Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
4.De slotsom
16 april 2019voor memorie van antwoord;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, ingesteld door Keers Mijdrecht B.V. Het hof oordeelt dat het niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering, omdat deze strijdig is met de goede procesorde. Keers had eerder in een executiegeschil, op basis van dezelfde argumenten, vergeefs geprobeerd de executie te schorsen. Het hof stelt vast dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank had eerder Keers veroordeeld tot betaling van € 33.000,- aan de geïntimeerde, die uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Keers heeft in het incident een restitutierisico aangevoerd, maar het hof oordeelt dat dit niet voldoende is om de vordering opnieuw te beoordelen. Het hof wijst de incidentele vordering af en veroordeelt Keers in de kosten van het incident, vastgesteld op € 1.074,- voor salaris van de advocaat. De hoofdzaak staat op de rol voor memorie van antwoord op 16 april 2019.