ECLI:NL:GHARL:2024:6224
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Burengeschil over verwijdering en snoeien van bomen en heesters met betrekking tot onrechtmatige hinder en verjaringsverweer
In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep over de verwijdering en het snoeien van bomen en heesters. De appellant, die achterbuur is van de geïntimeerden, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de vorderingen van de geïntimeerden grotendeels had toegewezen. De geïntimeerden stelden dat de bomen en heesters van de appellant overlast veroorzaakten en te dicht bij de erfgrens stonden. De appellant voerde aan dat de bomen al meer dan twintig jaar stonden, waardoor er sprake zou zijn van verjaring.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2024 heeft het hof de partijen gevraagd om opnieuw arrest te wijzen. Het hof heeft in deze tussenuitspraak een bewijsopdracht gegeven aan de appellant met betrekking tot de Oostenrijkse den en de fijnspar, om te bepalen of deze bomen moeten worden verwijderd. Het hof heeft tevens besloten dat de cypressen moeten worden verwijderd en dat de Oostenrijkse den en de beuk gesnoeid moeten worden. De dwangsom die aan de appellant was opgelegd, is beperkt tot een maximum van € 50.000,-. Het hof heeft verder aangegeven dat de verdere beslissingen in deze zaak aanhouden, en dat de appellant moet bewijzen dat de Oostenrijkse den en de fijnspar al sinds 6 april 2001 op hun huidige plek staan en boven de erfafscheiding uitsteken.
De uitspraak benadrukt de juridische aspecten van onrechtmatige hinder en de regels omtrent de afstand van bomen tot de erfgrens, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en de noodzaak van onderhoud aan de bomen en heesters benadrukt, evenals de gevolgen van het niet naleven van eerdere rechterlijke uitspraken.