In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurcontract tussen [naam1], vertegenwoordigd door de Groningse Kredietbank (GKB), en Christelijke Woningstichting Patrimonium. De zaak betreft de ontbinding van het huurcontract van [naam1] wegens overlast die hij zou hebben veroorzaakt voor de bewoners van de naastgelegen woningen. De kantonrechter had eerder op 31 oktober 2023 de huurovereenkomst ontbonden en [naam1] veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij [naam1] zijn bezwaren tegen de ontbinding en de proceskostenveroordeling naar voren heeft gebracht.
Het hof heeft vastgesteld dat [naam1] sinds 28 mei 2018 onder beschermingsbewind staat en dat hij in augustus 2020 een sociale huurwoning heeft betrokken. Gedurende zijn verblijf zijn er herhaaldelijk klachten binnengekomen van zijn bovenburen over geluidsoverlast, waaronder luide muziek en luidruchtig bezoek. Ondanks waarschuwingen en gedragsaanwijzingen van Patrimonium heeft [naam1] geen verbetering in zijn gedrag laten zien. Het hof oordeelt dat de overlast die [naam1] heeft veroorzaakt, een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder oplevert, en dat deze tekortkoming zo ernstig is dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt GKB tot betaling van de proceskosten van Patrimonium. De kosten moeten binnen 14 dagen na de uitspraak worden betaald, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Het hof wijst verder alle andere vorderingen van [naam1] af.