In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, die onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling en verzocht het hof om de oorspronkelijke regeling van 9 juli 2020 te herstellen. De vader, met wie de minderjarige feitelijk verblijft, steunde de GI in het verzoek om wijziging van de zorgregeling.
De procedure begon met een verzoek van de GI aan de kinderrechter om de zorgregeling te wijzigen, wat leidde tot een bestreden beschikking op 8 februari 2024. De kinderrechter had de zorgregeling gewijzigd, maar het hof oordeelde dat de bestreden beschikking niet kon worden toegewezen. Het hof stelde vast dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige nog steeds bij de moeder was en dat de GI niet had verzocht om een machtiging uithuisplaatsing, wat noodzakelijk was gezien de feitelijke situatie. Het hof concludeerde dat de GI de zorgregeling niet kon wijzigen zonder een formele uithuisplaatsing.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de GI tot wijziging van de zorgregeling afgewezen. De beslissing benadrukt het belang van een formele procedure bij wijzigingen in de zorgregeling en de rechten van de moeder in deze context.