In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2024, betreft het een leerplichtzaak waarin de verdachte, die het gezag uitoefent over haar dochter, wordt beschuldigd van het niet voldoen aan de inschrijvingsplicht onder de Leerplichtwet 1969. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter, die haar had veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis. De verdachte stelde dat zij een beroep deed op vrijstelling van de inschrijvingsplicht, omdat zij geen school kon vinden die voldeed aan de behoeften van haar dochter. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed, aangezien haar dochter in het jaar voorafgaand aan het beroep op vrijstelling was ingeschreven op een school. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, afgewezen en in plaats daarvan een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij de relevante artikelen van de Leerplichtwet 1969 en het Wetboek van Strafrecht toegepast en benadrukt dat de inschrijvingsplicht van ouders essentieel is voor het recht op onderwijs van kinderen.