ECLI:NL:GHARL:2024:7025

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
21-001678-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving met verwerping van verweren omtrent ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats tussen 8 en 10 februari 2015, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de aangever onder bedreiging en geweld heeft gedwongen tot afgifte van geld. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege schending van het recht op een eerlijk proces, onder andere door het overlijden van de aangever en het verlies van camerabeelden. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbare inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, maar het hof kwam tot een andere strafoplegging. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, werd de gevangenisstraf vastgesteld op 450 dagen, waarvan 405 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de aangever, die door de verdachte en zijn medeverdachte ernstig is mishandeld en bedreigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001678-18
Uitspraak d.d.: 13 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 8 maart 2018 met parketnummer 18-830041-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 juni 2024 en 30 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is voorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.Th. van Jaarsveld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte omdat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat de officier van justitie in eerste aanleg drie jaar heeft gewacht met dagvaarden, en dat in de tussentijd aangever is overleden zonder te zijn ondervraagd, terwijl de verdediging dat wel had gewild, en de ontlastende camerabeelden van de McDonald’s en de BP verloren zijn gegaan. Het niet uit kunnen oefenen van het ondervragingsrecht, terwijl het een essentiële getuige betrof die op talloze punten tegenstrijdig, onjuist, onvolledig en onwaar heeft verklaard, maakt dat van een eerlijk proces geen sprake meer kan zijn. Vervolgens duurt het in hoger beroep meerdere jaren voordat de getuigen worden gehoord, hetgeen funest is geweest voor de herinneringen van de getuigen. Die getuigen hadden overigens nooit compensatie kunnen bieden, gezien alleen aangever zelf over de bevraagde punten kan worden ondervraagd. Het is niet meer mogelijk een adequate verdediging te voeren en de procedure als geheel is oneerlijk geweest. De enige mogelijkheid tot compensatie voor dit alles is dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof stelt het volgende voorop. Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt als in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533).
De Hoge Raad heeft de toepassing van deze maatstaf als volgt verduidelijkt (zie ECLI:NL:HR:2020:1889 en ECLI:NL:HR:2020:1890). De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair".
In het zeer uitzonderlijke geval dat op deze grond de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging in beeld komt, hoeft echter niet – in zoverre stelt de Hoge Raad de eerder gehanteerde maatstaf bij – daarnaast nog te worden vastgesteld dat de betreffende inbreuk op het recht op een eerlijk proces doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft plaatsgevonden.
In gevallen waarin zich een of meerdere vormverzuimen hebben voorgedaan die aanvankelijk het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang hebben gebracht, maar die in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen, biedt de hierboven besproken maatstaf in beginsel geen ruimte voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Het is echter niet uitgesloten dat in zo’n geval strafvermindering ter compensatie van het daadwerkelijk ondervonden nadeel plaatsvindt.
Bij een inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet onder het bereik van art. 359a Sv valt, komt de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging niet in aanmerking, behoudens in het uitzonderlijke geval dat die inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Daarbij verdient opmerking dat het in de eerste plaats moet gaan om een inbreuk die onherstelbaar is en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen - in de bewoordingen van het EHRM - dat "the proceedings as a whole were not fair". Uit een en ander volgt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in beeld kan komen. Aan de motivering van die beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring worden hoge eisen gesteld.
Het hof stelt vast dat de tenlastegelegde feiten zich in 2015 voordeden. Verdachte is op 10 februari 2015 in verzekering gesteld en op 27 maart 2015 in vrijheid gesteld. Aangever is in 2016 is overleden. Ter zitting van 22 februari 2018 is de zaak bij de rechtbank Noord-Nederland inhoudelijk behandeld. Vooreerst in hoger beroep heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend per appelschriftuur van 4 april 2018. Bij tussenarrest van 23 september 2019 zijn deze onderzoekwensen deels toegewezen, die onder meer inhielden het horen van enkele getuigen. Deze getuigen zijn deels in december 2021 gehoord, deels in februari en deels in mei 2022. Uit het dossier blijkt dat geplande verhoren in mei 2020 niet door konden gaan wegens COVID-19 en daarna, in februari 2021, niet door konden gaan wegens de niet-beschikbaarheid van een van de raadslieden. Ook speelden capaciteitsproblemen bij het kabinet van de raadsheer-commissaris een rol in de planning. Ter terechtzitting van het hof van 21 juni 2024 is vervolgens door de verdediging om aanhouding van de behandeling verzocht omdat geen recent reclasseringsrapport is opgesteld, terwijl dit verzoek bij tussenarrest van het hof van 23 september 2023 was toegewezen. Het hof heeft de behandeling van de zaak om die reden op uitdrukkelijk verzoek van de verdediging aangehouden. Tevens stelt het hof vast dat in de onderhavige zaak camerabeelden beschikbaar waren, die thans geen onderdeel meer van het dossier uitmaken. Dat betreft camerabeelden die zijn gemaakt bij het BP-tankstation en bij de McDonald’s. Over de gang van zaken omtrent deze beelden is in hoger beroep een proces-verbaal van bevindingen opgesteld, gedateerd 17 oktober 2019, waaruit blijkt dat de beelden, nadat zij door verbalisant waren bekeken en over de inhoud daarvan was geverbaliseerd, kennelijk op het politiebureau uit het dossier zijn gehaald en apart zijn bewaard, terwijl de kast waarin deze destijds zouden zijn opgeslagen in 2015 thans als zodanig niet meer bestaat. Ook konden de beelden niet op een andere locatie worden teruggevonden, zodat moet worden geconcludeerd dat deze verloren zijn gegaan.
Het hof stelt vast dat in de procedure evident veel tijd verloren is gegaan. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in eerste aanleg voor een periode van een jaar en een maand, en in hoger beroep voor een periode van vier jaar en acht maanden. Een deel daarvan is verklaarbaar en ontstaan door omstandigheden zoals COVID-19 en eveneens door het gegeven dat nader onderzoek, zoals in hoger beroep door de verdediging is verzocht en zoals vervolgens is verricht, tijdsverloop met zich brengt. Een groot deel van de overschrijding is echter in redelijkheid niet aan de verdediging toe te rekenen. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat ook het tijdsverloop tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging dient te leiden, overweegt het hof dat dat overschrijding van de redelijke termijn daartoe niet kan leiden, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn op andere wijze kan worden gecompenseerd. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het tijdsverloop in essentie een adequate verdediging onmogelijk heeft gemaakt, omdat aangever is overleden en niet meer kon worden ondervraagd, camerabeelden zijn verdwenen en getuigen zich nog weinig konden herinneren. Het hof overweegt daaromtrent het volgende. Pas na veroordeling in eerste aanleg is verzocht getuigen te mogen horen. Dat de getuigen pas na het verstrijken van veel tijd zijn gehoord, hetgeen bijgevolg de herinneringen van de getuigen heeft aangetast, hangt – naast de reeds genoemde omstandigheden – aldus ook samen met de processtrategie van de verdediging. Dat een zeer lang tijdsverloop na de beweerde strafbare feiten een dusdanig verblekende werking heeft gehad op het herinneringsvermogen van getuigen, dat niet meer kan worden gekomen tot een juiste vaststelling van de feiten, grond oplevert voor de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, is daarbij een onjuiste opvatting (HR 23 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI2277). Verder is het gegeven dat aangever in 2016 is overleden een onafhankelijke gebeurtenis, die op generlei wijze aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend. Dat aangever door zijn overlijden niet meer kon worden gehoord kan niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Indien sprake is van een - onherstelbare en niet voor (procedurele) compensatie vatbare - schending van de verdedigingsrechten liggen andere gevolgen dan de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging meer in de rede (HR 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1413). Het hof kan – indien het hof daar aanleiding toe ziet – in dat geval oordelen dat de verklaring niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Of de feiten en omstandigheden in de onderhavige zaak daartoe aanleiding geven, zal het hof nog nader uiteenzetten.
Het hof stelt verder vast dat in het vooronderzoek camerabeelden verloren zijn gegaan. Hoewel de inhoud van hetgeen op de beelden is waargenomen is geverbaliseerd en op die wijze onderdeel uitmaakt van het dossier, is het voor de verdediging niet meer mogelijk om de camerabeelden te bekijken. Het hof is van oordeel dat weliswaar onzorgvuldig is gehandeld door de politie, maar dat niet gebleken is van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijk behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Het voorgaande maakt dat noch op zichzelf beschouwd, noch in samenhang bezien, sprake is van een zodanige ernstige inbreuk op het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat er niet langer sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt verworpen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2015, te [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van (een of meer) geld(bedragen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] in [plaats 2] heeft opgezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in [plaats 1] en/of
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) heeft (vast)gehouden en/of op/aan een stoel (met handboeien) heeft geboeid en/of een of meer tie-rip(s) om arm(en) en/of be(e)n(en) heeft gedaan en/of de mond (met plakband) heeft afgeplakt, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of sigarettenpeuk(en) op de buik en/of achter een oor van die [slachtoffer] heeft uitgedrukt en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij/zij geld van hem wilde(n) hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën heeft geslagen en/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] in/op/aan zijn lichaam heeft (vast)geniet en/of (althans) een of meer nietjes op die [slachtoffer] heeft afgeschoten, en/of - een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto heeft meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in [plaats 3] , en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie heeft geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was, althans niet durfde, weg te gaan en/of zich er aan te onttrekken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2015 te [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] , in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn/hun mededader(s)
- die [slachtoffer] in [plaats 2] opgezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in [plaats 1] en/of
- die [slachtoffer] (in die flat/woning) (vast)gehouden en/of op/aan een stoel (met handboeien) geboeid en/of een of meer tie-rip(s) om arm(en) en/of be(e)n(en) gedaan en/of de mond (met plakband) afgeplakt, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd geslagen en/of sigarettenpeuk(en) op de buik en/of achter een oor van die [slachtoffer] uitgedrukt en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën geslagen en/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer] in/op/aan zijn lichaam (vast)geniet en/of (althans) een of meer nietjes op die [slachtoffer] afgeschoten, en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] gezet en/of
- ( daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in [plaats 3] , en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was, althans niet durfde, weg te gaan en/of zich er aan te onttrekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt onder 1. verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer] , en onder 2. dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van die [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De verklaringen van aangever zijn niet betrouwbaar en op punten zelfs leugenachtig. Verdachte was gelet op de camerabeelden zo’n 9 van de 13 uur niet in de flat aanwezig. Als er al geweld tegen aangever is gebruikt, blijkt nergens uit dat dat door verdachte is gedaan. Aangever verklaart onjuist over waar hij heeft gezeten in de auto, hij wilde de naam van de kroeg waar hij was opgepikt niet zeggen, ook niet de naam van de vriend met wie hij was, hij verzwijgt eerst de aanwezigheid van [persoon 1] , hij zegt eerst dat een hennepkwekerij in zijn woning van [medeverdachte 1] was maar later dat hij gokschulden bij hem zou hebben. Ook heeft de politie geen stoel in de flat aangetroffen, anders dan hij verklaart, en lijkt hij bewust te verzwijgen dat verdachte een groot deel van de tijd niet aanwezig was. Ook blijkt uit de beelden dat aangever vrij rondliep bij het tankstation en gemakkelijk iemand kon aanklampen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verdediging aangever niet heeft kunnen ondervragen wegens zijn overlijden, terwijl een bewezenverklaring vrijwel uitsluitend op de verklaringen van aangever kan worden gestoeld. Hoewel de verklaring niet het enige bewijs is dat er iets met aangever is gebeurd, is hij wel de enige die
verdachtebelast. Niemand bevestigt dat er in de flat iets is gebeurd. De verklaring van aangever is dan misschien niet ‘sole’, maar wel ‘decisive’, en in ieder geval van ‘considerable weight.’ Een dergelijke belastende verklaring kan niet zomaar gebruikt worden als de verdediging de getuige had willen horen, terwijl de beperking van het ondervragingsrecht op geen enkele manier te compenseren is. Wanneer het hof de verklaringen van aangever betrouwbaar genoeg acht, zullen deze dus ook om deze reden terzijde moeten worden geschoven, zodat verdachte wordt vrijgesproken.
Het hof komt tot een ander oordeel.
Aan de hand van de onderstaande bewijsmiddelen, bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden zoals deze ook goeddeels zijn opgenomen in de beslissing van de rechtbank, zet het hof zijn overwegingen uiteen.
Bewijsmiddelen, feiten en omstandigheden [1]
De verklaringen van aangever
Op 10 februari 2015 doet aangever aangifte. Aangever verklaart te willen vertellen wat hem de afgelopen 48 uur is overkomen, maar verklaart niet meer helder te kunnen denken. Hij geeft de politie een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw. Aangever verklaart dat hij deze telefoon mee moest nemen naar binnen in een pand in [plaats 3] . De verbinding moest open blijven staan, zodat de afpersers die hem naar [plaats 3] hadden gebracht mee konden luisteren. In het pand was de oom van aangever werkzaam. In het pand zou aangever geld, te weten 50.000 euro, ophalen om aan zijn afpersers te geven. [2]
De volgende dag, op 11 februari 2015, verklaart aangever onder meer dat hij in de nacht van 8 op 9 februari 2015 in een café in [plaats 2] was. Aangever verneemt van een derde dat er buiten twee mannen staan die met hem willen praten, maar dat ze hebben toegezegd dat ze hem niks zullen doen. Op 9 februari 2015 omstreeks 6.00 uur gaat aangever naar buiten. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zeggen dat zij met aangever willen praten, dat aangever met hen mee kan gaan en zij hem niets zullen doen. Aangever verklaart dat hij desondanks later in een flat in [plaats 1] door [medeverdachte 1] in het gezicht is geslagen op het moment dat hij vastgebonden was. Verder heeft [medeverdachte 1] met een ijzeren staaf op aangevers knieën geslagen, nietjes in zijn lichaam geniet en sigarettenpeuken op zijn lichaam uitgedrukt. Vanaf [plaats 2] gaat aangever met [medeverdachte 1] en verdachte naar [plaats 1] . Via een tussenstop bij de McDonald’s in [plaats 4] komen zij bij een flat [3] , naar later blijkt de [straat 1] te [plaats 1] . [4]
Er is nog een tussenstop gemaakt waarbij [medeverdachte 1] een flat in gaat en met een tas terug komt. [5]
[medeverdachte 1] heeft een sleutel van de flat aan de [straat 1] en zij gaan gezamenlijk de flat binnen. Aangever gaat, op vraag van [medeverdachte 1] en verdachte, zitten op een stoel. [medeverdachte 1] doet vervolgens tie-rips om aangevers armen en slaat aangever een paar keer in het gezicht. Ook drukt [medeverdachte 1] een sigarettenpeuk uit op aangevers buik. [medeverdachte 1] en verdachte zeggen dat zij geld van aangever willen; verdachte vraagt om 70.000 euro en [medeverdachte 1] vraagt om 16.000 euro. Verdachte slaat aangever vervolgens ook een paar keer in het gezicht. [medeverdachte 1] slaat aangever meermalen met een ijzeren staaf op zijn knieën. Daarna pakt [medeverdachte 1] een nietapparaat en niet aangevers T-shirt met nietjes aan zijn lichaam. [6] Aangever schat dat de mishandeling een uur duurde. Zijn handen hebben lang vastgebonden gezeten en zijn daardoor dik. Omstreeks 17.00-17.30 uur komt een derde man in de flat, naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) [7] , om op hem te passen en verlaten [medeverdachte 1] en verdachte de flat. [medeverdachte 1] en verdachte komen omstreeks 22.30 uur terug met eten.
Aangever zegt dat hij een oplossing heeft en dat hij in [plaats 3] 50.000 euro kan ophalen bij een advocaat. Vervolgens belt aangever met [getuige 1] en zegt dat hij hem dringend nodig heeft en dat het belangrijk is. [getuige 1] stelt dat aangever naar zijn kantoor in [plaats 3] kan komen. Vervolgens is besloten om naar [plaats 3] te gaan. Aangever gaat met verdachte naar het tankstation BP in [plaats 4] . Verdachte zegt bij het tankstation tegen [medeverdachte 2] dat aangever in [plaats 3] alleen het kantoor in mag. Bij het tankstation stapt aangever in de auto bij [medeverdachte 2] en [persoon 2] (verder: [persoon 2] ) en rijden zij gezamenlijk naar [plaats 3] . [medeverdachte 1] en verdachte rijden in een andere auto eveneens naar [plaats 3] . Aangever heeft van [medeverdachte 1] een telefoon gekregen die in verbinding staat met de telefoon van [medeverdachte 1] zodat alles in het kantoor meegeluisterd kon worden. In het kantoor schrijft aangever op een papiertje dat zij worden afgeluisterd. In het kantoor zijn [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig en laatstgenoemde belt de politie. [8]
Op 17 februari 2015 persisteert aangever bij zijn verklaring dat verdachte hem om 70.000 euro vroeg. Aangever is [medeverdachte 1] wel geld schuldig. Aangever verklaart dat zij vanaf [plaats 2] bij nog een flat zijn gestopt en dat [persoon 1] daar is opgehaald. [persoon 1] is eveneens gedurende de eerste twee uur in de flat aanwezig. Daarna is [persoon 1] ongeveer twee uur later teruggekomen met eten en drinken en vertrekt omstreeks 13.00 uur uit de flat. Aangever verklaart dat hij van [medeverdachte 1] in de flat, voordat zij naar [plaats 3] vertrokken, een blauwe Nokia mobiele telefoon kreeg. Aangever krijgt de telefoon om contact te houden. [9]
Aangever omschrijft de nietmachine als een vrij groot nietpistool van ongeveer 30 centimeter. Een model waarin moet worden geknepen om de (gewone) nietjes er uit te schieten. [medeverdachte 1] schoot een paar keer nietjes op hem af. Aangever omschrijft de ijzeren staaf als een grijze staaf met een lengte van ongeveer 30 centimeter lang en ongeveer 5 centimeter breed. [10]
Aangever verklaart wederom dat de mannen in de flat eerst gingen eten. Daarna is hij aan een stoel geboeid. Toen [medeverdachte 1] en verdachte de flat verlieten kwam een ander, te weten [medeverdachte 2] , op hem passen. De deuren van de flat gingen op slot. Aangever heeft bij tankstation BP niet geprobeerd te vluchten, want dan was hij ingehaald. Aangever verklaart dat rennen niet zijn sterkste punt is. [11]
De overige bewijsmiddelen.
Uit het proces-verbaal blijkt dat op de camerabeelden van de McDonald’s te zien is dat op 9
februari 2015 omstreeks 9.20 uur een blauwe BMW stopt bij de McDrive praatpaal. De bijrijder blijkt aangever te zijn en de bestuurder lijkt op verdachte. Omstreeks 9.33 uur rijdt de auto weg. [12]
Geverbaliseerd is dat op de camerabeelden bij de flat aan de [straat 1] te zien is dat op 9 februari 2015 om 9.40 uur een blauwe auto aan komt rijden met daarin aangever, verdachte, [medeverdachte 1] en [persoon 1] . Niet blijkt wanneer [persoon 1] de flat verlaat, maar omstreeks 12.49 uur komt hij weer terug bij de flat, waarna hij met verdachte om 13.14 uur de flat verlaat. Om 15.49 uur komt verdachte weer bij te flat om tien minuten later wederom te vertrekken. Om 16.26 uur komen verdachte en [medeverdachte 2] aan bij de flat. Om 16.39 uur komen [medeverdachte 1] en verdachte bij de flat aan. Wederom blijkt niet wanneer [medeverdachte 1] en verdachte de flat verlaten, maar zij komen om 22.32 uur wederom bij de flat terug. [13]
Op de camerabeelden van tankstation BP is te zien dat op 9 februari 2015 [medeverdachte 1] de winkel binnen komt en eten en drinken bij de kassa afrekent. Verdachte betreedt ook de winkel. Omstreeks 23.51 uur komt aangever bij het tankstation BP te [plaats 1] . Aanwezig zijn dan aangever, [medeverdachte 1] , verdachte, [medeverdachte 2] en [persoon 2] . Omstreeks 23.58 uur vertrekken deze vijf personen tegelijkertijd in twee auto’s. [14]
Op 10 februari 2015 te [plaats 3] zijn om 2.45 uur [medeverdachte 2] [15] en [persoon 2] [16] aangehouden en om 03.30 uur [medeverdachte 1] [17] en verdachte. [18]
Geverbaliseerd is dat op de camerabeelden van tankstation BP te zien is dat op 9 februari 2015 omstreeks 23.53 uur aangever de winkel van het tankstation binnenkomt. Hij draagt zijn jas open en er is een donkerrode vlek vlak boven de letter E op de rechterkant op zijn shirt zichtbaar. De vlek is ongeveer dezelfde kleur, op dezelfde plaats en is ongeveer even groot als de vlek te zien op de foto’s gemaakt door de forensische opsporing in de nacht van 9 op 10 februari 2015. [19]
Op 10 februari 2015 om 02.36 uur komt er een 112 melding binnen. [getuige 1] verklaart dat een verre neef van hem, aangever, gegijzeld was en hem heeft gebeld. Aangever is onder dwang naar het kantoor aan de [straat 2] te [plaats 3] gebracht. Er zijn vier mannen buiten het kantoor met twee auto’s. [getuige 1] stelt dat aangever in [plaats 1] een smoesje heeft bedacht om naar het kantoor in [plaats 3] te komen. Aangever verklaart dat ze geld van hem willen zien en stelt de hele dag te zijn vastgebonden en dat zijn gezicht kapot is. Aangever verklaart ook dat zijn T-shirt onder het bloed zit en dat hij is gefolterd. Vervolgens komt [getuige 2] aan de telefoon en deze verklaart dat [getuige 1] de huurder van zijn pand is en dat diens neefje, aangever, een smoes heeft bedacht om in het pand onder een gijzeling uit te komen. [20]
Op 10 februari 2015 omstreeks 02.36 uur is door verbalisanten geconstateerd dat aangever gewond is. Zij zien diverse krassen in zijn gezicht, hals en nek en een bloedvlek op het shirt ter hoogte van de rechterkant van de borst. [21]
Op 12 februari 2015 is aangever door een forensisch arts onderzocht, die het volgende letsel heeft beschreven. [22]
Aan het hoofd:
Letsel 1: Op de linker gezichtshelft tussen het linker oog en het oor en vanaf de hoofdhuid tot aan de linker wang is een deels scherp, deels onscherp begrensde licht tot donkerrode bloeduitstorting van 11 bij 5 cm zichtbaar.
Letsel 2: Op het linker voorhoofd op de haargrens is een rode, onscherp begrensde bloeduitstorting van 2,5 bij 2 cm zichtbaar.
Letsel 3: Aan de rechterkant van de nek, schuin onder het rechter oor is een oppervlakkige snijwond met scherpe en rode randen met een lengte van 13 mm zichtbaar.
Letsel 4: Rechtsonder de rechter oorlel zijn twee puntvormige oppervlakkige rode huidbeschadigingen zichtbaar.
Letsel 5: In het midden van de onderlip is een langwerpige, oppervlakkige, witte slijmvliesbeschadiging met een lengte van 17 mm zichtbaar.
Aan de handen:
Letsel 6: Er is een globale zwelling van de strekzijde van de rechterhand te zien. De knokkels van de rechterhand zijn hierdoor minder goed zichtbaar vergeleken met de linkerhand.
Op de buik is het volgende letsel beschreven.
Letsel 7: Op de rechterzijde van de bovenbuik, schuin boven de navel is een onregelmatig begrensde bruin/rode huidbeschadiging met 1x1 cm zichtbaar. Er is bij deze huidbeschadiging sprake van ontvelling.
Schuin onder deze wond is een onregelmatig begrensde rood/blauwe oppervlakkige huidbeschadiging van 3x4 cm zichtbaar.
Op de borst:
Letsel 8: Op de rechterborst, 9 cm schuin boven de rechter tepel, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1 cm, zichtbaar. Rondom de rechter puntvormige huidbeschadiging is een rode bloeduitstorting zichtbaar.
Rechts, op 7 cm, van deze twee puntvormige huidbeschadigingen zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar. En op 13 cm schuin onder de puntvormige huidbeschadigingen zijn nog 4 soortgelijke puntvormige huidbeschadigingen zichtbaar.
Letsel 9: Op de linkerborst, 9 cm boven de linker tepel, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1cm, zichtbaar.
Naast de linker tepel zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 2 cm, zichtbaar. Tussen deze twee puntvormige huidbeschadigingen is een rode streepvormige bloeduitstorting zichtbaar.
Op de rug:
Letsel 10: Bovenaan de rug, rechts van het midden, zijn twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 3 cm, zichtbaar.
Op de benen:
Letsel 11: Op het linker bovenbeen, boven de knie, zijn vier maal twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1 cm, zichtbaar.
Letsel 12: Aan de binnenkant van de linker knie is een oppervlakkige rode streepvormige huidbeschadiging met een lengte van 12 mm zichtbaar. Onder deze huidbeschadiging is een onregelmatig begrensde bloeduitstorting van 12x 6 mm zichtbaar.
Letsel 13: Op het rechter bovenbeen, boven de knie, zijn drie maal twee puntvormige rode huidbeschadigingen met een onderlinge afstand van 1 cm, zichtbaar.
Letsel 14: Aan de binnenkant van de rechter knie is een oppervlakkige, rood/blauw/zwarte huidbeschadiging met korstvorming zichtbaar. De huidbeschadiging heeft een omvang van 1x1 cm.
Door de forensisch arts is geconcludeerd dat de bloeduitstortingen in het gezicht en op de borst passen bij het toepassen van stomp geweld, zoals het slaan met een vuist. De brandwond op de borst zou kunnen passen bij het uitdrukken van een brandende sigaret. Het patroon van twee puntvormige bloedingen verspreid over meerdere delen van het lichaam kan passen bij het schieten van nietjes met behulp van een nietpistool. De oppervlakkige kras-/snijwond en huidbeschadiging aan beide binnenkanten van de knieën kunnen passen bij het beschadigen van de huid met een (scherp) voorwerp. [23]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever nietjes in het shirt had dat hij droeg bij binnenkomst in het pand in [plaats 3] . [24]
[getuige 2] heeft ook verklaard dat [getuige 1] hem op 9 februari 2015 omstreeks 23.30 uur belde en hem om hulp vroeg. [getuige 2] ziet op 10 februari 2015 tussen 01.00-01.30 uur dat aangever naar het pand komt en dat aangever mank loopt. Aangever komt binnen en [getuige 2] ziet dat aangevers gezicht beschadigd is en dat hij diverse bloedvlekken op zijn bovenkleding heeft. Aangever gebaart dat hij niet mag praten en hij schrijft dingen op een papier. [25]
Nadien bevestigt [getuige 2] in grote lijnen deze eerder afgelegde verklaring. [getuige 2] stelt dat aangever bij binnenkomst naar zijn jaszak wijst en direct gebaart van ‘stil stil’. Aangever heeft letsel aan de rechterzijde van zijn gezicht, een bloedvlek op de borst van zijn shirt en hij loopt mank. Aangever laat aan [getuige 2] allemaal plekken op zijn lijf zien en [getuige 2] ziet een nietje in aangevers shirt. Aangever vertelt dat hij 24 uur heeft vastgezeten. [26]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2015 omstreeks 23.00 uur is gebeld door aangever. Aangever zegt dat hij naar [plaats 3] wil komen om iets belangrijks met spoed te bespreken. Op 10 februari 2015 omstreeks 01.30 uur belt aangever dat hij bijna bij het pand in [plaats 3] is. Bij binnenkomst zegt aangever dat hij problemen heeft en geld nodig heeft. Vervolgens vraagt hij om 50.000 euro te lenen. Aangever wijst daarbij naar zijn jaszak en zegt met zachte stem: “We worden afgeluisterd”. Aangever gebaart dat hij en [getuige 2] met hem mee moeten praten. Aangever hangt zijn jas buiten het kantoor en vertelt daarna dat hij is bedreigd en de hele dag is gegijzeld. Bij binnenkomst heeft [getuige 1] een blauwe plek in het gezicht van aangever gezien. [27]
Nadien verklaart [getuige 1] dat aangever tijdens het telefoongesprek gejaagd klinkt. Aangever spreekt snel en klinkt gespannen. Hij bevestigt in grote lijnen zijn eerdere verklaring. [getuige 1] verklaart dat aangever op papier schrijft dat zij moeten meewerken en dat zij worden afgeluisterd. Aangever wijst daarbij op zijn jaszak. [getuige 1] heeft de indruk dat aangever onder spanning staat, omdat hij met grotere ogen kijkt en houterig oogt. Aangever loopt een beetje mank en zijn shirt is bebloed ter hoogte van de borst. [getuige 1] ziet dat de polsen en knieën van aangever dik zijn. Aangever vertelt hem daarbij dat hij is vastgebonden en geslagen is op zijn knieën. Aangever stelt dat hij onder valse voorwendselen ergens naar toe is gebracht en daarna is gegijzeld. [28]
Getuige [getuige 1] overhandigt aan de politie twee vellen papier waarop met de hand is geschreven. [29] Op papier staat onder meer:
ze luisteren mee
ik
praat gewoon
mee met mij
Wat wil je dat we zeggen?
50K zeg dat
het geen probleem
is! zogenaamd
ok jij rijd nu
met mij mee
zogenaamd om geld
op te halen
(…)
als jullie niet
mee werken
vermoorden ze mij
nu!!! [30]
Op 25 februari 2015 constateren verbalisanten dat in de flat aan de [straat 1] te [plaats 1] in de woonkamer twee banken staan. Op de vloerbedekking liggen peuken, restanten van McDonald’s voedsel, nietjes en een aantal nieuwe ongebruikte tie-rips. De huurder van de flat, [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) verklaart dat de nietjes niet zijn eigendom zijn. [31]
[getuige 3] , verklaart diezelfde dag dat hij de sleutels van de flat ongeveer twee weken eerder heeft uitgeleend aan [medeverdachte 1] . [32]
De onder aangever in beslag genomen blauwe Nokia is onderzocht. Hieruit blijkt dat de blauwe Nokia op 9 februari 2015 om 22.52 uur voor het eerst is gebruikt, waarbij een mast in [plaats 1] is aangestraald. De telefoon verplaatst zich via diverse masten naar [plaats 3] . Op 10 februari 2015 om 01.39 uur is er 20 seconden gebeld met [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [getuige 1] . [33] Vanaf 01.51 uur is er ruim 53 minuten gebeld met [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , [34] hetgeen overeenkomt met het tijdstip waarop aangever het pand in [plaats 3] betreedt. [35]
[medeverdachte 1] [36] en verdachte [37] zijn op 10 februari 2015 omstreeks 3.30 uur te [plaats 3] aangehouden in een auto (Toyota Yaris). In deze auto is onder meer een metalen pijp met een lengte van ongeveer 35 centimeter aangetroffen, alsmede een tas met daarin een nietapparaat, twee doosjes nietjes en een losse strip nietjes. [38]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in [plaats 3] was, omdat aangever voor hem geld zou regelen. Hij wil aangever niet alleen laten. Hij krijgt geld van aangever en wil hem niet uit het oog verliezen. [39] [medeverdachte 1] belt met aangever voor een open telefoonverbinding met aangever op het moment dat deze het pand in [plaats 3] binnen gaat. Hij wil bij aangever in de buurt blijven, want aangever was al eens eerder verdwenen. [40]
Bij zijn aanhouding zegt [medeverdachte 1] : “Ik heb die jongens met hem meegestuurd om het geld op te halen. Ik ben zelf niet meegegaan en ben hier gaan wachten op hun”. [41]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard: “Ik was in [plaats 1] . Mijn vriend wilde [slachtoffer] aanspreken, omdat mijn vriend nog geld van hem zou krijgen. Ik ben toen naar [plaats 2] gegaan. Die vriend van mij vroeg of ik mee wilde gaan. Toen waren we daar. Mijn vriend zei tegen [slachtoffer] : ‘Ik wil mijn geld hebben.’ Toen zei [slachtoffer] : ‘Ik wil het oplossen’. We zeiden tegen hem: ‘We beloven dat er niets gaat gebeuren met je, als je het maar oplost.’ [42]
De betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen van aangever
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangever niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het hof verwerpt dat verweer en overweegt daartoe als volgt. De verklaringen van aangever vinden op essentiële punten steun in andere bewijsmiddelen en zijn in essentie consistent. Het door aangever omschreven en op hem toegepaste geweld vindt ondersteuning in het bij hem geconstateerde letsel. Aangever heeft consistent verklaard omtrent de wijze waarop dit letsel is ontstaan. Uit de beschrijving van de camerabeelden van tankstation BP en de beschrijvingen van aangevers letsel door [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte dit letsel reeds had op het tijdstip dat hij vanuit [plaats 1] naar [plaats 3] vertrok. Ook de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen hetgeen aangever verklaart over het letsel. Zij verklaren beiden dat aangever mank liep en [getuige 2] verklaart dat aangever een nietje in zijn shirt had. Daarbij zijn in de auto waarin [medeverdachte 1] en verdachte zijn aangehouden goederen aangetroffen waarvan aangever beschrijft dat deze zijn gebruikt om hem te mishandelen, te weten de nietmachine, twee doosjes nietjes en een losse strip met nietjes, en de ijzeren staaf. Ook zijn in de flat nietjes en tie-rips aangetroffen.
De verklaring van aangever vindt ook ondersteuning in het telefoongesprek tussen hem en [medeverdachte 1] , te weten de open telefoonverbinding in [plaats 3] . De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen dit eveneens. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat op zijn initiatief deze telefoonverbinding tot stand is gekomen en dat hij aangever niet uit het oog wilde verliezen.
Ook op de punten van aangevers verklaringen die niet door de verdediging zijn betwist, heeft aangever betrouwbaar verklaard. Aangever verklaart onder meer dat [medeverdachte 1] de sleutel had van de flat, hetgeen ondersteuning vindt in de verklaring van [getuige 3] , de huurder van de flat. Aangevers verklaring over de locaties waar hij op tijdstippen is geweest met bepaalde personen vindt ondersteuning in de processen-verbaal van het bekijken van de camerabeelden bij de McDonald’s, de flat aan de [straat 1] en het tankstation BP. Dat aangever over andere punten onjuist verklaart is niet in alle door de verdediging genoemde gevallen gebleken dan wel niet dusdanig essentieel dat de gehele verklaring van aangever terzijde dient te worden geschoven. Niet is gebleken dat verdachte bewust zwijgt over de afwezigheid van verdachte, en dat aangever geen actie ondernam bij het tankstation wil immers nog niet zeggen dat zijn verklaring voor het overige onwaar is. Aangever heeft daarbij ook een verklaring gegeven over de reden waarom hij geen actie ondernam.
Dat aangever de enige is die verklaart over wie hem het letsel heeft/hebben toegebracht staat vast. Dat verdachte aanwezig is geweest in de flat, tijdens de rit naar [plaats 3] en dat bij zijn aanhouding goederen zijn aangetroffen die overeenkomen met het letsel van aangever staat echter ook vast. Nu het hof oordeelt dat de verklaringen van aangever op essentiële punten steun vindt in ander bewijs en eveneens dat aangever op hoofdlijnen consistent heeft verklaard, acht het hof de verklaringen van aangever betrouwbaar en zal het hof deze bezigen voor het bewijs, ook voor zover het ziet op het gebruiken van geweld door verdachte.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verklaring van aangever niet voor het bewijs kan worden gebruikt, omdat deze als ‘sole or decisive’ moet worden beschouwd of op zijn minst van ‘considerable weight’ is en aangever niet meer kan worden ondervraagd.
Het hof verwerpt ook dit verweer. Op grond van artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om een getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Indien voor de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft bestaan om een getuige te (doen) ondervragen, kan het gebruik van een door die getuige afgelegde verklaring in strijd zijn artikel 6 van het EVRM. Het gebruik van een ‘untested’ getuigenverklaring levert evenwel niet automatisch een schending van artikel 6 van het EVRM op. Volgens het EHRM dient de rechter te beoordelen:
“(i) whether there was a good reason for the non-attendance of the witness and, consequently, for the admission of the absent witness's untested statements as evidence;
(ii) whether the evidence of the absent witness was the sole or decisive basis for the defendant's conviction; and
(iii) whether there were sufficient counterbalancing factors, including strong procedural safeguards, to compensate for the handicaps caused to the defense as a result of the admission of the untested evidence and to ensure that the trial, judged as a whole, was fair.”
In de onderhavige zaak heeft de mogelijkheid voor de verdediging om aangever te ondervragen ontbroken omdat aangever is overleden. Het hof is echter van oordeel dat de verklaringen van aangever in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals het hof hiervoor reeds uiteen heeft gezet. Nu het hof heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is en het oordeel van het hof aldus niet in uitsluitend of in beslissende mate op de verklaringen van aangever is gebaseerd, is compensatie niet aan de orde. Anders dan de raadsman heeft betoogd, noopt de rechtspraak van het EHRM niet tot een vergelijkbare, specifieke motiveringsverplichting met betrekking tot de genoemde compensatie in het geval dat de verklaring van een getuige niet in de hiervoor bedoelde zin ‘beslissend’ is voor de bewezenverklaring, maar daaraan wel ‘significant weight’ toekomt (HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:123).
Verzoek
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdediging opnieuw verzocht getuige [getuige 3] te horen, om hem nader te kunnen ondervragen over de vraag of er een stoel aanwezig was in de flat aan de [straat 1] .
Het hof overweegt dat het hof, net als de rechtbank, verdachte vrij zal spreken van het vastbinden op een stoel en dat de verdediging om die reden geen belang heeft bij het horen van getuige [getuige 3] . Het hof zal het verzoek afwijzen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 8 tot en met 10 februari 2015, te [plaats 1]
, [plaats 2]en
/of[plaats 3] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van
(een of meer)geldbedragen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),met een
of meer van zijnmededader
), althans alleen,
- die [slachtoffer] in [plaats 2] heeft (op)gezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in [plaats 1] , en/of
- die [slachtoffer] in die flat/woning heeft
(vast)gehouden
en/of op/aan een stoel (met handboeien) heeft geboeiden een of meer tie-rip(s) om de arm(en
) en/of be(e)n(en)heeft gedaan
en/of de mond (met plakband) heeft afgeplakt,en
/of
- die [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en
/of(een) sigarettenpeuk(en) op de buik
en/of achter een oorvan die [slachtoffer] heeft uitgedrukt en
/of
-
op dreigende toontegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
hij/zij geld van hem wilden
hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf
, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën heeft geslagen en
/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer]
in/op/aan zijn lichaam heeft (vast)geniet en
/of (althans) een of meernietjes op die [slachtoffer] heeft afgeschoten, en
/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- (daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto heeft meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in [plaats 3] ,
- (aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie heeft geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was, althans niet durfde, weg te gaan en/of zich er aan te onttrekken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
in
of omstreeksde periode van
89 tot en met 10 februari 2015 te [plaats 1] ,
[plaats 2]en/
of[plaats 3] ,
in elk geval in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/
ofberoofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en
/ofzijn
/hunmededader
(s)
- die [slachtoffer] in [plaats 2] opgezocht en/of in een auto laten plaatsnemen en/of (vervolgens) meegenomen, althans vervoerd, naar een flat/woning in [plaats 1] , en/of
- die [slachtoffer] (in die flat/woning)
(vast)gehouden en
/of op/aan een stoel (met handboeiFsen) geboeid en/ofeen of meer tie-rip(s) om de arm(en)
en/of be(e)n(en)gedaan
en/of de mond (met plakband) afgeplakt,en (vervolgens)
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht/hoofd geslagen en/
ofsigarettenpeuk(en) op de buik
en/of achter een oorvan die [slachtoffer] uitgedrukt en
/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een ijzeren staaf
, althans een hard voorwerp, in/op/tegen de knieën geslagen en
/of
- met een nietapparaat het shirt van die [slachtoffer]
in/op/aan zijn lichaam (vast)geniet en/
of (althans) een of meernietjes op die [slachtoffer] afgeschoten, en
/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] gezet en/of
- (daarbij) op dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij hem invalide wilde(n) maken en/of zijn benen wilde(n) breken en/of de nagel(s) uit zijn vinger(s) wilde(n) trekken, en/of kokend water over hem heen zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (soort) doek om de keel van die [slachtoffer] gedaan en/of (vervolgens) aangetrokken (gehouden), tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen/onvoldoende adem kreeg en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een auto meegenomen/vervoerd naar een kantoor/pand in [plaats 3] , en
/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] zodanig dreigende situatie geschapen dat die [slachtoffer] niet in staat was,
althans niet durfde, weg te gaan en/ofzich er aan te onttrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte, mede gelet op het tijdsverloop, een gevangenisstraf van 10 maanden zal worden opgelegd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gelet op de rol van verdachte, het tijdsverloop, zijn leeftijd ten tijde van het bewezenverklaarde, het effect dat het afwachten op verdachte heeft gehad en zijn persoonlijke omstandigheden, te volstaan met een taakstraf, gecombineerd met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overschrijdt.
Het hof overweegt als volgt. Verdachte heeft met een ander aangever, vanwege een financieel geschil, getracht af te persen en van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Aangever is hierbij geslagen in het gezicht, geslagen met een staaf tegen zijn knieën, er is een sigarettenpeuk op hem uitgedrukt, er zijn nietjes in zijn lichaam geniet en er zijn tie-rips om zijn armen gedaan. Aangever is bijna twaalf uur in een flat gehouden en daarna onder toezicht vervoerd naar [plaats 3] waar hij uiteindelijk aan verdachten wist te ontkomen. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van aangever. Bovendien had hij enkel oog voor zijn eigen financieel gewin, terwijl de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 september 2024, in 2012 is veroordeeld voor mishandeling. Ook heeft het hof acht geslagen op de verdachte betreffende reclasseringsrapporten van 1 juni 2015, 1 november 2016, 29 oktober 2019 en 8 oktober 2024, en hetgeen ter terechtzitting van het hof omtrent de persoon van verdachte naar voren is gebracht, te weten dat het thans goed gaat met verdachte, dat hij inmiddels een succesvolle ondernemer is en dat hij niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Het hof zal aan verdachte en zijn medeverdachte dezelfde straf opleggen gelet op de inwisselbaarheid van hun rollen. Beiden waren immers van begin tot eind betrokken bij de bewezenverklaarde feiten en beiden hebben tegen aangever geweld gebruikt.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden in twee instanties. De termijn heeft een aanvang genomen vanaf de ‘criminal charge’, te weten de inverzekeringstelling op 10 februari 2015, en eindigde in eerste aanleg op 8 maart 2018. In eerste aanleg is de termijn aldus voor een periode van een jaar en een maand overschreden. In hoger beroep nam de termijn een aanvang op 21 maart 2018, de datum waarop namens verdachte hoger beroep is ingesteld, en eindigt de termijn op de datum van de uitspraak, te weten 13 november 2024. In hoger beroep is dus sprake van een overschrijding van vier jaar en acht maanden.
Nu de redelijke termijn in dusdanige mate is overschreden ziet het hof aanleiding voor een andere strafmodaliteit en strafduur dan door de advocaat-generaal is gevorderd en door de rechtbank is opgelegd. Gelet op de ernst van het feit acht het hof een lange en onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechtbank is opgelegd in beginsel passend en geboden, maar zal het hof wegens de forse overschrijding van de redelijke termijn die straf slechts onvoorwaardelijk opleggen voor zover die straf de duur van het voorarrest niet te boven gaat. Het hof zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen, waarvan 405 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof zal verdachte daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
450 (vierhonderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
405 (vierhonderdvijf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 13 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, genummerd 2015040268, gesloten en getekend op 29 april 2015 door [verbalisant 1] , verbalisant bij politie Noord-Nederland, Recherche district [plaats 1] , tenzij anders vermeld. Het betreft telkens een zakelijke weergave.
2.Proces-verbaal aangifte 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 324 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
3.Proces-verbaal verhoor aangever 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 326 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
4.Proces-verbaal van bevindingen 26 februari 2015 (als bijlage op pagina 419 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , en [verbalisant 4] .
5.Proces-verbaal verhoor aangever 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 326 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
6.Proces-verbaal verhoor aangever 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 326 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
7.Proces-verbaal van bevindingen 13 april 2015 (als bijlage op pagina 660 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 5] .
8.Proces-verbaal verhoor aangever 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 326 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
9.Proces-verbaal verhoor aangever 17 februari 2015 (als bijlage op pagina 332 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
10.Proces-verbaal verhoor aangever 17 februari 2015 (als bijlage op pagina 332 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
11.Proces-verbaal verhoor aangever 17 februari 2015 (als bijlage op pagina 332 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
12.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden MacDonalds [locatie] 13 februari 2015 (als bijlage op pagina 644 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 6] .
13.Proces-verbaal van bevindingen 13 april 2015 (als bijlage op pagina 660 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 5] .
14.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden BP 13 april 2015 (als bijlage op pagina 650 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 6] .
15.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 193 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] .
16.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 158 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] .
17.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 33 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] .
18.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 108 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] .
19.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden BP aanvulling 18 maart 2015 (als bijlage op pagina 453 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 6] en proces-verbaal sporenonderzoek 16 februari 2015 (als bijlage op pagina 546 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 16] .
20.Proces-verbaal van bevindingen 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 441 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] .
21.Proces-verbaal van bevindingen 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 412 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] .
22.Letselrapportage 24 april 2015, (als bijlage op pagina 392 e.v. van voornoemd proces-verbaal) opgemaakt door drs. [naam] , werkzaam als forensisch arts FMG.
23.Letselrapportage 24 april 2015, (als bijlage op pagina 392 e.v. van voornoemd proces-verbaal) opgemaakt door drs. [naam] , werkzaam als forensisch arts FMG.
24.Proces-verbaal van bevindingen 13 februari 2015 (als bijlage op pagina 459 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] .
25.Proces-verbaal verhoor getuige 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 507 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
26.Proces-verbaal verhoor getuige 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 501 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
27.Proces-verbaal verhoor getuige 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 514 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
28.Proces-verbaal verhoor getuige 4 maart 2015 (als bijlage op pagina 509 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
29.Proces-verbaal van bevindingen 13 februari 2015 (als bijlage op pagina 459 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] .
30.Proces-verbaal van bevindingen 13 februari 2015 (als bijlage op pagina 459 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] .
31.Proces-verbaal van bevindingen 26 februari 2015 (als bijlage op pagina 419 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
32.Proces-verbaal verhoor getuige 25 februari 2015 (als bijlage op pagina 495 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 3] .
33.Proces-verbaal verhoor getuige 4 maart 2015 (als bijlage op pagina 509 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
34.Proces-verbaal verhoor verdachte 12 maart 2015 (als bijlage op pagina 66 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
35.Proces-verbaal van bevindingen 14 april 2015 (als bijlage op pagina 679 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] .
36.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 33 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] .
37.Proces-verbaal van aanhouding 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 108 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] .
38.Proces-verbaal sporenonderzoek 20 februari 2015 (als bijlage op pagina 585 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 21] .
39.Proces-verbaal verhoor verdachte 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 44 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
40.Proces-verbaal verhoor verdachte 11 februari 2015 (als bijlage op pagina 44 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
41.Proces-verbaal van bevindingen 10 februari 2015 (als bijlage op pagina 105 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 11] .
42.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 13 februari 2015.