengen voor het 1e contract. [geïntimeerde2]gaat de dealers benaderen bezoeken, [naam1]rijdt de contracten uit indien mogelijk, [appellant2]verwerkt de administratie en Doet de kantoor afspraken voor deze unit. In meax zullen we dit administreren onder accountmanager [geïntimeerde2] . Na 3 jaar gaan we kijken of deze unit een aparte BV moet krijgen. Dealers blijven Van autogeld en niemand kan deze afzonderlijk benaderen. Relatiebeding met boete 50K. opbrengsten gedeeld door 3 en kosten worden ook door 3 gedeeld. De formule is heel simpel waar we Samenwerken en waar we samen verdienen wordt verdeeld. Dit is ook de Insteek op de gemaakte provisie afspraken.’
Onderaan pagina 3 is onder het kopje ‘
Aanvullingen’ vermeld: ‘
Donderdag aanvullingen bespreken. Dan kunnen we deze erbij plaatsen’.
3.11
Op pagina 4 van de Overeenkomst zijn vervolgens in bulletpoints -voor zover hier van belang- de volgende bepalingen opgenomen:
  • Geen aanvragen via een andere tussenpersoon zonder toestemming, boete 25K per gebeurtenis
  • Concurrentie en relatiebeding 25K per gebeurtenis bij overtreding
  • Geheimhoudingsplicht voor alle activiteiten van de samenwerking, 25K per gebeurtenis
  • Aanvragen vanuit [geïntimeerde1] die wij moeten bewerken is 50/50 en indien wij ze moeten uitrijden is het 1/3. pp
  • Concurrentie en relatie beding 3 jaar na beëindiging van de overeenkomst
  • Relaties die we samen bewerken blijven eigendom van Autogeld Lease B.V.
  • Roy zelf verantwoordelijk voor administratie contracten [geïntimeerde1]
  • Roy heeft toegang tot meax en de infobox van autogeld lease
  • Bijlage dealer lijst [geïntimeerde1] en Autogeld Lease
  • (…)
  • De dealer lijsten zijn in excel aangeleverd
  • Dealerlijst voor acquisitie is ook bijgevoegd in excel.
De [naam2] aanvragen
3.12
Autogeld c.s. heeft aangevoerd dat [geïntimeerde1] c.s. de afspraken in de Overeenkomst heeft overtreden door begin februari 2022 bij [naam2] Lease vijftien financieringsaanvragen in te dienen, waarvan zeven voor bestaande klanten van Autogeld en acht voor nieuwe klanten, waarbij zij slechts één overeenkomst via Autogeld heeft laten verlopen. Volgens Autogeld c.s. had [geïntimeerde1] c.s. bij deze financieringsaanvragen geen andere tussenpersonen mogen inschakelen dan Autogeld.
Het verbod waarop Autogeld c.s. zich in dit verband beroept, is in de Overeenkomst erg summier omschreven: ‘
Geen aanvragen via een andere tussenpersoon zonder toestemming, boete 25K per gebeurtenis.’ Bij dit bulletpoint is verder geen context of uitleg gegeven. Autogeld c.s. stelt zich op het standpunt dat het verbod niet alleen geldt voor de partijen die volgens Autogeld c.s. haar klanten zijn, maar ook voor de overige (klanten via de) eigen relaties van [geïntimeerde1] c.s.
3.13
[geïntimeerde1] c.s. heeft daartegen als verweer aangevoerd dat het bij alle in productie 14 genoemde aanvragen om haar eigen relaties gaat en dat het op grond van de Overeenkomst uitdrukkelijk was toegestaan om dergelijke aanvragen via andere tussenpersonen te doen. [geïntimeerde1] c.s. verwijst naar de bepaling onder het kopje ‘
Huidige dealers en contracten beide partijen’die inhoudt: ‘
huidige dealers blijven bij jouw en doe je de aanvragen zelf voor. Deze mag je indienen via autogeld of via eigen agentschap. De keuze is reuze.’
Eigen relaties [geïntimeerde1]
3.14
Naar het oordeel van het hof heeft Autogeld c.s. onvoldoende onderbouwd waarom zij ondanks deze uitdrukkelijk omschreven keuzevrijheid toch heeft mogen verwachten dat [geïntimeerde1] c.s. ook voor eigen relaties geen andere tussenpersonen mocht inschakelen. Volgens Autogeld c.s. is het verbod op een later tijdstip aan de tekst van de Overeenkomst toegevoegd, maar uit die omstandigheid volgt niet zonder meer dat aan dat verbod voorrang toekomt. Partijen hebben op 22 juni 2020 immers niet alleen de later toegevoegde bulletpoints ondertekend, maar het gehele document, en hebben bovendien iedere pagina -dus ook de afspraken van eerdere datum- afzonderlijk geparafeerd. Als het de bedoeling van Autogeld c.s. was geweest dat de bepalingen in de bulletpoints steeds boven de andere (oudere) bepalingen zouden gaan, had het op haar weg gelegen om dat uitdrukkelijk in de tekst te vermelden. Dat geldt te meer nu aan overtreding van de bepalingen in de bulletpoints forse boetes zijn verbonden. Als ook bij eigen relaties van [geïntimeerde1] c.s. voorrang zou toekomen aan het verbod, is zelfs onduidelijk waarom de passage over keuzevrijheid niet helemaal is geschrapt. Er blijft dan namelijk geen categorie over waarvoor de keuzevrijheid nog wél zou gelden.
Whatsapp conversatie
3.15
De whatsappconversatie van 25 augustus 2021 is ook niet voldoende om de uitleg van Autogeld c.s. desondanks aan te nemen. In deze appconversatie heeft [appellant2] weliswaar geschreven: ‘
Trouwens ff wat anders volgens mij mogen we voor onze samenwerking niet met andere tp’s zaken doen en staat daar boete op’, maar uit het antwoord van [geïntimeerde2] blijkt juist niét dat hij dat uit de Overeenkomst ook had begrepen. In tegendeel, hij antwoordt: ‘
Huh?? Jullie wel met mij maar niet nog extra tussenpersoon??’.Na het bericht ‘
Oh hahahaha Je hebt het over bd Lease zeker’stuurt [appellant2]
‘Ja Iedereen heeft hetzelfde contract’.Op de vervolgvraag van [geïntimeerde2] ‘
wat is de boete?’schrijft [appellant2] : ‘
Moet ik contract ff pakken Doe ik later ff’, waarna [geïntimeerde2] -kennelijk bij wijze van grap, te zien aan de emoji die erbij is geplaatst- antwoordt:
‘Is goed Ik bel m’n advocaat alvast’.
3.16
Uit deze conversatie is niet af te leiden dat [geïntimeerde2] (in augustus 2021, dus terwijl de samenwerking al een jaar liep) de afspraken zo had begrepen als [appellant2] in deze procedure heeft verdedigd. In tegendeel, uit zijn reactie spreekt juist verbazing over de interpretatie van [appellant2] . In het vervolg van de appconversatie heeft [geïntimeerde2] wel bevestigd dat in de Overeenkomst staat wat [appellant2] hem heeft bericht, maar ook dat is niet voldoende om aan te nemen dat [geïntimeerde2] niet langer de afgesproken keuzevrijheid had. De appconversatie gaat namelijk (na: ‘
Ik bel m’n advocaat alvast’) als volgt verder:

Nee ik zou deze gewoon aftikken is goedkoper denk ik’ ( [appellant2] )
‘Hahaha Klootzak Maar was je serieus?’ ( [geïntimeerde2] )
‘Voor de afspraak wel die hebben we volgens mij wel gemaakt dat zal ik ff checken Maar verder niet’ ( [appellant2] ).
[geïntimeerde2] appt vervolgens om 17:26u: ‘
Zal ook even kijken’, om 17:39u: ‘
ja staat erin’en om 1740u: ‘
Idd goed punt om er wel in te hebben staan
Anders wandelt iedereen zo naar een andere tussenpersoon dat moet je voorkomen’.
Na de reactie van [appellant2] ‘
Zeker eh zijn ook voor mij dezelfde afspraken we zitten net als de Ndrangetha aan elkaar verbonden’en ‘
Zal je matsen dit keer koop maar leuk cadeau voor [naam3] in september’sluit de conversatie af met het bericht van [geïntimeerde2] :

Bd Lease was natuurlijk ook een grapje dat snap je nu zelf ook’.
3.17
[geïntimeerde2] heeft dus bevestigd dat in de Overeenkomst stond wat [appellant2] hem had bericht, maar heeft de Overeenkomst toen kennelijk maar kort bestudeerd, tussen 17:26u en 17:39u. Bovendien gaat het in deze procedure niet om de vraag óf het verbod in de Overeenkomst staat, maar om de vraag hoe dat verbod zich verhoudt tot de bepaling op de pagina daarvoor, op grond waarvan het inschakelen van andere tussenpersonen voor eigen relaties juist is toegestaan. Uit de appconversatie blijkt niet dat [appellant2] ook die laatste bepaling aan [geïntimeerde2] heeft voorgelegd, zodat [appellant2] op basis van het antwoord van [geïntimeerde2] dus ook niet mocht verwachten dat hij zich ook daarover uitsprak.
Aan deze korte appconversatie kon [appellant2] in ieder geval niet het vertrouwen ontlenen dat [geïntimeerde2] van de afgesproken keuzevrijheid afstand deed, al helemaal niet nu de appconversatie geen (uitsluitend) zakelijk karakter had en aan het eind van de werkdag werd gevoerd, op een over en weer grappende toon. Dat [geïntimeerde2] in deze conversatie over het verbod heeft geappt dat het goed is om het erin te hebben staan, omdat iedereen anders zo naar een andere tussenpersoon wandelt en je dat moet voorkomen, is in de genoemde omstandigheden niet voldoende om anders te oordelen.
Uitvoering Overeenkomst
3.18
Autogeld c.s. voert verder nog aan dat de manier waarop de Overeenkomst is uitgevoerd ook wijst op een uitleg zoals zij heeft verdedigd, omdat [geïntimeerde1] c.s gedurende de samenwerking ook daadwerkelijk geen (of zelden) andere tussenpersonen heeft ingeschakeld. Uit die omstandigheid volgt echter nog niet dat partijen hadden afgesproken dat dit niet was toegestaan. [geïntimeerde1] c.s. kan voor een keuze voor Autogeld c.s. immers ook goede andere redenen hebben gehad, alleen al gelet op de voordeliger tarieven en voorwaarden die partijen met de schaalvergroting door hun samenwerking voor ogen hadden.
Al met al heeft Autogeld c.s. dus onvoldoende gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat [geïntimeerde1] c.s. het verbod uit het eerste bulletpoint heeft overtreden door andere tussenpersonen in te schakelen bij de aanvragen voor zijn eigen relaties.
Gezamenlijke relaties uit de Nieuwe Samenwerking
3.19
Uit de Overeenkomst blijkt dat de samenwerkingsafspraken niet alleen betrekking hebben op de eigen relaties van partijen. Uit pagina 2 kan worden afgeleid dat naast ‘
huidige dealers en relaties’ook ‘
gezamenlijke relaties’bestaan, ten aanzien waarvan is bepaald dat die ‘
van de BV’ blijven en door niemand afzonderlijk voor eigen rekening kunnen worden benaderd. De beide categorieën zijn verder uitgewerkt op pagina 3 van de Overeenkomst. Onder het kopje ‘
Nieuwe Samenwerking’is uitdrukkelijk bepaald ‘
Dealers blijven Van autogeld en niemand kan deze afzonderlijk benaderen.’ Uit de verdere bepalingen met betrekking tot deze categorie blijkt geen keuzevrijheid bij het inschakelen van tussenpersonen. Als [geïntimeerde1] c.s. dus voor deze gezamenlijke relaties zonder toestemming andere tussenpersonen heeft ingeschakeld, betekent dit dat [geïntimeerde1] c.s. het verbod heeft overtreden.
3.2
Uit de stellingen van Autogeld c.s. kan echter niet worden afgeleid dat [geïntimeerde1] c.s. dat heeft gedaan. [appellant2] klaagt er in deze procedure namelijk juist over dat de Nieuwe Samenwerking niet van de grond is gekomen. Ook uit het verslag van de bijeenkomst op 14 januari 2022 blijkt dat [appellant2] zich op het standpunt heeft gesteld dat het gezamenlijk bewerken van nieuwe relaties niet heeft plaatsgevonden: ‘
Uitgangspunt van de samenwerking was wat er nu (destijds) is, is er en blijft voor [geïntimeerde2] . Daarnaast gaan wij gezamenlijk nieuwe relaties bewerken en hier allemaal profijt uithalen. Conclusie is, dat dit niet is gebeurd zoals staat omschreven in het samenwerkingsdocument. Dit was het hoofddoel van de samenwerking.’
Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft [appellant2] dit standpunt nog eens bevestigd en Autogeld c.s. heeft in hoger beroep daarop bovendien een zelfstandige tekortkoming gebaseerd. Autogeld c.s. kan dus geen aanspraak maken op boetes vanwege het -via andere tussenpersonen- bedienen van gezamenlijke relaties uit de Nieuwe Samenwerking.
Klanten die eerder via Autogeld c.s. contracteerden
3.21
Volgens Autogeld c.s. blijven echter niet alleen de gezamenlijke relaties uit de Nieuwe Samenwerking ‘
van de BV’ zoals op pagina 2 en 3 van de Overeenkomst is bepaald. Autogeld c.s. stelt zich op het standpunt dat ook is afgesproken dat klanten voor wie gedurende de samenwerking al eens een lease- of financieringsovereenkomst via Autogeld c.s. is afgesloten, daarna klant van Autogeld c.s. blijven, ook als deze voortkomen uit de eigen relaties van [geïntimeerde1] c.s. Deze klanten staan volgens Autogeld c.s. in haar systeem en behoren tot een klantenportefeuille die juridisch en economisch haar eigendom is.
Autogeld c.s. heeft deze uitleg van de Overeenkomst met name gebaseerd op de bepaling in het zesde bulletpoint op pagina 4 van de Overeenkomst:‘
Relaties die we samen bewerken blijven eigendom van Autogeld Lease B.V.’.Volgens Autogeld c.s. is ook bij aanvragen voor klanten uit het netwerk van [geïntimeerde1] c.s. intensief samengewerkt.
3.22
Naar het oordeel van het hof kan de door Autogeld c.s. gestelde afspraak echter niet worden gebaseerd op wat in dit zesde bulletpoint zonder enige verdere context of toelichting is vermeld. In de Overeenkomst is immers juist uitdrukkelijk bepaald:
‘Beide partijen houden huidige dealers en relaties’.Als met de bulletpointbepaling werkelijk was bedoeld daarop alsnog een ingrijpende beperking aan te brengen, had het op de weg van Autogeld c.s. gelegen om dit voldoende duidelijk in de tekst van de Overeenkomst te vermelden. Nu dat niet is gebeurd, behoefde [geïntimeerde1] c.s. niet te begrijpen dat het zesde bulletpoint op pagina 4 van de Overeenkomst niet alleen naar de gezamenlijke relaties uit de Nieuwe Samenwerking verwees, maar ook op zijn eigen relaties zou slaan zodra een klant eenmaal via Autogeld c.s. had gecontracteerd.
3.23
Autogeld c.s. heeft ook geen andere concrete feiten of omstandigheden aangewezen op basis waarvan [geïntimeerde1] c.s. redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat klanten die eenmaal via Autogeld c.s. een lease- of financieringsovereenkomst hadden gesloten, vanaf dat moment als klant van Autogeld c.s. zouden worden beschouwd. De omstandigheid dat [naam1] , met wie [geïntimeerde1] c.s. inmiddels ook in gerechtelijke procedures is verwikkeld, dat wél zo uit de Overeenkomst heeft begrepen, vindt het hof daarvoor niet voldoende.
3.24
Anders dan Autogeld c.s. stelt, kan een dergelijke afspraak ook niet worden afgeleid uit overeenkomsten tussen Autogeld c.s. en de financierings- en leasemaatschappijen, nu Autogeld c.s. niet concreet heeft uitgelegd op welke grond [geïntimeerde1] c.s. aan afspraken van Autogeld met derde partijen gebonden zou zijn. Autogeld c.s. heeft al helemaal niet uitgelegd waarom die afspraken hun onderlinge afspraken opzij zouden kunnen zetten. Uit de producties waarnaar Autogeld c.s. in dit verband verwijst, blijkt dat evenmin.
3.25
Autogeld c.s. heeft zich verder beroepen op de omstandigheid dat in alle systemen, waaronder die bij de leasemaatschappijen, alleen Autogeld als tussenpersoon is opgenomen en dat de klanten alleen Autogeld en niet tevens [geïntimeerde1] als hun tussenpersoon kennen, ook al zijn die klanten fysiek door [geïntimeerde2] bediend. Los van het feit dat [geïntimeerde2] dit betwist, is ook dat niet voldoende om de hier bedoelde klanten in de onderlinge relatie tot [geïntimeerde1] c.s. als klanten van Autogeld c.s. te beschouwen. Voor zover [geïntimeerde2] zich al als Autogeld c.s. tegenover klanten bekend maakte, betekent dat nog niet zonder meer dat hij daarmee interne afspraken over het behouden van ieders eigen relaties opzij wilde zetten. Het belang dat partijen erbij hadden om als één partij naar buiten te treden, staat daar los van.
Uit de omstandigheid dat de gebruikte softwarelicentie Autogeld c.s. toebehoort kan evenmin worden afgeleid dat [geïntimeerde2] interne afspraken over het behouden van ieders eigen relaties opzij wilde zetten.
3.26
Autogeld c.s. heeft ook nog aangevoerd dat het in de branche gebruikelijk zou zijn dat de klanten waar het hier om gaat bij Autogeld c.s. zouden blijven en dat [geïntimeerde2] dat moest weten omdat dat exact dezelfde situatie is waar hij in verkeerde toen hij met Fair.nu samenwerkte. Het had op de weg van Autogeld c.s. gelegen om concreet uit te leggen waarom in dit geval een vergelijking met de afspraken tussen Fair.nu en [geïntimeerde2] zou opgaan, voor zover dat al voldoende zou zijn om een branchegebruik aan te nemen. In het bijzonder had Autogeld c.s. op dit punt nader uitleg moeten geven omdat zij in dezelfde memorie van grieven tegelijkertijd aanvoert (over het verbod uit het eerste bulletpoint): ‘
Dit verbod gold slechts niet voor de klanten die [geïntimeerde2] reeds voor de samenwerking had en dus reeds via Fair.nu of een andere tussenpersoon had bediend.’Zonder nadere uitleg is niet goed te begrijpen waarom, als van het gestelde branchegebruik wordt uitgegaan, klanten die al via Fair.nu waren bediend niet bij Fair.nu zijn gebleven toen de samenwerking eindigde, maar kennelijk bij [geïntimeerde2] bleven. Die uitleg heeft Autogeld c.s. niet gegeven.
Ook meer in het algemeen heeft Autogeld c.s. het gestelde branchegebruik onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerde2] heeft dit in hoger beroep overigens ook niet voldoende specifiek te bewijzen aangeboden.
3.27
Autogeld c.s. heeft evenmin voldoende overtuigend uitgelegd dat een andere uitleg van de Overeenkomst zou betekenen dat de samenwerking voor Autogeld c.s. niet van nut zou zijn. Zij heeft immers niet weersproken dat alle partijen gebaat waren bij de schaalvergroting die de samenwerking in ieder geval meebracht. Het uiteindelijke resultaat van de samenwerking (of onvrede daarover) kan naar het oordeel van het hof in ieder geval geen zelfstandige grond opleveren om over de uitleg van de Overeenkomst anders te oordelen. Het had op de weg van Autogeld c.s. gelegen om als professionele partij duidelijke afspraken te maken die in overeenstemming waren met haar idee over een redelijke verdeling van de resultaten van de samenwerking.
Voor zover in haar stellingen al een beroep op artikel 6:248 lid 1 BW zou kunnen worden gelezen, heeft Autogeld c.s. niet voldoende aangevoerd om te oordelen dat sprake is van een leemte in de Overeenkomst, die op grond van de aanvullende eisen van redelijkheid en billijkheid zou moeten worden ingevuld zoals Autogeld c.s. bepleit. Dat het redelijk zou zijn om aan te nemen dat door het overtreden van een (latere) aanvulling hoge boetes zouden zijn verbeurd, is al helemaal onvoldoende toegelicht.
3.28
Al met al kunnen de stellingen van Autogeld c.s. met betrekking tot de [naam2] aanvragen dus niet leiden tot toewijzing van de gevorderde boetes op basis van de op pagina 4 van de Overeenkomst opgenomen boetebedingen.
Dutch Finance
3.29
Op de bepaling in het tweede bulletpoint van pagina 4 van de Overeenkomst (‘
Concurrentie en relatiebeding 25K per gebeurtenis bij overtreding’) heeft Autogeld c.s. nog een andere overtreding gebaseerd. Volgens Autogeld c.s. had deze bepaling [geïntimeerde2] er ook van moeten weerhouden om op 18 januari 2022 met Dutch Finance te spreken over een eigen aanstelling als agent.
3.3
Naar het oordeel van het hof heeft Autogeld c.s. niet voldoende onderbouwd dat [geïntimeerde1] c.s. er met het aangaan van de Overeenkomst bewust voor heeft gekozen om afstand te doen van eigen aanstellingen bij banken en leasemaatschappijen. Uit de tekst van de Overeenkomst blijkt dat namelijk niet, terwijl Autogeld c.s. ook geen verklaringen of gedragingen van [geïntimeerde1] c.s. heeft benoemd waar dat uit kan worden afgeleid. In de Overeenkomst is op zichzelf niet verboden dat [geïntimeerde1] c.s. eigen agentschappen heeft. Die mogelijkheid wordt daarin zelfs uitdrukkelijk genoemd, waar over aanvragen voor eigen relaties is bepaald: ‘
Deze mag je indienen via autogeld of via eigen agentschap. De keuze is reuze.’Nergens in de Overeenkomst is bepaald dat die keuze maar eenmaal gemaakt zou kunnen worden, of dat het keuzerecht beperkt zou zijn tot de agentschappen waarover [geïntimeerde1] c.s. ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst al beschikte.
Autogeld c.s. heeft overigens ook niet concreet bestreden dat Dutch Lease al een relatie van [geïntimeerde1] c.s. was van vóór de samenwerking, nu Dutch Lease [geïntimeerde1] c.s. ook al voor de samenwerking een eigen agentschap had aangeboden.
3.31
Het gesprek met Dutch Finance van 18 januari 2022 waarop het verwijt van Autogeld c.s. is gebaseerd, heeft bovendien plaatsgevonden nadat [appellant2] tijdens een bespreking op 14 januari 2022 had gezegd dat hij de samenwerking niet op grond van de bestaande Overeenkomst wilde voortzetten (zie hierna r.o. 3.39 e.v.). Dat [geïntimeerde1] c.s. zich in die omstandigheden niet mocht oriënteren op een toekomst zonder Autogeld c.s. en een enkel gesprek over een eigen agentschap al verbeurte van de boete mee zou brengen, heeft Autogeld c.s. onvoldoende concreet onderbouwd. Een concurrentie- of relatiebeding dat slechts met enkele woorden en een bedrag is omschreven biedt daarvoor geen voldoende basis.
Geheimhouding tegenover adviseurs en derden
3.32
Autogeld c.s. heeft aangevoerd dat [geïntimeerde1] c.s. informatie over de samenwerking met een adviseur heeft gedeeld en met andere partijen, waaronder dealers uit het netwerk van Autogeld c.s. en [naam1] c.s., en dat [geïntimeerde1] c.s. daarmee het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Naar het oordeel van het hof heeft Autogeld c.s. ook dit verwijt onvoldoende concreet onderbouwd.
3.33
Over geheimhouding vermeldt de overeenkomst: ‘
Geheimhoudingsplicht voor alle activiteiten van de samenwerking, 25 K per gebeurtenis’. Autogeld c.s. heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde1] c.s., onvoldoende toegelicht waarom [geïntimeerde1] c.s. uit deze enkele woorden had kunnen begrijpen dat de bepaling eraan in de weg stond dat [geïntimeerde1] c.s. met adviseurs over de samenwerking zou overleggen. Dat is temeer niet begrijpelijk in een geval waarin [geïntimeerde1] c.s. werd gevraagd om een nieuwe overeenkomst te ondertekenen. Het had bovendien op de weg van Autogeld c.s. gelegen om uit te leggen waarom [appellant2] , als hij de inschakeling van adviseurs werkelijk als een inbreuk beschouwde, dat tijdens de bespreking van 14 januari 2022 niet tegen [geïntimeerde2] heeft gezegd. Tijdens die bespreking heeft [appellant2] namelijk wel inhoudelijke kritiek gegeven op (het advies van) deze personen, maar heeft hij [geïntimeerde2] geen schending van het geheimhoudingsbeding verweten.
3.34
Wat Autogeld c.s. heeft gesteld is ook niet voldoende om te oordelen dat met de op productie 44 vermelde partijen zodanige informatie is gedeeld dat daarmee boetes zijn verbeurd. Autogeld c.s. heeft namelijk slechts verwezen naar de omstandigheid dat [geïntimeerde1] c.s. op 13 april 2023 heeft aangeboden deze partijen te horen als getuige. Uit de betreffende productie blijkt dat deze partijen als getuige zouden kunnen verklaren dat [geïntimeerde1] c.s. steeds een eigen onderneming dreef, waarbij [geïntimeerde1] c.s. eigen -langdurige- zakenpartners heeft en had, die niet met Autogeld in contact kwamen of daarmee zaken deden. Zonder toelichting kan daaruit op zichzelf niet worden afgeleid dat [geïntimeerde1] c.s. met deze partijen informatie over de samenwerking met Autogeld c.s. heeft gedeeld, laat staan informatie waarvan [geïntimeerde2] heeft moeten begrijpen dat deze onder het geheimhoudingsbeding viel, hetgeen [geïntimeerde2] overigens ook uitdrukkelijk betwist.
De stellingen van Autogeld c.s. kunnen dus niet het oordeel rechtvaardigen dat [geïntimeerde1] c.s. het geheimhoudingsbeding heeft overtreden.
Tussenconclusie overtreding boetebedingen
3.35
Het komt dus niet vast te staan dat [geïntimeerde1] c.s. enige boete heeft verbeurd vanwege het overtreden van de hiervoor besproken boetebedingen. De vorderingen van Autogeld c.s. vermeld onder (i) en (ii) in het petitum van de memorie van grieven zijn niet toewijsbaar. Het Vonnis blijft op dit onderdeel in stand, zowel in de procedure tegen [geïntimeerde2] als in die tegen [geïntimeerde1] .
Ontbinding/beëindiging Overeenkomst (vorderingen Autogeld c.s. sub iii en iv)
3.36
Autogeld c.s. heeft verder gesteld dat [geïntimeerde1] c.s. is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst door deze zonder instemming van Autogeld c.s. (onrechtmatig) te ontbinden/te beëindigen en door de verplichting om daaraan minimaal tot juni 2023 uitvoering te geven, niet na te komen. Autogeld c.s. heeft verklaringen voor recht met deze strekking gevorderd (iii) en een schadevergoedingsvordering (iv).
3.37
Op pagina 2 van de Overeenkomst is over de duur van de samenwerking het volgende bepaald:

Periode van samenwerking:
We gaan de periode aan voor een samenwerking van 3 jaar. Alle partijen vanuit eigen onderneming. Net als de testfase kunnen we meten of het na 3 jaar rendabel is om hiervoor eventueel een andere entiteit op te richten.’
Onder de bulletpoints is aan het einde van de Overeenkomst verder opgenomen:

De overeenkomst kan ontbonden worden na akkoord van alle partijen. Alle bepalingen blijven dan van kracht mits anders is besloten.
Hieruit kan de bedoeling van partijen worden afgeleid om een samenwerking voor drie jaar af te spreken, met de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging als alle partijen daarmee instemmen.
3.38
Volgens Autogeld c.s. heeft [geïntimeerde1] c.s. door middel van de mail van zijn boekhouder van 26 april 2022 de Overeenkomst onrechtmatig beëindigd. Om dat aan te kunnen nemen moet dus vaststaan dat de Overeenkomst op deze datum nog van kracht was. Naar het oordeel van het hof heeft Autogeld c.s. daarvoor onvoldoende gesteld, tegenover het concrete verweer van [geïntimeerde1] c.s..
3.39
Tijdens de bespreking op 14 januari 2022 heeft [appellant2] gezegd:
‘ [appellant2] geeft aan dat er 2 mogelijkheden zijn Autogeld of [geïntimeerde1] . Iedereen mag zijn eigen keuze maken. Dit is puur zakelijke pro forma meeting en een weergave van alle keuzemogelijkheden met daarbij horende feiten.
[geïntimeerde2] geeft direct aan voor [geïntimeerde1] te willen gaan
[appellant2] en [naam1] geven aan dat kan, en dat is geen Autogeld’
Nadat [appellant2] en [naam1] erop gewezen hebben dat als de keuze blijft staan, daarbij een financiële afwikkeling hoort, is in de notitie vermeld:
‘Gezamenlijk spreken wij af dat [geïntimeerde2] het allemaal even laat bezinken en er maandag 17-02-2022 op terugkomt met zijn uiteindelijke keuze. Autogeld of [geïntimeerde1] zonder nog enige verdere invulling’.
3.4
Wat in de notitie met een verslag van de bespreking van 14 april 2022 is vermeld, biedt geen steun aan de stelling van [appellant2] dat hij tijdens deze bespreking alleen maar probeerde om [geïntimeerde2] gemotiveerd te krijgen voor de samenwerking die op dat moment bestond. [geïntimeerde1] c.s. begreep deze mededelingen kennelijk als een wens van [appellant2] en [naam1] om, als partijen niet tot overeenstemming over de door Autogeld c.s. gewenste nieuwe -inhoudelijk wezenlijk afwijkende- overeenkomst zouden komen, de huidige samenwerking te beëindigen en zonder elkaar verder te gaan. Autogeld c.s. heeft onvoldoende gesteld om te oordelen dat [geïntimeerde2] dat anders had moeten begrijpen. Uit de notitie blijkt dat [geïntimeerde1] c.s. op 14 januari 2022, gesteld voor de keuze, voor zijn eigen onderneming koos.
3.41
In zijn mail van 21 januari 2022 heeft [geïntimeerde2] de keuze die hij op 14 januari maakte en deelde met [appellant2] en [naam1] , nog eens bevestigd: ‘
In het gesprek van 14 januari jl. waarin met name de samenwerking tussen Autogeld BV en [geïntimeerde1] BV ter tafel is gekomen, lieten jullie weten dat jullie de voorwaarden van deze samenwerking zouden willen herzien. Ik kan daar echter niet mee akkoord gaan en zou graag onze huidige overeenkomst willen continueren. Mocht dat voor jullie geen optie zijn, is een beëindiging van de samenwerking het enige alternatief’.[geïntimeerde2] heeft daarbij een afwikkelingsvoorstel gedaan, onder andere met betrekking tot de nog lopende aanvragen.
Dat [geïntimeerde2] aan het eind van deze mail nog om een bevestiging van Autogeld c.s. heeft gevraagd, doet er naar het oordeel van het hof niet aan af dat Autogeld c.s. uit deze mail heeft moeten begrijpen dat [geïntimeerde2] het voorstel van [appellant2] en [naam1] aanvaardde om de samenwerking te beëindigen, ook al moesten de gevolgen van de tussentijdse beëindiging van de samenwerking nog worden uitgewerkt en vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
3.42
In antwoord op deze mail is ook [appellant2] (in zijn mail van 27 januari 2022) kennelijk nog van de eerder besproken beëindiging van de samenwerking uitgegaan, gelet op de in het vervolg van de mail genoemde vaststellingsovereenkomst. Wat [appellant2] op de zitting bij de rechtbank hierover heeft verklaard, is daarmee ook in overeenstemming. Op de vraag van de rechter ‘
Hoe is er gereageerd op de vraag van [geïntimeerde2] of de huidige samenwerking voortgezet kon worden?’ heeft [appellant2] namelijk geantwoord: ‘
Dat er een afwikkeling moest komen.’Weliswaar heeft Autogeld c.s. in hoger beroep deze verklaring willen nuanceren door te spreken over miscommunicatie, maar deze uitleg van de verklaringen van [appellant2] overtuigt niet. Dat klemt temeer nu de advocaat van [appellant2] in een tweetal brieven aan de rechtbank van 16 en 22 juni 2023 op verschillende punten kritiek op het proces-verbaal heeft geuit, maar deze miscommunicatie niet aan de orde heeft gesteld. Het hof gaat er dus van uit dat de mail van Autogeld c.s. van 27 januari 2022 wel degelijk op afwikkeling van de samenwerking gericht was.
3.43
Autogeld c.s. heeft erop gewezen dat [appellant2] in de mail van 27 januari 2022 ook heeft geschreven: ‘
daarnaast blijft het feit dat het huidige contract nog steeds actief is. dit betreft de afspraken en ook de clausules’.Daaruit kan echter niet voldoende duidelijk worden begrepen dat [appellant2] bedoelde terug te komen op zijn eerdere boodschap van 14 januari 2022, die kort gezegd inhield dat het voortzetten van de lopende overeenkomst geen optie was. Als [appellant2] hiermee werkelijk duidelijk wilde maken dat hij -bij nader inzien- de huidige Overeenkomst wilde voortzetten, en niet alleen zijn uitgangspunt bij de afwikkeling van de samenwerking wilde benadrukken, had hij dat duidelijker moeten opschrijven.
3.44
Ook de feitelijke gedragingen van Autogeld c.s. ondersteunen haar standpunt niet. In tegendeel, Autogeld c.s. heeft verschillende facturen van [geïntimeerde1] over de maand januari 2022 onbetaald gelaten, zonder tegen deze facturen inhoudelijke bezwaren aan te voeren. Ook heeft zij [geïntimeerde1] c.s. al in februari 2022 -in strijd met de samenwerkingsafspraken- de toegang ontzegd tot het softwaresysteem (Meax) en [geïntimeerde1] c.s. in plaats daarvan naar een algemeen mailadres verwezen. Ook heeft [appellant2] [geïntimeerde2] gevraagd niet langer in naam van Autogeld te bellen en heeft hij geschreven dat hij alle aangesloten banken en leasemaatschappijen van Autogeld zou informeren.
In haar memorie van grieven heeft Autogeld c.s. ook uitdrukkelijk erkend dat de samenwerking feitelijk in februari 2022 is gestopt. Haar stelling dat dit gebeurde op eigen initiatief van [geïntimeerde1] c.s. zonder instemming van de andere contractspartijen, is in de gegeven omstandigheden niet goed te begrijpen.
3.45
In het licht van wat [appellant2] , [naam1] en [geïntimeerde2] op 14 januari 2022 hebben besproken, de emailwisseling en het feitelijk handelen dat daarop volgde, lag naar het oordeel van het hof dus besloten dat partijen akkoord waren met een tussentijdse beëindiging zoals in de Overeenkomst bedoeld. Weliswaar heeft de advocaat van Autogeld c.s. op 8 april 2022 [geïntimeerde1] c.s. gesommeerd de Overeenkomst na te komen, waarna de boekhouder van [geïntimeerde1] c.s. zich in de mail van 26 april 2022 nog eens expliciet op ontbinding heeft beroepen. Bij deze stand van zaken is dat echter niet voldoende om aan te nemen dat [geïntimeerde1] c.s. toen nog van het voortzetten van de Overeenkomst uitging en niet al in januari 2022 met het beëindigingsvoorstel akkoord was gegaan.
3.46
Nog daargelaten dat Autogeld c.s. zich daarop niet voldoende concreet heeft beroepen, doet de bepaling in de Overeenkomst ‘
Alle bepalingen blijven dan van kracht mits anders is besloten’aan het voorgaande ook niet af. De bepaling is letterlijk genomen zonder een logische betekenis. Als daarin in plaats van het woord ‘
mits’het (tegenovergestelde) woord ‘
tenzij’wordt gelezen, laat de bepaling onverlet dat partijen uit elkaars gedragingen hebben kunnen afleiden dat daadwerkelijk anders was besloten.
De gevorderde verklaring voor recht is dus niet toewijsbaar, evenmin als de op basis van de gestelde tekortkoming onder (iv) gevorderde schadevergoeding.
Verzuim [geïntimeerde2] Nieuwe Samenwerking (vordering Autogeld c.s. sub v)
3.47
Autogeld c.s. heeft tegenover het verweer van [geïntimeerde1] c.s. ook geen voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat [geïntimeerde2] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om warme dealers te bezoeken en dat daardoor de Nieuwe Samenwerking niet tot stand is gekomen.
3.48
Op pagina 3 van de Overeenkomst is onder het kopje ‘
Nieuwe Samenwerking’over de taakverdeling het volgende bepaald:

Warme dealers via autogeld gaan we taart brengen voor het 1e contract. [geïntimeerde2] gaat de dealers benaderen bezoeken, [naam1] rijdt de contracten uit indien mogelijk, [appellant2] verwerkt de administratie en Doet de kantoor afspraken voor deze unit.’ In reactie op het verweer van [geïntimeerde1] c.s., dat in de Overeenkomst alleen nog maar een streven is geformuleerd en dat op [geïntimeerde2] ook geen eenzijdige verplichting rustte om het initiatief te nemen, had Autogeld c.s. haar stellingen concreter moeten onderbouwen.
3.49
Autogeld c.s. heeft ook niet voldoende onderbouwd hoe zij [geïntimeerde2] er gedurende de samenwerking voldoende indringend op heeft gewezen dat zij ervan uitging dat het initiatief voor dit onderdeel van de Nieuwe Samenwerking bij [geïntimeerde2] lag en dat de in 3.48 aangehaalde passage uit de Overeenkomst niet -zoals [geïntimeerde1] c.s. aanvoert- slechts een taakverdeling of werkwijze inhield voor het geval deze dealers bezocht zouden worden. Ook heeft Autogeld c.s. niet voldoende onderbouwd dat zij hem of [geïntimeerde1] hiervoor in gebreke heeft gesteld. De opmerking van [appellant2] tijdens de bespreking van 14 januari 2022 is daarvoor niet voldoende, terwijl [geïntimeerde2] bovendien op dat moment niet meer hoefde te begrijpen dat [appellant2] en [naam1] er toen nog prijs op stelden dat hij dat alsnog ging doen. [geïntimeerde1] c.s. is dus wat deze verplichting betreft in ieder geval niet in verzuim geraakt; een ingebrekestelling op 14 januari 2022 of 5 februari 2022 is -voor zover al voldoende concreet- daarvoor te laat.
3.5
De op dit verzuim gerichte verklaring voor recht is dus ook niet toewijsbaar: de vorderingen onder (v) worden afgewezen. Vanwege het verzuim haar eiswijziging te betekenen, zal Autogeld c.s. in de procedure tegen [geïntimeerde1] op dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
B. Tegenvorderingen [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]
3.51
In de procedure voor de rechtbank heeft [geïntimeerde1] c.s. vorderingen tegen Autogeld c.s. ingesteld die zijn gebaseerd op (i) het ten onrechte afdwingen van een nieuwe overeenkomst en het weigeren de bestaande voort te zetten, (ii) het niet nakomen van betaalafspraken en (iii) het onrechtmatig informeren van externe partijen.
De vordering onder (i) is door de rechtbank afgewezen. Alleen [geïntimeerde2] heeft in zijn hoger beroep bezwaren tegen die afwijzing aangevoerd en een -gewijzigde- verklaring voor recht gevorderd. De beoordeling daarvan geldt dus alleen in de procedure tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde2] . De vorderingen onder (ii) en (iii) zijn door de rechtbank toegewezen. Deze worden hierna beoordeeld naar aanleiding van de bezwaren van Autogeld c.s.
Weigering voortzetten Overeenkomst (vordering (i) incidenteel appel [geïntimeerde2] )
3.52
[geïntimeerde2] heeft in het door hem ingestelde hoger beroep gevorderd voor recht te verklaren dat Autogeld c.s. toerekenbaar tekortgeschoten is ‘
doordat zij aangaven dat gedaagde moest kiezen tussen het aangaan van de door eisers gewenste nieuwe overeenkomst en zijn eigen onderneming en doordat zij weigerden de overeengekomen overeenkomst nog na te leven, alsook te verklaren voor recht dat appelanten van rechtswege in verzuim raakten door hun uitlatingen die ertoe strekten dat zij de bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen partijen niet meer zouden naleven.’
Het hof begrijpt uit zijn stellingen dat het onrechtmatig handelen van Autogeld c.s. volgens [geïntimeerde2] ook tegen hem was gericht en niet beperkt was tot [geïntimeerde1] . Daarom faalt het verweer dat [geïntimeerde2] niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
3.53
Het hof volgt [geïntimeerde2] niet in zijn stellingen. [geïntimeerde2] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat Autogeld c.s. heeft moeten begrijpen dat hij zich niet bij het voorstel van [appellant2] van 14 januari 2022 heeft neergelegd, maar Autogeld c.s. op het voortzetten van de samenwerking zou (blijven) aanspreken. [geïntimeerde1] c.s. heeft zich in punt 95 van haar conclusie van antwoord nadrukkelijk beroepen op de bepaling in de Overeenkomst die in tussentijdse beëindiging met instemming van alle partijen voorziet. Volgens [geïntimeerde1] c.s. waren alle partijen het erover eens dat een ontbinding althans beëindiging van de overeenkomst en afwikkeling diende te volgen, die de facto ook is gevolgd. [geïntimeerde2] heeft dat standpunt in hoger beroep kennelijk niet verlaten, nu zij in punt 61 memorie van antwoord in het principaal beroep aanvoert dat door Autogeld c.s. is aangegeven dat afgewikkeld moest worden en [geïntimeerde1] zich daarbij uiteindelijk heeft neergelegd.
Ook uit wat [geïntimeerde2] aanvoert onder punt 64 van deze memorie begrijpt het hof dat [geïntimeerde2] zich in hoger beroep in ieder geval op het standpunt stelt dat [geïntimeerde1] c.s. het voorstel van Autogeld c.s. om de samenwerking te beëindigen, heeft geaccepteerd: uiteindelijk was er volgens [geïntimeerde1] c.s. aanbod, aanvaarding en uitvoering. Dat verdraagt zich niet met de stelling dat [geïntimeerde1] c.s. het beëindigen van de samenwerking als een tekortkoming zag, waarmee zij niet instemde.
3.54
[geïntimeerde2] is zich na de bespreking van 14 januari 2022 feitelijk ook daadwerkelijk gaan richten op een toekomst zonder Autogeld c.s., heeft Autogeld c.s. niet tot naleving van de Overeenkomst voor de toekomst aangespoord en heeft haar evenmin in gebreke gesteld. Dat [geïntimeerde2] / [geïntimeerde1] wel aan Autogeld c.s. nog facturen heeft gestuurd maakt dat niet anders, omdat de lopende zaken ook in geval van beëindiging van de samenwerking nog moesten worden afgewikkeld. Voor zover het Autogeld c.s. onder de Overeenkomst niet vrijstond om een voorstel te doen zoals hij op 14 januari 2022 heeft gedaan, hoefde zij op basis van de reactie van [geïntimeerde2] / [geïntimeerde1] c.s. in ieder geval niet meer te verwachten dat deze zich niet bij het beëindigen van de samenwerking had neergelegd. Uit de mail van [geïntimeerde2] van 21 januari 2022 kan weliswaar worden afgeleid dat het voortzetten van de samenwerking zijn voorkeur had, maar in de gegeven omstandigheden is dat niet voldoende. De in hoger beroep gevorderde verklaring voor recht is dus niet toewijsbaar, net zo min als de vordering die [geïntimeerde1] c.s. als vordering I in reconventie in de rechtbankprocedure heeft ingesteld.
Niet nakoming betaalafspraken (vordering [geïntimeerde1] c.s. sub ii)
3.55
[geïntimeerde1] c.s. heeft verder gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Autogeld is tekortgeschoten in de nakoming van de gemaakte betaalafspraken. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen omdat Autogeld c.s. haar betalingsverplichting naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte had opgeschort. Ook in hoger beroep komen de vorderingen waarop Autogeld c.s. haar opschortingsrecht baseert, niet vast te staan.
3.56
Autogeld c.s. heeft in hoger beroep ook geen andere voldoende gemotiveerde verweren tegen de vordering ingebracht. Autogeld c.s. heeft de juistheid van de facturen ook in hoger beroep niet voldoende concreet betwist. Autogeld c.s. heeft slechts aangevoerd dat zij vanaf april 2023 (ver na de vervaldata van de facturen) om een nadere specificatie van de facturen heeft gevraagd, om die te kunnen controleren. Volgens Autogeld c.s. zijn facturen van [geïntimeerde1] c.s. vaker achteraf onjuist gebleken. Het had echter, in het bijzonder gezien haar eigen stellingen (i) dat de overeenkomsten op naam van Autogeld c.s. werden gesloten en (ii) dat de klanten en contracten in haar eigen systemen waren geadministreerd, op de weg van Autogeld c.s. gelegen om te specificeren ten aanzien van welke contracten zij nadere gegevens nodig had voor de gewenste controle, naast de gegevens die in haar systemen en op de factuur zelf al waren vermeld. Zij heeft ook niet voldoende uitgelegd waarom haar betaling in sommige gevallen nog van feitelijke ontwikkelingen na contractsluiting afhankelijk zou zijn en dat [geïntimeerde1] c.s. dat op basis van de feitelijke samenwerking ook moest begrijpen.
3.57
Ook het bestaan van een mogelijke tegenvordering heeft Autogeld c.s. in hoger beroep niet voldoende concreet onderbouwd.
Het Vonnis zal dan ook op dit onderdeel worden bekrachtigd.
Onrechtmatig informeren derden (vordering [geïntimeerde1] c.s. sub iii)
3.58
Ook de verklaring voor recht die erop neerkomt dat Autogeld c.s. aansprakelijk is voor het onrechtmatig informeren van [naam2] en Dutch Finance, is in het Vonnis toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat Autogeld c.s. daarmee ook het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Tegen beide oordelen heeft Autogeld c.s. in dit hoger beroep bezwaar gemaakt. Op dit onderdeel slaagt het hoger beroep van Autogeld c.s.
Geheimhouding
3.59
Bij de beoordeling van de vorderingen van Autogeld c.s. werd al overwogen dat het geheimhoudingsbeding in de Overeenkomst erg summier is. De tekst daarvan is beperkt tot: ‘
Geheimhoudingsplicht voor alle activiteiten van de samenwerking, 25 K per gebeurtenis’,zonder enige context of toelichting. Het oordeel dat het door [geïntimeerde1] c.s. gevorderde hoge boetebedrag is verbeurd, is naar het oordeel van het hof alleen gerechtvaardigd als het Autogeld c.s. redelijkerwijs voldoende duidelijk heeft moeten zijn dat zij informatie met derden heeft gedeeld die op grond van de afspraak met [geïntimeerde1] c.s. geheim had moeten blijven. Wat [geïntimeerde1] c.s. stelt is daarvoor niet voldoende.
Communicatie met [naam2]
3.6
Voor wat betreft de communicatie met [naam2] heeft [geïntimeerde1] c.s. zich beroepen op correspondentie uit februari 2022, die echter niet is gevoerd door Autogeld c.s., maar door [naam1] . [geïntimeerde1] c.s. heeft niet voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om het oordeel te rechtvaardigen dat deze communicatie (ook) aan Autogeld c.s. moet worden toegerekend.
Communicatie met Dutch Finance
3.61
Voor wat betreft Dutch Finance is de schending van het geheimhoudingsbeding gebaseerd op een mail van Dutch Finance aan [appellant2] van 12 april 2022, waarin staat:
‘Tijdens dit gesprek heb ik hem ( [geïntimeerde2] ) aangegeven dat jullie er eerst uit moeten zijn, alvorens ik überhaupt met hem in gesprek wil gaan.’ en ‘
ik heb je al eerder aangegeven dat ik heel vervelend vind dat deze samenwerking met [geïntimeerde2] zo is gelopen, maar ik wil hierbij meegeven dat ik geen partij in deze zaak ben.’
3.62
Uit de mail kan niet worden afgeleid dat Dutch Finance door uitlatingen van Autogeld c.s. inhoudelijk op de hoogte is geraakt van het geschil tussen partijen, en niet al door eerdere communicatie met [geïntimeerde2] , terwijl vaststaat dat [geïntimeerde2] al in januari 2022 een gesprek met Dutch Finance over een eigen agentschap heeft gevoerd. Het lag dan ook op de weg van [geïntimeerde1] c.s. om de gestelde schending van het geheimhoudingsbeding door Autogeld c.s.. nader te onderbouwen, wat zij niet heeft gedaan.
3.63
Uit de door [geïntimeerde1] c.s. overgelegde stukken kan ook niet zonder meer worden afgeleid dat Autogeld c.s. het bij Dutch Finance heeft doen voorkomen alsof [geïntimeerde1] c.s. haar verplichtingen niet nakwam en verwijtbaar handelde als samenwerkingspartner. De uiteindelijke beslissing van Dutch Finance om [geïntimeerde1] c.s. geen aanstelling te verlenen is in ieder geval niet voldoende om dat aan te nemen. Ook overigens heeft [geïntimeerde1] c.s. geen voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit dat kan worden afgeleid en [geïntimeerde2] heeft evenmin een voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan in hoger beroep.
3.64
Het voorgaande betekent dat grief 9 van Autogeld c.s., die tegen r.o. 8.5 van het Vonnis is gericht, slaagt. Omdat daarmee ook de grondslag voor de in r.o. 8.7 en 8.8 van het Vonnis toegewezen rectificatiebevelen wegvalt, kunnen ook die veroordelingen niet in stand blijven.
Of de rechtbank bij haar beoordeling van de vordering sub iii buiten de rechtsstrijd is getreden – zoals Autogeld c.s. in de toelichting op grief 9 ook betoogt- behoeft niet meer te worden beoordeeld.
Beslagen
3.65
Uit de overwegingen hiervoor blijkt dat de vorderingen waarvoor Autogeld c.s. ten laste van [geïntimeerde1] c.s. beslagen heeft gelegd, in hoger beroep niet toewijsbaar zijn. Dat betekent dat Autogeld c.s. in het bestreden Vonnis terecht is veroordeeld om de gelegde beslagen op te heffen. Het bezwaar dat Autogeld c.s. heeft gericht tegen de verklaring voor recht onder 8.4 van het Vonnis (met betrekking tot het onrechtmatig karakter van die beslagen) treft dus ook geen doel.
C. Overige vorderingen Autogeld c.s.
Beslagkosten (vordering Autogeld c.s. sub vi)
3.66
Het voorgaande brengt ook mee dat de door Autogeld c.s. onder (vi) gevorderde beslagkosten niet toewijsbaar zijn. Het hof verwijst in dit verband r.o. 3.65 hierboven.
Ongedaanmaking Kortgedingvonnis (vordering Autogeld c.s. sub vii)
3.67
[geïntimeerde1] c.s. heeft in deze bodemprocedure geen geldvorderingen ingesteld. Wel heeft zij op basis van de veroordelingen in het Vonnis een aantal geldvorderingen ingesteld in kort geding. [geïntimeerde1] c.s. heeft in kort geding € 13.656 in hoofdsom gevorderd in verband met de hiervoor besproken facturen, € 50.000 wegens schending van het geheimhoudingsbeding en € 300 vanwege onrechtmatig gelegde beslagen. De voorzieningenrechter heeft in het Kortgedingvonnis van 5 oktober 2023 zijn oordeel op het bodemoordeel afgestemd en de vorderingen toegewezen. In dit hoger beroep heeft Autogeld c.s. haar eis vermeerderd en terugbetaling gevorderd van wat zij op grond van het Kortgedingvonnis heeft voldaan.
3.68
Voor toewijzing van de vorderingen van Autogeld c.s. is noodzakelijk dat de in kort geding gegeven voorzieningen door een andersluidend oordeel in de bodemprocedure komen te vervallen. Op grond van het Kortgedingvonnis betaalde bedragen moeten dan als onverschuldigd aan Autogeld c.s. worden terugbetaald, omdat de voorziening dan geen rechtvaardiging meer biedt om [geïntimeerde1] c.s. over de voorlopig betaalde geldbedragen te laten beschikken.
3.69
Waar het de facturen en beslagen betreft, is het oordeel van het hof niet anders dan dat van de rechtbank in deze bodemprocedure. Daarop kan Autogeld c.s. dus ook geen recht op terugbetaling baseren. De vordering van Autogeld c.s. onder (vii) is in zoverre niet toewijsbaar.
Dat is anders voor wat betreft de schending van het geheimhoudingsbeding waarop in het Kortgedingvonnis de veroordeling tot betaling van € 50.000 is gebaseerd. Zoals blijkt uit de overwegingen in r.o. 3.58-3.63 hiervoor is het hof het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat Autogeld c.s. het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Het Vonnis zal daarom op dit onderdeel in beide procedures worden vernietigd. Als gevolg daarvan moeten [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] terugbetalen wat Autogeld c.s. op grond van het Kortgedingvonnis in dat kader aan hen heeft voldaan. Omdat na vernietiging van het Vonnis de voorziening op basis waarvan de geldsom is betaald, komt te vervallen, geldt deze gehoudenheid tot terugbetaling voor zowel [geïntimeerde1] als [geïntimeerde2] . Omdat echter alleen [geïntimeerde2] in dit hoger beroep is verschenen en Autogeld c.s. de gewijzigde eis niet aan [geïntimeerde1] c.s. heeft betekend, wordt in het dictum van dit arrest alleen ten opzichte van [geïntimeerde2] een veroordeling tot terugbetaling uitgesproken, voor zover Autogeld aan [geïntimeerde2] heeft betaald. Daarbij zal ook de wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen, tot aan de dag van gehele terugbetaling.
3.7
Autogeld c.s. heeft niet voldoende onderbouwd dat zij als gevolg van het andersluidend bodemoordeel ook een vordering uit onverschuldigde betaling heeft in verband met de in kort geding uitgesproken proceskostenveroordeling. Voor zover haar vordering ook daarop ziet, is deze niet toewijsbaar.
Ongedaanmaking Vonnis (vordering Autogeld c.s. onder III)
3.71
Autogeld c.s. heeft ook gevorderd om [geïntimeerde1] c.s. te veroordelen tot terugbetaling/ongedaanmaking van al hetgeen zij ter uitvoering van het Vonnis heeft verricht, ook voor wat betreft het opheffen van de beslagen en de aan [naam2] en Dutch Finance gezonden rectificaties.
Gelet op de uitkomst van de procedure is de vordering niet toewijsbaar waar het de opheffing van beslagen betreft, omdat het Vonnis op dit onderdeel in stand blijft.
3.72
Dat is anders waar het gaat om het oordeel van de rechtbank over het onrechtmatig informeren van [naam2] en Dutch Finance. Het hof begrijpt uit haar stellingen dat Autogeld c.s. stelt dat zij heeft voldaan aan de rectificatiebevelen onder 8.7 en 8.8 van het Vonnis en dat [geïntimeerde1] c.s. veroordeeld moet worden om dat ongedaan te maken. Het had echter op de weg gelegen van Autogeld c.s. om concreet te maken wat zij zich in de gegeven omstandigheden voorstelt bij deze ongedaanmaking. Autogeld c.s. had daar met name concreter over moeten zijn, omdat uit het voorgaande blijkt dat het hof inhoudelijk de standpunten van Autogeld c.s. over de geoorloofdheid van het handelen van [geïntimeerde1] c.s. niet volgt. Bij gebrek aan de nodige concretisering is de vordering van Autogeld c.s. op dit onderdeel dus niet toewijsbaar.
3.73
Een veroordeling tot terugbetaling van wat op grond van het bestreden vonnis is voldaan, kan verder nog betrekking hebben op de proceskostenveroordeling. Hierna zal worden geoordeeld dat de proceskostenveroordeling voor de rechtbankprocedure in stand zal blijven voor wat betreft de procedure in conventie, maar vernietigd zal worden voor wat betreft de procedure in reconventie. In zoverre is de terugbetalingsvordering dus toewijsbaar, zij het uitsluitend in de procedure tegen [geïntimeerde2] , omdat ook dit voor het eerst in hoger beroep is gevorderd en de eiswijziging niet aan [geïntimeerde1] is betekend. Een en ander voor zover het betrokken bedrag aan [geïntimeerde2] is betaald. Ten overvloede merkt het hof op dat de omstandigheid dat [geïntimeerde1] c.s. in het dictum niet tot deze terugbetaling zal worden veroordeeld, niet afdoet aan het feit dat de enkele vernietiging van de proceskostenveroordeling voor [geïntimeerde1] al een verplichting tot terugbetaling meebrengt, ook zonder dat [geïntimeerde1] daartoe uitdrukkelijk wordt veroordeeld.
Schadevergoeding onrechtmatige executie (vordering Autogeld c.s. onder IV)
3.74
Autogeld c.s. heeft verder in dit hoger beroep gevorderd [geïntimeerde1] c.s. te veroordelen tot het vergoeden van de schade die Autogeld c.s. heeft geleden als gevolg van de uitvoering van het Vonnis en het Kortgedingvonnis.
3.75
Volgens vaste rechtspraak is degene die door executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te gedragen voordat het in kracht van gewijsde was gegaan, in beginsel aansprakelijk uit onrechtmatige daad, indien het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Ook degene die een kortgedingvonnis ten uitvoer legt is in beginsel aansprakelijk uit onrechtmatige daad, als achteraf in de bodemprocedure komt vast te staan dat hij niet het recht had van de wederpartij te vergen dat deze zich aan het kortgedingvonnis hield.
3.76
De vordering die Autogeld c.s. op dit onderdeel heeft ingesteld, is echter onvoldoende concreet onderbouwd om deze toe te wijzen. Uit het voorgaande volgt weliswaar dat enkele veroordelingen uit het Vonnis en het Kortgedingvonnis in hoger beroep niet in stand blijven, echter, Autogeld c.s. heeft verzuimd om concreet te stellen dat [geïntimeerde1] c.s. onrechtmatige executiehandelingen heeft verricht om Autogeld c.s. aan het Vonnis te houden en heeft evenmin geconcretiseerd welke handelingen dat zijn geweest. De formulering van haar vordering, waarin niet het woord ‘tenuitvoerlegging’ maar ‘uitvoering’ is gebruikt, lijkt ook niet naar onrechtmatige tenuitvoerleggingshandelingen te verwijzen. Bij gebrek aan enige concretisering welk handelen [geïntimeerde1] c.s specifiek wordt verweten, is de vordering niet toewijsbaar.
Op de zitting bij het hof is wel aan de orde geweest dat [geïntimeerde1] c.s. tot executie is overgegaan van het Kortgedingvonnis. Daarvoor bestond in elk geval geen grond waar het de executie van het geldbedrag van € 50.000 betreft. Voor zover deze executie echter op de ook na dit arrest verschuldigde bedragen betrekking heeft gehad, is de executie niet onrechtmatig geweest. Het had bij die stand van zaken op de weg van Autogeld c.s. gelegen om concrete feiten en omstandigheden te stellen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde1] c.s. door middel van onrechtmatige executie meer heeft geïnd dan het aan haar verschuldigde bedrag van (€ 13.656 + € 300 =) € 13.956 in hoofdsom. Dat geldt in het bijzonder nu [geïntimeerde2] bij memorie van antwoord heeft aangevoerd dat een door haar gelegd beslag op de bankrekening van Autogeld c.s. slechts € 5.263 heeft getroffen.
3.77
Het voorgaande leidt al tot de conclusie dat de vordering van Autogeld c.s. niet toewijsbaar is. Daar komt nog bij dat Autogeld c.s. ook geen concrete stellingen heeft ingenomen over de aannemelijkheid van de mogelijkheid dat zij als gevolg van de executie schade lijdt. Wat de rectificaties betreft lag een toelichting des te meer voor de hand omdat Autogeld c.s. niet wordt gevolgd in het standpunt dat [geïntimeerde1] c.s. de aanvragen bij [naam2] via andere tussenpersonen niet heeft mogen doen en Dutch Finance geen eigen agentschap heeft mogen vragen.
Proceskosten (vordering Autogeld c.s. onder V)
3.78
De proceskostenveroordeling van de onderhavige procedure bespreekt het hof in r.o. 4.2 en 4.3 hierna. Voor wat betreft het Kortgedingvonnis verwijst het hof naar wat hiervoor al is overwogen.

4.Slotsom

4.1
Alle overwegingen hiervoor leiden tot de slotsom dat de door Autogeld c.s. aangevoerde bezwaren alleen tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden voor zover in het Vonnis de tegenvorderingen van [geïntimeerde2] zijn toegewezen in r.o. 8.5, 8.7 en 8.8 van het Vonnis. Het hof wijst deze vorderingen alsnog af. Alle overige bezwaren van Autogeld c.s. falen, net als het hoger beroep van [geïntimeerde2] .
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat geen van partijen in hoger beroep voldoende specifieke feiten en omstandigheden te bewijzen heeft aangeboden die tot een andere uitkomst kunnen leiden.
Proceskosten rechtbankprocedure
4.2
Autogeld c.s. moet in de procedure voor de rechtbank in conventie als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd, zodat de proceskostenveroordeling in zoverre in stand blijft. De uitkomst van de procedure in hoger beroep geeft aanleiding om de proceskostenveroordeling in reconventie te vernietigen en in plaats daarvan de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Proceskosten hoger beroep
4.3
In het principaal appel wordt Autogeld c.s. overwegend in het ongelijk gesteld. Het hof zal daarom Autogeld c.s. veroordelen in de kosten daarvan, met wettelijke rente zoals gevorderd. Het hof ziet in de stellingen van [geïntimeerde2] geen aanleiding om van het liquidatietarief af te wijken.
In het incidenteel appel wordt [geïntimeerde2] in het ongelijk gesteld, zodat hij zal worden veroordeeld in de kosten daarvan, met wettelijke rente.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten.
4.4
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
in het principaal appel:
in de procedure tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] :
5.1
verklaart Autogeld c.s. niet-ontvankelijk voor wat betreft haar bij eiswijziging in hoger beroep ingestelde vorderingen;
in de procedure tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde1] c.s.:
5.2
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, Zittingsplaats Utrecht van 14 juni 2023, met uitzondering van de in r.o. 8.5 van het dictum uitgesproken verklaring voor recht en de rectificatiebevelen in 8.7 en 8.8 en de proceskostenveroordeling in 8.9, vernietigt het vonnis in zoverre, wijst deze vorderingen af en compenseert de proceskosten in reconventie in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt;
in de procedure tussen Autogeld c.s. en [geïntimeerde2] :
5.3
veroordeelt [geïntimeerde2] tot terugbetaling aan Autogeld Lease B.V. van hetgeen Autogeld Lease B.V. aan [geïntimeerde2] heeft voldaan op grond van de in r.o. 4.3 van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, Zittingsplaats Utrecht van 5 oktober 2023 opgenomen veroordeling tot betaling aan [geïntimeerde1] c.s. van € 50.000, met wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
5.4
veroordeelt [geïntimeerde2] tot terugbetaling aan Autogeld c.s. van hetgeen Autogeld c.s. aan [geïntimeerde2] heeft voldaan op grond van de in r.o. 8.9 van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, Zittingsplaats Utrecht van 14 juni 2023 opgenomen proceskostenveroordeling, met wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
5.5
veroordeelt Autogeld c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde2] in het principaal hoger beroep:
- € 1.780 aan griffierecht;
- € 10.572,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde2] (2 procespunten x tarief VII);
in het incidenteel appel:
5.6
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, Zittingsplaats Utrecht van 14 juni 2023;
5.7
veroordeelt [geïntimeerde2] tot betaling van de proceskosten van Autogeld c.s. in het incidenteel hoger beroep van € 5.286;
in alle procedures:
5.8
verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad;
5.9
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.J. van der Korst, S.M. Evers en M.B. Beekhoven van den Boezem en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.

Voetnoten

2.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.