In deze zaak heeft de vennootschap Enki-Ptah Respect S.R.O., gevestigd in Slowakije, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel. De voorzieningenrechter had op 23 oktober 2023 een kort geding behandeld waarin Enki vorderingen had ingesteld tegen de Stichting Administratiekantoor Groep en een andere gedaagde, met betrekking tot het aftreden van de bestuurder van de STAK, de inschrijving van een nieuwe bestuurder, en de verstrekking van administratie. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Enki af, omdat er geen sprake was van 'Closing' in de zin van de overeenkomst op hoofdlijnen (OOH) die tussen partijen was gesloten. Enki stelde dat de bestuurder van de STAK, [geïntimeerde2], op grond van de OOH verplicht was af te treden, maar [geïntimeerde2] betwistte dit en had zelf een verzoek tot ontbinding van de STAK ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 14 augustus 2024 heeft het hof de zaak beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vorderingen van Enki niet toewijsbaar waren, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de bodemrechter tot toewijzing van de vorderingen zou komen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde Enki tot betaling van de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een onafhankelijke opvolgend bestuurder en de rol van de rechter in het beoordelen van de rechtsgeldigheid van de benoeming van bestuurders.