ECLI:NL:GHARL:2024:5466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
200.341.068
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg hoger beroep na verwijzing met onjuiste mededeling over griffierecht

In deze zaak betreft het een vervolg op een hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak is aanhangig gemaakt door Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., die in eerste instantie als gedaagde optrad. Na het verwijzingsarrest van de Hoge Raad op 16 februari 2024 heeft Nationale-Nederlanden de geïntimeerde, die voorheen onder een andere naam handelde, gedagvaard om bij het gerechtshof te verschijnen. De geïntimeerde is echter niet verschenen op de zitting.

Nationale-Nederlanden heeft een memorie ingediend in de procedure na cassatie en verwijzing, vergezeld van één productie. Het hof heeft vastgesteld dat het exploot van dagvaarding een onjuiste mededeling bevatte over het griffierecht dat geheven zou worden na cassatie en verwijzing. Het hof oordeelt dat de procedure na cassatie en verwijzing geen zelfstandige instantie is, maar een voortzetting van de eerdere appelinstantie. Dit betekent dat de geïntimeerde niet opnieuw griffierecht hoeft te betalen, wat mogelijk heeft geleid tot zijn afwezigheid.

Het hof heeft besloten dat Nationale-Nederlanden in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek in het exploot van dagvaarding te herstellen. De nieuwe roldatum is vastgesteld op 24 september 2024, en Nationale-Nederlanden moet deze datum aan de geïntimeerde aanzeggen met het herstel van het gebrek en oproeping om verder te procederen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.341.068
zaaknummers bij vorige instanties:
rechtbank Zeeland-West-Brabant 373863
gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 200.293.181
Hoge Raad 22/03274
arrest na verwijzing van 27 augustus 2024
in de vrijwaringszaak van
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.
die is gevestigd in Den Haag
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Nationale-Nederlanden
advocaat: mr. E.A.L. van Emden
tegen
[geïntimeerde]
voorheen handelend onder de naam
[naam1]
die woont in [woonplaats1]
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [geïntimeerde]
na verwijzing niet verschenen

1.Het (verdere) verloop van de procedure in hoger beroep na verwijzing

1.1
Na het verwijzingsarrest van de Hoge Raad van 16 februari 2024 heeft Nationale-Nederlanden dat arrest aan [geïntimeerde] betekend en hem gedagvaard om bij dit (verwijzings)hof te verschijnen voor de verdere behandeling van de zaak.
1.2
[geïntimeerde] is hierop niet bij dit hof verschenen.
1.3
Nationale-Nederlanden heeft een memorie in de procedure na cassatie en verwijzing genomen met één productie.
1.4
Hierna heeft Nationale-Nederlanden haar procesdossier aan het hof overgelegd en gevraagd arrest te wijzen.

2.Het oordeel van het hof

2.1
Het exploot van dagvaarding vermeldt, kennelijk op de voet van artikel 111 lid 2, aanhef en onder k. Rv, de mededeling dat na cassatie en verwijzing van [geïntimeerde] bij verschijning bij dit (verwijzings)hof griffierecht zal worden geheven.
2.2
Dit is onjuist. De procedure na cassatie en verwijzing is niet een zelfstandige instantie met een eigen procesgang, maar vormt de voortzetting van de, door de vernietiging onvoltooide, appelinstantie die voorafging aan het cassatiegeding [1] . Daarin past dan niet dat een procespartij na verwijzing voor de voortzetting van de appelinstantie opnieuw griffierecht zou moeten betalen. Die onjuiste mededeling kan er bij [geïntimeerde] , aan wie de dagvaarding was betekend, toe hebben geleid dat hij om die reden niet is verschenen. Het gebrek in het exploot van dagvaarding kan alsnog bij exploot worden hersteld. Daartoe zal Nationale-Nederlanden in de gelegenheid worden gesteld.
2.3
Iedere verdere beslissing moet worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1
bepaalt als nieuwe roldatum 24 september 2024;
3.2
beveelt aan Nationale-Nederlanden dat zij deze roldatum bij exploot aan [geïntimeerde] aanzegt met herstel van het hiervoor aangemerkte gebrek en met oproeping van [geïntimeerde] om verder te procederen in antwoord op de inmiddels genomen memorie;
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, J. Sap en A.W. Steeg, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 424 Rv en onder meer HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1818