Uitspraak
[naam1]
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak betreft het een vervolg op een hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak is aanhangig gemaakt door Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., die in eerste instantie als gedaagde optrad. Na het verwijzingsarrest van de Hoge Raad op 16 februari 2024 heeft Nationale-Nederlanden de geïntimeerde, die voorheen onder een andere naam handelde, gedagvaard om bij het gerechtshof te verschijnen. De geïntimeerde is echter niet verschenen op de zitting.
Nationale-Nederlanden heeft een memorie ingediend in de procedure na cassatie en verwijzing, vergezeld van één productie. Het hof heeft vastgesteld dat het exploot van dagvaarding een onjuiste mededeling bevatte over het griffierecht dat geheven zou worden na cassatie en verwijzing. Het hof oordeelt dat de procedure na cassatie en verwijzing geen zelfstandige instantie is, maar een voortzetting van de eerdere appelinstantie. Dit betekent dat de geïntimeerde niet opnieuw griffierecht hoeft te betalen, wat mogelijk heeft geleid tot zijn afwezigheid.
Het hof heeft besloten dat Nationale-Nederlanden in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek in het exploot van dagvaarding te herstellen. De nieuwe roldatum is vastgesteld op 24 september 2024, en Nationale-Nederlanden moet deze datum aan de geïntimeerde aanzeggen met het herstel van het gebrek en oproeping om verder te procederen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.