Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens vordering in het incident
- het bericht van mr. Straus van 13 augustus 2024 met producties 66 tot en met 104
- de conclusie van antwoord in het incident met producties 84 tot en met 96.
2.De kern van de zaak
- voor recht verklaard dat de besluiten van 16 juli 2021 van SSF nietig zijn, behalve het besluit van die datum waarbij [appellant] voor drie maanden is geschorst;
- [appellant] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde1] c.s. begroot op € 314,00 aan vast recht en € 1.228,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief II);
- [appellant] veroordeeld tot betaling aan SSF van € 115.651,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [appellant] veroordeeld tot betaling aan SSF van € 19.057,50 (90% van € 21.175,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [appellant] verboden om middellijk dan wel onmiddellijk werkzaam te zijn onder de handelsnaam ‘SSA’ dan wel ‘Secure Software Alliance’, om een onderneming of rechtspersoon op te richten die deze namen gebruikt als statutaire naam of handelsnaam en om het logo van de Stichting Secure Software Alliance te gebruiken, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 voor elke dag dat deze overtreding voortduurt, met een maximum van € 200.000,00;
- [appellant] veroordeeld in de proceskosten, tot aan het vonnis van 1 mei 2024 aan de zijde van SSF begroot op € 3.858,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief V).
3.Het oordeel van het hof
zo nodig in goede justitie te bepalen verstrekken van zekerheid in de vorm van een bankgarantie”. Voor zover [appellant] daarmee heeft beoogd een vordering tot zekerheidstelling ex artikel 235 Rv in te stellen, zal het hof daaraan voorbij gaan. [appellant] heeft die vordering in dat geval namelijk onvoldoende duidelijk geformuleerd en ook in het geheel niet toegelicht. Uit de conclusie van antwoord in het incident van [geïntimeerde1] c.s. valt verder af te leiden dat [geïntimeerde1] c.s. de vordering ook niet in die zin heeft begrepen. Voor zover [appellant] bedoelt dat hij een bankgarantie wil stellen in plaats van te voldoen aan de betalingsverplichtingen aan SSF die uit de veroordelingen door de rechtbank in reconventie voortvloeien, zoals [geïntimeerde1] c.s. heeft begrepen, geldt dat een bankgarantie onvoldoende recht zou doen aan het belang van SSF het vonnis meteen te kunnen uitvoeren en daardoor geld te ontvangen, daargelaten dat [appellant] de voorwaarden voor zo’n bankgarantie en zijn mogelijkheid tot het verkrijgen ervan niet heeft toegelicht. Dit deel van de incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.