ECLI:NL:GHARL:2024:5453
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onderverhuur van verpachte woning en pachtprijsregelgeving
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderverhuur van een verpachte woning door [geïntimeerde sub 1] aan [huurder] c.s. en de vraag of [geïntimeerde sub 1] een hogere pacht moet betalen aan Monumenten Bezit. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de pachtkamer in Gouda, waarin de vorderingen van Monumenten Bezit tot ontbinding van de pachtovereenkomst werden afgewezen. Het hof oordeelt dat er geen grondslag is voor de vordering van Monumenten Bezit om het meerdere van de huur boven de pachtpenningen te vorderen, omdat er geen expliciete afspraken zijn gemaakt over een dergelijke afdracht. Het hof wijst ook de vordering van Monumenten Bezit af die betrekking heeft op de ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde sub 1]. Het hof concludeert dat de toestemming van [verpachtster] voor de onderverhuur niet leidt tot een verplichting voor [geïntimeerde sub 1] om het verschil tussen huur en pacht te betalen. Daarnaast wordt de vordering van [geïntimeerde] c.s. om de eigendom van het gepachte te verkrijgen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat Monumenten Bezit onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de pachtkamer en veroordeelt Monumenten Bezit tot betaling van proceskosten aan [geïntimeerde sub 1].